Opinie

Soul of pop?

Toen ik 14 was, ben ik vanuit de Britse koloniën naar Nederland gekomen om mijn middelbare school voort te zetten.

Op het lyceum realiseerde ik mij dat mijn verwachtingen over Nederland niet werden waargemaakt. Jammer genoeg zal ik deze teleurstelling nooit zo mooi kunnen beschrijven als Anil Ramdas dat doet in zijn korte verhaal Soul. Als jongen van zeventien, in de verzengende hitte van Paramaribo met zijn theatrale uitzinnigheid, verlangde hij naar ,,de koelte en kilte van Holland… Naar een ambtelijke beheersdheid van het leven, naar een overzichtelijke, efficiënte en propere wereld. Een middelmatige wereld van onderdrukte emoties, van pragmatisch ingestelde mensen die bereid waren compromissen te sluiten”.

Hij woont hier al jaren, maar het bevalt niet. Gelukkig put hij inspiratie uit het verkennen van deze onoverbrugbare kloof tussen de romantische cultuur van soul, en onze pragmatische, berekenende, commerciële pop. Ik denk dat de spanning die hierdoor ontstaat een essentieel onderdeel is van de kwaliteit van zijn werk. Volgens mij is deze spanning ook onmisbaar voor de universiteit. Daarom vertaal ik wat Anil Ramdas over Nederland schrijft, als volgt naar de universiteit.

Nu ik hier zit, mis ik de soul. De opwinding van nieuwe ideeën, de verwarring van de twijfel, de speelsheid. Wat ik mis aan de universiteit is een geestesgesteldheid: de zucht naar avontuur, het willen omgaan met het nieuwe, het gevaarlijke en het controversiële. De onbevangen nieuwsgierigheid, de naïeve spontaniteit, het roekeloos stoeien met ideeën. De niet wederkerige en haast zinloze, maar bloedeerlijke interesse in elkaars werk. Het enthousiasme, de dadendrang die niet gebaseerd is op verzekerde resultaten of erkenning, maar op vage vermoedens, systematische intuïties, creatieve innovatie en intellectueel optimisme.

Wat ik in de autoritaire quasi-doelmatige rationaliteit mis, is ongebreidelde weetgierigheid. Soul.

Ik moest hieraan denken toen ik het concept las van het tweede deel van het ARTD-advies ‘Op weg naar de 21e eeuw’. Het advies verlegt de oriëntatie voor onderwijs van de monistische, specialistische kennisfabriek naar drie nieuwe beleidselementen: brede inzetbaarheid van de Delftse ingenieur, innovatief omgaan met bestaande en nieuwe kennis, samenwerken in multidisciplinaire teams. Zij bepleiten de schijnbaar tegenstrijdige combinatie van breedte èn diepte van kennis te bereiken door het aanleren van conceptuele vaardigheden. Zij leggen het accent terug op het universitaire karakter van onze instelling, minder op de beroepsopleiding.

Dat is ook het geval met hun voorstellen om het onderzoeksprofiel van onze universiteit te versterken, te bundelen en te richten, door het stimuleren van technologie-gericht interdisciplinair onderzoek op een aantal kansrijke gebieden. Zij bepleiten een interessante combinatie van:

– het begrijpen, beheersen en benutten van natuurlijke systemen, en

– het ontwerpen, samenstellen en onderhouden van complexe technische systemen.

Aan deze combinatie van wetenschap en techniek geven zij invulling met acht technologiethema’s. Deze thema’s zijn gebaseerd op een visie van onze mondiale samenleving en de meest belangrijke problemen die opgelost moeten worden. De werkwijze en themakeuze maken het noodzakelijk om grensverleggend fundamenteel èn probleemgericht onderzoek te combineren. Zonder deze principiële combinatie verdient ons onderzoek niet als wetenschappelijk gekwalificeerd te worden.

Ook de wijze waarop, volgens de ARTD, het onderzoek gestimuleerd, georganiseerd en bestuurd dient te worden, getuigt mijns inziens van een vernieuwende, hoopgevende aanpak. In hun voorstellen liggen veel mogelijkheden voor gemotiveerde wetenschappers om uitdagend, onderscheidend en op langere termijn maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek te doen.

Hoe zullen in ,,onze middelmatige wereld van onderdrukte emoties, van pragmatisch ingestelde” bestuurders de voorstellen worden uitgewerkt? Laat men de gemotiveerde onderzoekers zichzelf organiseren rondom uitdagende onderzoeksvoorstellen, of zoekt men intern en extern naar vastberaden, krachtige, reeds succesvolle onderzoeksleiders om de TU op korte termijn op de wereldkaart van de topinstituten te positiomneren?

Kiest men voor soul of pop, of kiest men niet?

* De beroepsherinneraar en andere verhalen, De Bezige Bij

Toen ik 14 was, ben ik vanuit de Britse koloniën naar Nederland gekomen om mijn middelbare school voort te zetten. Op het lyceum realiseerde ik mij dat mijn verwachtingen over Nederland niet werden waargemaakt. Jammer genoeg zal ik deze teleurstelling nooit zo mooi kunnen beschrijven als Anil Ramdas dat doet in zijn korte verhaal Soul. Als jongen van zeventien, in de verzengende hitte van Paramaribo met zijn theatrale uitzinnigheid, verlangde hij naar ,,de koelte en kilte van Holland… Naar een ambtelijke beheersdheid van het leven, naar een overzichtelijke, efficiënte en propere wereld. Een middelmatige wereld van onderdrukte emoties, van pragmatisch ingestelde mensen die bereid waren compromissen te sluiten”.

Hij woont hier al jaren, maar het bevalt niet. Gelukkig put hij inspiratie uit het verkennen van deze onoverbrugbare kloof tussen de romantische cultuur van soul, en onze pragmatische, berekenende, commerciële pop. Ik denk dat de spanning die hierdoor ontstaat een essentieel onderdeel is van de kwaliteit van zijn werk. Volgens mij is deze spanning ook onmisbaar voor de universiteit. Daarom vertaal ik wat Anil Ramdas over Nederland schrijft, als volgt naar de universiteit.

Nu ik hier zit, mis ik de soul. De opwinding van nieuwe ideeën, de verwarring van de twijfel, de speelsheid. Wat ik mis aan de universiteit is een geestesgesteldheid: de zucht naar avontuur, het willen omgaan met het nieuwe, het gevaarlijke en het controversiële. De onbevangen nieuwsgierigheid, de naïeve spontaniteit, het roekeloos stoeien met ideeën. De niet wederkerige en haast zinloze, maar bloedeerlijke interesse in elkaars werk. Het enthousiasme, de dadendrang die niet gebaseerd is op verzekerde resultaten of erkenning, maar op vage vermoedens, systematische intuïties, creatieve innovatie en intellectueel optimisme.

Wat ik in de autoritaire quasi-doelmatige rationaliteit mis, is ongebreidelde weetgierigheid. Soul.

Ik moest hieraan denken toen ik het concept las van het tweede deel van het ARTD-advies ‘Op weg naar de 21e eeuw’. Het advies verlegt de oriëntatie voor onderwijs van de monistische, specialistische kennisfabriek naar drie nieuwe beleidselementen: brede inzetbaarheid van de Delftse ingenieur, innovatief omgaan met bestaande en nieuwe kennis, samenwerken in multidisciplinaire teams. Zij bepleiten de schijnbaar tegenstrijdige combinatie van breedte èn diepte van kennis te bereiken door het aanleren van conceptuele vaardigheden. Zij leggen het accent terug op het universitaire karakter van onze instelling, minder op de beroepsopleiding.

Dat is ook het geval met hun voorstellen om het onderzoeksprofiel van onze universiteit te versterken, te bundelen en te richten, door het stimuleren van technologie-gericht interdisciplinair onderzoek op een aantal kansrijke gebieden. Zij bepleiten een interessante combinatie van:

– het begrijpen, beheersen en benutten van natuurlijke systemen, en

– het ontwerpen, samenstellen en onderhouden van complexe technische systemen.

Aan deze combinatie van wetenschap en techniek geven zij invulling met acht technologiethema’s. Deze thema’s zijn gebaseerd op een visie van onze mondiale samenleving en de meest belangrijke problemen die opgelost moeten worden. De werkwijze en themakeuze maken het noodzakelijk om grensverleggend fundamenteel èn probleemgericht onderzoek te combineren. Zonder deze principiële combinatie verdient ons onderzoek niet als wetenschappelijk gekwalificeerd te worden.

Ook de wijze waarop, volgens de ARTD, het onderzoek gestimuleerd, georganiseerd en bestuurd dient te worden, getuigt mijns inziens van een vernieuwende, hoopgevende aanpak. In hun voorstellen liggen veel mogelijkheden voor gemotiveerde wetenschappers om uitdagend, onderscheidend en op langere termijn maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek te doen.

Hoe zullen in ,,onze middelmatige wereld van onderdrukte emoties, van pragmatisch ingestelde” bestuurders de voorstellen worden uitgewerkt? Laat men de gemotiveerde onderzoekers zichzelf organiseren rondom uitdagende onderzoeksvoorstellen, of zoekt men intern en extern naar vastberaden, krachtige, reeds succesvolle onderzoeksleiders om de TU op korte termijn op de wereldkaart van de topinstituten te positiomneren?

Kiest men voor soul of pop, of kiest men niet?

* De beroepsherinneraar en andere verhalen, De Bezige Bij

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.