Campus

Sluyterman-collectie

De meeste faculteiten zijn trots op hun studieverzameling, maar bij Bouwkunde is de collectie het verschoppelingetje van de faculteit.

Vreemd, want volgens conservator ir. Hugo Knook heeft de collectie een waarde van enkele miljoenen guldens. ,,Het bestuur van de faculteit heeft totaal geen aandacht voor de collectie. Bij Bouwkunde is er alleen nog interesse voor het nieuwe bouwen.”

De Sluyterman-collectie heet de verzameling officieel, genoemd naar de vroegere professor T.K.L. Sluyterman die van 1895 tot 1931 hoogleraar decoratieve kunst was. Sluyterman heeft het leeuwedeel van de collectie bij elkaar gesprokkeld. De collectie ligt opgeslagen; publiek is niet welkom. ,,De prioriteiten van de faculteit liggen bij de computer. Maar zolang je het niet weggooit is er niets aan de hand”, aldus Knook.

De collectie bestaat uit een allergaartje van antieke voorwerpen: huisraad, vazen, borden, onderdelen van trappen, boeken, bouwfragmenten, enzovoorts. ,,Het lijkt een rariteitenkabinet. De samenhang zie je niet helemaal. Maar natuurlijk had Sluyterman overal een bedoeling mee”, meent Krook. De voorwerpen beslaan een periode die zich uitstrekt van de Romeinse tijd tot aan de negentiende en twintigste eeuw.

Opvallend is het grote aantal decoratieve voorwerpen. Wat moet een bouwkunde-faculteit met zulke zaken? ,,Vroeger was er bij Bouwkunde een leerstoel decoratieve kunst. Destijds was er veel aandacht voor het oude interieur. In 1917 werden de ramen van de faculteit bijvoorbeeld van roetjes voorzien.” De voorwerpen werden vroeger daadwerkelijk voor de studie gebruikt. Studenten maakten van het aardewerk en het huisraad een bepaalde compositie die ze vervolgens na moesten tekenen.

Knook: ,,Later kwam er aandacht voor het moderne bouwen en is het oude verwaarloosd. De leerstoel werd opgeheven.” Veel van het aardewerk heeft volgens Knook nu een hoge waarde. Goudluster-borden bijvoorbeeld, volgens de conservator twintig jaar geleden al zo’n tienduizend gulden. Knook wijst op andere waardevolle spullen: Albanello’s, Italiaanse apothekers-vazen uit de zeventiende eeuw, waar geneeskrachtige kruiden in bewaard werden; een handgeschreven breviarium (gebedenboekje).

,,Sluyterman kocht gewoon wat hij mooi vond, maar moest zijn aankopen natuurlijk wel verantwoorden. Alles moest onderwijsdoeleinden dienen, maar daar sjoemelde Sluyterman flink mee. Deze antieke voorraadkast bijvoorbeeld. Sluyterman verantwoordde de rekening door te zeggen dat hij voor het geld twaalf collegebankjes gekocht had. Nu is de kast overigens enkele tienduizenden guldens waard.”

Naast Sluytermans aankopen zijn veel spullen ook op een andere manier in het bezit van de faculteit gekomen. Erfenissen en schenkingen natuurlijk, maar ook spullen die geleend zijn en door verjaring tot eigendom van de collectie zijn geworden. ‘Bruikleen van de Nederlandsche regering’, staat er op een bordje.

Wie was Sluyterman eigenlijk? Behalve hoogleraar bij Bouwkundeis de vader van de collectie in 1928 zelfs nog even rector-magnificus geweest. Wat zijn architectonische opvattingen beteft: volgens Knook voelde hij zich een tijdlang aangetrokken tot de Jugendstil. Een van zijn belangrijkste gebouwen was het Nederlands paviljoen op de wereldtentoonstelling in Parijs. Volgens Knook had Sluyterman bij het aanleggen van de collectie veel baat bij zijn connecties. ,,In Delft zat Sluyterman met een paar mensen, onder wie Lambert van Meerten, in een soort kunstclubje.”

Met de dood van Sluyterman in 1931 raakte ook de collectie in het ongerede. De aandacht van de bouwkundigen richtte zich op andere zaken; niemand hield zich er nog mee bezig. Knook: ,,Eind jaren zestig heb ik me het lot van de collectie aangetrokken en ben er bovenop gaan zitten. In de jaren zeventig ben ik alles gaan inventariseren. Omdat er geen budget is, komt er nu weinig meer bij. Een paar keer per jaar krijg ik dingen, soms lenen musea een paar dingen.”

Wat niet tot de Sluyterman-collectie behoort, maar eveneens van grote waarde is, is een verzameling van ongeveer driehonderd stoelen. Van eenvoudige plastic stoeltjes tot echte Rietvelds, Marcel Breuers en een stoel van Berlage. De meesten zijn in de jaren zestig door de faculteit aangekocht, om studenten vertrouwd te maken met de constructieve kant van stoelen. Volgens Marja de Haas, conservator van de stoelencollectie in de ruimte naast Knook, is er een belangrijke parallel tussen stoelen en architectuur in een bepaalde periode.

Volgens De Haas zitten we eigenlijk in Westeuropa nog niet zo lang op stoelen: ,,Stoelen bestaan eigenlijk pas vanaf 1500, daarvoor zaten mensen op kisten. De eerste stoelen waren eigenlijk gewoon kisten met een leuningtje er tegenaan. Als mensen verhuisden, deden ze er hun spullen in.” De Haas streeft ernaar van de stoelen een permanente expositie te maken. Verder werkt zij aan een nieuw stoelenboek.

Kees Versluis

De meeste faculteiten zijn trots op hun studieverzameling, maar bij Bouwkunde is de collectie het verschoppelingetje van de faculteit. Vreemd, want volgens conservator ir. Hugo Knook heeft de collectie een waarde van enkele miljoenen guldens. ,,Het bestuur van de faculteit heeft totaal geen aandacht voor de collectie. Bij Bouwkunde is er alleen nog interesse voor het nieuwe bouwen.”

De Sluyterman-collectie heet de verzameling officieel, genoemd naar de vroegere professor T.K.L. Sluyterman die van 1895 tot 1931 hoogleraar decoratieve kunst was. Sluyterman heeft het leeuwedeel van de collectie bij elkaar gesprokkeld. De collectie ligt opgeslagen; publiek is niet welkom. ,,De prioriteiten van de faculteit liggen bij de computer. Maar zolang je het niet weggooit is er niets aan de hand”, aldus Knook.

De collectie bestaat uit een allergaartje van antieke voorwerpen: huisraad, vazen, borden, onderdelen van trappen, boeken, bouwfragmenten, enzovoorts. ,,Het lijkt een rariteitenkabinet. De samenhang zie je niet helemaal. Maar natuurlijk had Sluyterman overal een bedoeling mee”, meent Krook. De voorwerpen beslaan een periode die zich uitstrekt van de Romeinse tijd tot aan de negentiende en twintigste eeuw.

Opvallend is het grote aantal decoratieve voorwerpen. Wat moet een bouwkunde-faculteit met zulke zaken? ,,Vroeger was er bij Bouwkunde een leerstoel decoratieve kunst. Destijds was er veel aandacht voor het oude interieur. In 1917 werden de ramen van de faculteit bijvoorbeeld van roetjes voorzien.” De voorwerpen werden vroeger daadwerkelijk voor de studie gebruikt. Studenten maakten van het aardewerk en het huisraad een bepaalde compositie die ze vervolgens na moesten tekenen.

Knook: ,,Later kwam er aandacht voor het moderne bouwen en is het oude verwaarloosd. De leerstoel werd opgeheven.” Veel van het aardewerk heeft volgens Knook nu een hoge waarde. Goudluster-borden bijvoorbeeld, volgens de conservator twintig jaar geleden al zo’n tienduizend gulden. Knook wijst op andere waardevolle spullen: Albanello’s, Italiaanse apothekers-vazen uit de zeventiende eeuw, waar geneeskrachtige kruiden in bewaard werden; een handgeschreven breviarium (gebedenboekje).

,,Sluyterman kocht gewoon wat hij mooi vond, maar moest zijn aankopen natuurlijk wel verantwoorden. Alles moest onderwijsdoeleinden dienen, maar daar sjoemelde Sluyterman flink mee. Deze antieke voorraadkast bijvoorbeeld. Sluyterman verantwoordde de rekening door te zeggen dat hij voor het geld twaalf collegebankjes gekocht had. Nu is de kast overigens enkele tienduizenden guldens waard.”

Naast Sluytermans aankopen zijn veel spullen ook op een andere manier in het bezit van de faculteit gekomen. Erfenissen en schenkingen natuurlijk, maar ook spullen die geleend zijn en door verjaring tot eigendom van de collectie zijn geworden. ‘Bruikleen van de Nederlandsche regering’, staat er op een bordje.

Wie was Sluyterman eigenlijk? Behalve hoogleraar bij Bouwkundeis de vader van de collectie in 1928 zelfs nog even rector-magnificus geweest. Wat zijn architectonische opvattingen beteft: volgens Knook voelde hij zich een tijdlang aangetrokken tot de Jugendstil. Een van zijn belangrijkste gebouwen was het Nederlands paviljoen op de wereldtentoonstelling in Parijs. Volgens Knook had Sluyterman bij het aanleggen van de collectie veel baat bij zijn connecties. ,,In Delft zat Sluyterman met een paar mensen, onder wie Lambert van Meerten, in een soort kunstclubje.”

Met de dood van Sluyterman in 1931 raakte ook de collectie in het ongerede. De aandacht van de bouwkundigen richtte zich op andere zaken; niemand hield zich er nog mee bezig. Knook: ,,Eind jaren zestig heb ik me het lot van de collectie aangetrokken en ben er bovenop gaan zitten. In de jaren zeventig ben ik alles gaan inventariseren. Omdat er geen budget is, komt er nu weinig meer bij. Een paar keer per jaar krijg ik dingen, soms lenen musea een paar dingen.”

Wat niet tot de Sluyterman-collectie behoort, maar eveneens van grote waarde is, is een verzameling van ongeveer driehonderd stoelen. Van eenvoudige plastic stoeltjes tot echte Rietvelds, Marcel Breuers en een stoel van Berlage. De meesten zijn in de jaren zestig door de faculteit aangekocht, om studenten vertrouwd te maken met de constructieve kant van stoelen. Volgens Marja de Haas, conservator van de stoelencollectie in de ruimte naast Knook, is er een belangrijke parallel tussen stoelen en architectuur in een bepaalde periode.

Volgens De Haas zitten we eigenlijk in Westeuropa nog niet zo lang op stoelen: ,,Stoelen bestaan eigenlijk pas vanaf 1500, daarvoor zaten mensen op kisten. De eerste stoelen waren eigenlijk gewoon kisten met een leuningtje er tegenaan. Als mensen verhuisden, deden ze er hun spullen in.” De Haas streeft ernaar van de stoelen een permanente expositie te maken. Verder werkt zij aan een nieuw stoelenboek.

Kees Versluis

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.