Onderwijs

Stamppot boerenkool

Veertig jaar geleden ving Adriana Lindeijer haar eerste buitenlandse studentengezinnen op. Ver weg van hun vaak warme vaderland, kwijnden vooral de vrouwen weg in het koude Delft.

Tot ze Lindeijer en haar medevrijwilligers van de International Neighbourgroup Delft ontmoetten. Heimwee veranderde in een Hollands feest met stamppot wortelen. In april kreeg de negentigjarige Lindeijer een koninklijke onderscheiding voor haar vrijwilligerswerk.

Hoe beroerd was de situatie van buitenlandse postacademische studenten eigenlijk?

“Voordat we de International Neighbourgroup Delft oprichtten, zaten deze mensen dagenlang alleen op hun kamertje. Vaak met hun vrouw en een aantal kinderen. De eerste mensen kwamen uit ontwikkelingslanden, en zaten ineens in een vreselijk koud land, waar ze de taal niet spraken. De vrouwen konden sowieso geen enkele andere taal spreken. De muren kwamen op hen af, omdat ze niet wisten wat ze meemaakten als ze naar buiten gingen. En als ze wilden koken, begrepen ze niets van de tekst op de verpakkingen in de supermarkt.”

Hoe hielpen jullie deze mensen?

“We namen ze bijvoorbeeld mee naar de supermarkt. Dan gingen we op een maandag, terwijl de winkel nog dicht was, naar Albert Heijn voor een rondleiding. Zodat we ze precies konden uitleggen wat er op de pakken stond, en waar alles voor diende. Maar veel vrouwen wilden alleen maar spullen hebben die ze al kenden. En veertig jaar geleden lag de supermarkt nog niet vol met speciale producten. Toen had je in de winter alleen standaard Hollandse groenten als wortelen en boerenkool.”

Dus gingen ze noodgedwongen aan de stamppot?

“Ze vonden het allemaal heerlijk. We hebben ze ook veel kooklessen gegeven met Nederlandse groenten, en pannenkoeken met hen gebakken. Dat vonden ze ook altijd erg leuk. We hadden een tijdje een Indiase familie in huis. Zij aten alles met hun handen. Op een avond hadden we yoghurt. Ik zag mijn man kijken met een blik van ‘ik ben benieuwd hoe ze dit gaan doen’. Maar de Indiase man gaf geen kik. Hij maakte een soort kommetje van zijn hand, en lepelde de yoghurt zo naar binnen. ‘Je zit naar mij te staren’ zei hij tegen mijn man.”

Wat deden jullie nog meer om promovendi zich thuis te laten voelen?

“We hielden echte Hollandse koffieochtenden, zodat de mensen elkaar beter konden leren kennen en tegelijkertijd de Nederlandse gewoonten leerden. In een Hollands huis. We namen ze ook mee naar de Keukenhof, en we vierden kerst en Sinterklaas met ze. Vooral hun kinderen waren daar dol op, ze namen dat gebruik meteen over. Ik gaf ook veel mensen Nederlandse les. Eén Japans meisje was heel fanatiek. Ze woonde in Delft, maar ging iedere dag naar Leiden voor haar studie. Haar man werkte op de TU. Zij wilde heel graag beter Nederlands leren praten. Als ze dan een hele dag in Leiden was geweest, kwam ze nog op haar fietsje naar Zweth, waar ik woon, voor conversatielessen. Dan las ik tot half zeven met haar in Nederlandse kinderboeken. Ik kreeg een theeceremonie als dank, en een verjaardagskaart. In het Nederlands.”

Welke buitenlandse promovendi springen er voor u uit?

“Een vrouw uit Afghanistan zal ik nooit vergeten. Haar man studeerde in Delft, maar had haar dit nooit verteld. Toch is ze er door eigen speurwerk achtergekomen dat hij in Delft zat. Ze kocht een enkeltje Delft en stond ineens voor zijn neus, zwanger en al. Over haar arm droeg ze een baal bontjassen om te verkopen als ze in geldnood zou komen. Wij hebben toen haar hele babyuitzet bij elkaar gescharreld. Dat soort verhalen vergeet je nooit.”

Wat heeft u zelf geleerd van al die jaren gastvrouwschap?

“Ik ben mijn eigen land enorm gaan waarderen. Zoveel landen kennen grote problemen. Het leven in Japan is bijvoorbeeld erg gestrest en prestatiegericht. Dat levert enorme problemen op voor mensen die niet aan die norm kunnen voldoen. Zulke mensen hebben een heerlijke, ontspannen tijd in Nederland. Als je dat weet, besef je dat je geluk hebt dat je in dit land mag wonen. Dat is niet het enige wat ik heb geleerd. Door het gastvrouwschap maak je de leefwereld van de buitenlandse studentengezinnen groter. Je laat ze op een ongedwongen manier kennismaken met de Nederlandse cultuur en Nederlandse mensen. Maar ook jouw eigen wereld wordt groter door al die verschillende culturen. Het verbreedt je horizon. Je krijgt er een veel ruimere blik door.”

Hoe heeft het uw blik verruimd?

“Je leert dat, hoewel mensen een andere cultuur hebben, zij dezelfde gevoelens hebben als jij. Dat is iets universeels. Tijdens de oorlog heb ik in een vrouwenkamp gezeten in Indonesië. Mijn man heeft ook drie jaar in een kamp gezeten. Wij waren door al die ervaringen niet zo kien om Japanners te ontmoeten. Doordat wij Japanners als gast hadden, kregen we een heel ander beeld van dat land en haar inwoners. Mijn man is een aantal jaren geleden overleden. Samen met mijn zoon ben ik toen naar Japan geweest, om de plek te bekijken waar mijn man in de oorlog had gezeten. Mijn Japanse gasten vroegen naderhand waarom ik in hun land geweest was, en natuurlijk moet je er dan over vertellen. Ze bleken erg weinig van hun oorlogsverleden te weten. Op de scholen wordt het angstvallig verzwegen. Mijn Japanse gasten vertelden het door aan vrienden en vroegen mij uiteindelijk of ik een lezing over het onderwerp wilde houden. Ze waren wel benauwd voor nare, vervelende verhalen, maar toch benieuwd hoe het geweest was. Na die lezing hebben ze meteen een oproep gedaan om het kampdagboek van mijn man in het Japans te vertalen. Het is in 2000 gepubliceerd en wordt in het noorden van Japan veel gelezen. De contacten met mijn Japanse gasten via International Neighbourgroup Delft zijn daarom heel belangrijk voor mij geweest. Ik heb van de Japanners geleerd dat het goed is om je eigen gevoelens altijd te blijven onderzoeken.”

Is de International Neighbourgroup Delft door de komst van de globalisering niet een beetje overbodig geworden?

“Ik vind van niet. Natuurlijk zijn mensen tegenwoordig een stuk zelfstandiger geworden. Door de komst van internet hoef je ze niet echt meer wegwijs te maken. En hulp in de supermarkt is ook niet meer nodig. Toch denk ik dat wij nog lang niet overbodig zijn. Wij bieden mensen een handreiking naar de Nederlandse samenleving. Als je altijd omgaat met mensen van je werk, moet je altijd in acht houden met wie je praat en hoe je doet. En veel contacten die buitenlandse studenten hebben, zijn via het werk. Op die manier blijf je toch altijd een beetje ‘de vreemdeling’. Bij ons kom je los van het werk en ben je samen met andere buitenlanders onder de Nederlanders. Vroeger kregen we de adressen van de buitenlandse werknemers door. Nu is er geen centraal punt meer. Dat is wel begrijpelijk omdat het allemaal veel groter en onoverzichtelijker is geworden, maar ook jammer. Want we horen nog heel vaak: ‘ik ben hier nu al een jaar. Had ik maar eerder van jullie gehoord.'”

Bent u trots op uw lintje?

“Ik had het totaal niet verwacht. Je moet er zoveel voor doen om een koninklijke onderscheiding te krijgen. Ik had niet gedacht dat ik daarvoor in aanmerking zou komen. Maar ik hoop dat mijn lintje het vrijwilligerswerk van de International Neighbourgroup Delft in het zonnetje zet. Want alleen krijg je dit niet voor elkaar.”

U klinkt erg bescheiden.

“Maar stiekem ben ik natuurlijk ook heel blij. Want ergens ben je toch bang dat mensen dit werk alleen maar zien als een vervanging van de tennisbaan. Alsof je dit werk uit verveling doet, om jezelf te plezieren. Natuurlijk heb ik er veel lol aan beleefd, maar ik heb dit werk al die jaren voornamelijk gedaan om buitenlanders op weg te helpen. Als je niet meer hebt gezien dan die vier muren, is de wereld heel vijandelijk. En het is letterlijk een wereld van verschil, als je naar buiten komt. Ik ben blij dat ik daarbij heb kunnen helpen.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
WIE IS ADRIE LINDEIJER?

Adrie Lindeijer (1916) is vanaf de oprichting van de International Neighbourgroup Delft gastvrouw voor buitenlandse studenten en postacademische cursisten van de TU Delft. Veertig jaar geleden gaf ze haar eerste kookles, leerde ze de gasten Nederlands en nam ze hen mee op sleeptouw door heel Nederland. Bij ruimtegebrek nam Lindeijer ook geregeld zelf gasten in huis. Sinds 2000 houdt Lindeijer voordrachten op Japanse scholen naar aanleiding van het vertaalde kampdagboek van haar man. Ze vertelt de leerlingen over de kampervaringen tijdens de oorlog om hen kennis te laten maken met het verdrongen verleden van Japan. Lindeijer is actief geweest in het montessori-onderwijs in Delft en de Evangelisch-Lutherse Gemeente. Voor haar vrijwilligerswerk kreeg ze in april een koninklijke onderscheiding. Ze werd Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Hoe beroerd was de situatie van buitenlandse postacademische studenten eigenlijk?

“Voordat we de International Neighbourgroup Delft oprichtten, zaten deze mensen dagenlang alleen op hun kamertje. Vaak met hun vrouw en een aantal kinderen. De eerste mensen kwamen uit ontwikkelingslanden, en zaten ineens in een vreselijk koud land, waar ze de taal niet spraken. De vrouwen konden sowieso geen enkele andere taal spreken. De muren kwamen op hen af, omdat ze niet wisten wat ze meemaakten als ze naar buiten gingen. En als ze wilden koken, begrepen ze niets van de tekst op de verpakkingen in de supermarkt.”

Hoe hielpen jullie deze mensen?

“We namen ze bijvoorbeeld mee naar de supermarkt. Dan gingen we op een maandag, terwijl de winkel nog dicht was, naar Albert Heijn voor een rondleiding. Zodat we ze precies konden uitleggen wat er op de pakken stond, en waar alles voor diende. Maar veel vrouwen wilden alleen maar spullen hebben die ze al kenden. En veertig jaar geleden lag de supermarkt nog niet vol met speciale producten. Toen had je in de winter alleen standaard Hollandse groenten als wortelen en boerenkool.”

Dus gingen ze noodgedwongen aan de stamppot?

“Ze vonden het allemaal heerlijk. We hebben ze ook veel kooklessen gegeven met Nederlandse groenten, en pannenkoeken met hen gebakken. Dat vonden ze ook altijd erg leuk. We hadden een tijdje een Indiase familie in huis. Zij aten alles met hun handen. Op een avond hadden we yoghurt. Ik zag mijn man kijken met een blik van ‘ik ben benieuwd hoe ze dit gaan doen’. Maar de Indiase man gaf geen kik. Hij maakte een soort kommetje van zijn hand, en lepelde de yoghurt zo naar binnen. ‘Je zit naar mij te staren’ zei hij tegen mijn man.”

Wat deden jullie nog meer om promovendi zich thuis te laten voelen?

“We hielden echte Hollandse koffieochtenden, zodat de mensen elkaar beter konden leren kennen en tegelijkertijd de Nederlandse gewoonten leerden. In een Hollands huis. We namen ze ook mee naar de Keukenhof, en we vierden kerst en Sinterklaas met ze. Vooral hun kinderen waren daar dol op, ze namen dat gebruik meteen over. Ik gaf ook veel mensen Nederlandse les. Eén Japans meisje was heel fanatiek. Ze woonde in Delft, maar ging iedere dag naar Leiden voor haar studie. Haar man werkte op de TU. Zij wilde heel graag beter Nederlands leren praten. Als ze dan een hele dag in Leiden was geweest, kwam ze nog op haar fietsje naar Zweth, waar ik woon, voor conversatielessen. Dan las ik tot half zeven met haar in Nederlandse kinderboeken. Ik kreeg een theeceremonie als dank, en een verjaardagskaart. In het Nederlands.”

Welke buitenlandse promovendi springen er voor u uit?

“Een vrouw uit Afghanistan zal ik nooit vergeten. Haar man studeerde in Delft, maar had haar dit nooit verteld. Toch is ze er door eigen speurwerk achtergekomen dat hij in Delft zat. Ze kocht een enkeltje Delft en stond ineens voor zijn neus, zwanger en al. Over haar arm droeg ze een baal bontjassen om te verkopen als ze in geldnood zou komen. Wij hebben toen haar hele babyuitzet bij elkaar gescharreld. Dat soort verhalen vergeet je nooit.”

Wat heeft u zelf geleerd van al die jaren gastvrouwschap?

“Ik ben mijn eigen land enorm gaan waarderen. Zoveel landen kennen grote problemen. Het leven in Japan is bijvoorbeeld erg gestrest en prestatiegericht. Dat levert enorme problemen op voor mensen die niet aan die norm kunnen voldoen. Zulke mensen hebben een heerlijke, ontspannen tijd in Nederland. Als je dat weet, besef je dat je geluk hebt dat je in dit land mag wonen. Dat is niet het enige wat ik heb geleerd. Door het gastvrouwschap maak je de leefwereld van de buitenlandse studentengezinnen groter. Je laat ze op een ongedwongen manier kennismaken met de Nederlandse cultuur en Nederlandse mensen. Maar ook jouw eigen wereld wordt groter door al die verschillende culturen. Het verbreedt je horizon. Je krijgt er een veel ruimere blik door.”

Hoe heeft het uw blik verruimd?

“Je leert dat, hoewel mensen een andere cultuur hebben, zij dezelfde gevoelens hebben als jij. Dat is iets universeels. Tijdens de oorlog heb ik in een vrouwenkamp gezeten in Indonesië. Mijn man heeft ook drie jaar in een kamp gezeten. Wij waren door al die ervaringen niet zo kien om Japanners te ontmoeten. Doordat wij Japanners als gast hadden, kregen we een heel ander beeld van dat land en haar inwoners. Mijn man is een aantal jaren geleden overleden. Samen met mijn zoon ben ik toen naar Japan geweest, om de plek te bekijken waar mijn man in de oorlog had gezeten. Mijn Japanse gasten vroegen naderhand waarom ik in hun land geweest was, en natuurlijk moet je er dan over vertellen. Ze bleken erg weinig van hun oorlogsverleden te weten. Op de scholen wordt het angstvallig verzwegen. Mijn Japanse gasten vertelden het door aan vrienden en vroegen mij uiteindelijk of ik een lezing over het onderwerp wilde houden. Ze waren wel benauwd voor nare, vervelende verhalen, maar toch benieuwd hoe het geweest was. Na die lezing hebben ze meteen een oproep gedaan om het kampdagboek van mijn man in het Japans te vertalen. Het is in 2000 gepubliceerd en wordt in het noorden van Japan veel gelezen. De contacten met mijn Japanse gasten via International Neighbourgroup Delft zijn daarom heel belangrijk voor mij geweest. Ik heb van de Japanners geleerd dat het goed is om je eigen gevoelens altijd te blijven onderzoeken.”

Is de International Neighbourgroup Delft door de komst van de globalisering niet een beetje overbodig geworden?

“Ik vind van niet. Natuurlijk zijn mensen tegenwoordig een stuk zelfstandiger geworden. Door de komst van internet hoef je ze niet echt meer wegwijs te maken. En hulp in de supermarkt is ook niet meer nodig. Toch denk ik dat wij nog lang niet overbodig zijn. Wij bieden mensen een handreiking naar de Nederlandse samenleving. Als je altijd omgaat met mensen van je werk, moet je altijd in acht houden met wie je praat en hoe je doet. En veel contacten die buitenlandse studenten hebben, zijn via het werk. Op die manier blijf je toch altijd een beetje ‘de vreemdeling’. Bij ons kom je los van het werk en ben je samen met andere buitenlanders onder de Nederlanders. Vroeger kregen we de adressen van de buitenlandse werknemers door. Nu is er geen centraal punt meer. Dat is wel begrijpelijk omdat het allemaal veel groter en onoverzichtelijker is geworden, maar ook jammer. Want we horen nog heel vaak: ‘ik ben hier nu al een jaar. Had ik maar eerder van jullie gehoord.'”

Bent u trots op uw lintje?

“Ik had het totaal niet verwacht. Je moet er zoveel voor doen om een koninklijke onderscheiding te krijgen. Ik had niet gedacht dat ik daarvoor in aanmerking zou komen. Maar ik hoop dat mijn lintje het vrijwilligerswerk van de International Neighbourgroup Delft in het zonnetje zet. Want alleen krijg je dit niet voor elkaar.”

U klinkt erg bescheiden.

“Maar stiekem ben ik natuurlijk ook heel blij. Want ergens ben je toch bang dat mensen dit werk alleen maar zien als een vervanging van de tennisbaan. Alsof je dit werk uit verveling doet, om jezelf te plezieren. Natuurlijk heb ik er veel lol aan beleefd, maar ik heb dit werk al die jaren voornamelijk gedaan om buitenlanders op weg te helpen. Als je niet meer hebt gezien dan die vier muren, is de wereld heel vijandelijk. En het is letterlijk een wereld van verschil, als je naar buiten komt. Ik ben blij dat ik daarbij heb kunnen helpen.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
WIE IS ADRIE LINDEIJER?

Adrie Lindeijer (1916) is vanaf de oprichting van de International Neighbourgroup Delft gastvrouw voor buitenlandse studenten en postacademische cursisten van de TU Delft. Veertig jaar geleden gaf ze haar eerste kookles, leerde ze de gasten Nederlands en nam ze hen mee op sleeptouw door heel Nederland. Bij ruimtegebrek nam Lindeijer ook geregeld zelf gasten in huis. Sinds 2000 houdt Lindeijer voordrachten op Japanse scholen naar aanleiding van het vertaalde kampdagboek van haar man. Ze vertelt de leerlingen over de kampervaringen tijdens de oorlog om hen kennis te laten maken met het verdrongen verleden van Japan. Lindeijer is actief geweest in het montessori-onderwijs in Delft en de Evangelisch-Lutherse Gemeente. Voor haar vrijwilligerswerk kreeg ze in april een koninklijke onderscheiding. Ze werd Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.