Opinie

Spoorzoeken met Sherlock Holmes

Sherlock Holmes was de eerste van talloze detectives die zijn zaken met wetenschappelijke precisie analyseerde en zo de dader aanwees. Zijn methoden zijn nu in een toegankelijk boek op een rijtje gezet.

Boeken over de wetenschappelijke waarheid achter fictieve personages en gebeurtenissen betreffen eigenlijk per definitie sciencefiction. Er zijn verschillende werken verschenen over de wetenschappelijke waarde van de warpsnelheid uit Star Trek en ook superhelden zijn al eens geanalyseerd. Alleen al uit dat oogpunt heeft E.J. Wagner een origineel concept gevonden. Zij behandelt aan de hand van Sherlock Holmes de opkomst van de forensische wetenschap aan het eind van de negentiende eeuw.

Voor de pure Sherlock Holmes-fans zal het een teleurstelling zijn dat het boek grotendeels niet over de grote speurneus gaat. Dat is begrijpelijk, want in de verhalen speelt de wetenschap wel een rol, maar wordt zelden erg uitgebreid aan de orde gesteld. Wagner heeft dan ook een recept voor haar hoofdstukken. Ze begint met een verwijzing naar een verhaal, geeft aan welke forensische wetenschap het hier betreft, en haalt vervolgens een stukje historie op.

In ‘The sign of four’, bijvoorbeeld, bediscussieert Holmes met Watson hoe belangrijk het is om een studie te maken van handen. In een ander verhaal, ‘The adventure of Shoscombe old palace’, speurt Holmes door een microscoop en vindt mysterieuze lijmsporen. Dat is voor Wagner aanleiding om over te stappen op het werk van Hans Gross, die enkele jaren na het verhaal van Holmes een boek schreef over de sporen die zich kunnen bevinden onder de nagels van verdachten.

Gross’ ideeën speelden een belangrijke rol bij een moordzaak in het Duitse Wildthal in Duitsland, waar in 1904 een naaister gewurgd met een sjaal werd gevonden in een veld. Er was een verdachte, maar geen bewijs. Onder de nagels van de verdachte haalde een ingeschakelde chemicus vezels van de sjaal vandaan, en sporen van mineralen waar hij voor zijn werk mee in aanraking kwam en die gevonden waren op een zakdoek die bij het lichaam van de dode was aangetroffen. Geconfronteerd met het bewijs bekende de man. In Frankrijk werd in 1912 een moordenaar geïdentificeerd door sporen make-up op zijn vingers.

Volgens deze formule gaat Wagner, die in het dagelijks leven misdaadhistorica en schrijfster van detectiveverhalen is, allerlei onderwerpen langs, deels technisch, deels medisch van aard. Een mooi hoofdstuk is dat over vergif, een favoriet onderwerp van Holmes. Zelfs het aantonen van arsenicum, een van de simpelste vergiffen, was halverwege de negentiende eeuw nog een heidens karwei. Wagner beschrijft de progressie van analysemethoden helder, en hoe die vooruitgang in verschillende moordzaken een rol speelde. Want dat is eigenlijk het sterkste punt van dit boek: de misdaadverhalen.

Wagner ziet kans behoorlijk to the point te blijven. Leuke feitjes die net iets buiten het kader vallen, somt ze puntsgewijs op aan het eind van een hoofdstuk, als een soort ‘wat verder ter tafel komt’. Niet erg elegant, maar beter dan ze in het lopende verhaal persen, zoals veel andere auteurs doen. Een onderhoudend boek is het eindresultaat. Het niet zo heel erg hoge gehalte aan techniek doet daar niks aan af.

E.J. Wagner, ‘The science of Sherlock Holmes’. Wiley, 244 pp, 22 euro.

Hoeveel seks had Elvis moeten hebben om tachtig kilo af te vallen? Als je van ’s wereld hoogste gebouw springt, hoeveel seconden duurt je val dan? Wanneer China een rijk land wordt, hoeveel postorderbruiden zijn er dan nodig? Welke snelheid haalt de lucht als je niest?

Liefhebbers van dit soort zinloze getallen moeten zeker ‘Number freaking’ van Gary Rimmer aanschaffen. Rimmer voelt niet, zoals veel anderen, de behoefte ze te selecteren per thema of er op een andere manier gewicht aan te geven. Hij somt ze, beleid door ultrakorte droogkomische tekstjes, op. Een stuk of zeven per pagina. Het boek heeft 220 pagina’s. Dat zijn 1540 weetjes. Waaronder:

De Amerikaanse geldpersen zouden ruim zeven jaar bezig zijn om het vermogen van Bill Gates in dollarbiljetten te drukken. Die stapel weegt 31.005 ton. Gemiddeld zijn er in Groot-Brittannië 400 duizend mensen dronken. Die wegen samen 30.260 ton. Dus de portemonnee van Bill Gates is zwaarder dan alle Britse dronkelappen samen.

Gary Rimmer, ‘Number freaking’. Icon books, 220 pp, 11,50 euro,

Boeken over de wetenschappelijke waarheid achter fictieve personages en gebeurtenissen betreffen eigenlijk per definitie sciencefiction. Er zijn verschillende werken verschenen over de wetenschappelijke waarde van de warpsnelheid uit Star Trek en ook superhelden zijn al eens geanalyseerd. Alleen al uit dat oogpunt heeft E.J. Wagner een origineel concept gevonden. Zij behandelt aan de hand van Sherlock Holmes de opkomst van de forensische wetenschap aan het eind van de negentiende eeuw.

Voor de pure Sherlock Holmes-fans zal het een teleurstelling zijn dat het boek grotendeels niet over de grote speurneus gaat. Dat is begrijpelijk, want in de verhalen speelt de wetenschap wel een rol, maar wordt zelden erg uitgebreid aan de orde gesteld. Wagner heeft dan ook een recept voor haar hoofdstukken. Ze begint met een verwijzing naar een verhaal, geeft aan welke forensische wetenschap het hier betreft, en haalt vervolgens een stukje historie op.

In ‘The sign of four’, bijvoorbeeld, bediscussieert Holmes met Watson hoe belangrijk het is om een studie te maken van handen. In een ander verhaal, ‘The adventure of Shoscombe old palace’, speurt Holmes door een microscoop en vindt mysterieuze lijmsporen. Dat is voor Wagner aanleiding om over te stappen op het werk van Hans Gross, die enkele jaren na het verhaal van Holmes een boek schreef over de sporen die zich kunnen bevinden onder de nagels van verdachten.

Gross’ ideeën speelden een belangrijke rol bij een moordzaak in het Duitse Wildthal in Duitsland, waar in 1904 een naaister gewurgd met een sjaal werd gevonden in een veld. Er was een verdachte, maar geen bewijs. Onder de nagels van de verdachte haalde een ingeschakelde chemicus vezels van de sjaal vandaan, en sporen van mineralen waar hij voor zijn werk mee in aanraking kwam en die gevonden waren op een zakdoek die bij het lichaam van de dode was aangetroffen. Geconfronteerd met het bewijs bekende de man. In Frankrijk werd in 1912 een moordenaar geïdentificeerd door sporen make-up op zijn vingers.

Volgens deze formule gaat Wagner, die in het dagelijks leven misdaadhistorica en schrijfster van detectiveverhalen is, allerlei onderwerpen langs, deels technisch, deels medisch van aard. Een mooi hoofdstuk is dat over vergif, een favoriet onderwerp van Holmes. Zelfs het aantonen van arsenicum, een van de simpelste vergiffen, was halverwege de negentiende eeuw nog een heidens karwei. Wagner beschrijft de progressie van analysemethoden helder, en hoe die vooruitgang in verschillende moordzaken een rol speelde. Want dat is eigenlijk het sterkste punt van dit boek: de misdaadverhalen.

Wagner ziet kans behoorlijk to the point te blijven. Leuke feitjes die net iets buiten het kader vallen, somt ze puntsgewijs op aan het eind van een hoofdstuk, als een soort ‘wat verder ter tafel komt’. Niet erg elegant, maar beter dan ze in het lopende verhaal persen, zoals veel andere auteurs doen. Een onderhoudend boek is het eindresultaat. Het niet zo heel erg hoge gehalte aan techniek doet daar niks aan af.

E.J. Wagner, ‘The science of Sherlock Holmes’. Wiley, 244 pp, 22 euro.

Hoeveel seks had Elvis moeten hebben om tachtig kilo af te vallen? Als je van ’s wereld hoogste gebouw springt, hoeveel seconden duurt je val dan? Wanneer China een rijk land wordt, hoeveel postorderbruiden zijn er dan nodig? Welke snelheid haalt de lucht als je niest?

Liefhebbers van dit soort zinloze getallen moeten zeker ‘Number freaking’ van Gary Rimmer aanschaffen. Rimmer voelt niet, zoals veel anderen, de behoefte ze te selecteren per thema of er op een andere manier gewicht aan te geven. Hij somt ze, beleid door ultrakorte droogkomische tekstjes, op. Een stuk of zeven per pagina. Het boek heeft 220 pagina’s. Dat zijn 1540 weetjes. Waaronder:

De Amerikaanse geldpersen zouden ruim zeven jaar bezig zijn om het vermogen van Bill Gates in dollarbiljetten te drukken. Die stapel weegt 31.005 ton. Gemiddeld zijn er in Groot-Brittannië 400 duizend mensen dronken. Die wegen samen 30.260 ton. Dus de portemonnee van Bill Gates is zwaarder dan alle Britse dronkelappen samen.

Gary Rimmer, ‘Number freaking’. Icon books, 220 pp, 11,50 euro,

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.