Als een opleiding wordt afgekeurd op de deugdelijkheid van examinering of het eindniveau van studenten, dan krijgt die geen tweede kans. Er mogen dan voorlopig geen nieuwe studenten meer instromen, ook niet in het nieuwe accreditatiestelsel.
Binnenkort buigt de Tweede Kamer zich over de regels van het nieuwe stelsel van kwaliteitstoezicht in het hoger onderwijs, dat vanaf 1 januari zal gelden. Het nieuwe ‘accreditatiestelsel’ zou niet alleen de bureaucratische rompslomp moeten terugdringen, maar ook tot meer zelfreflectie bij opleidingen moeten leiden. Enkele politieke partijen hebben echter nog vragen over de details van het nieuwe systeem.
Defensief
Een probleem van het huidige stelsel is volgens critici dat opleidingen zich defensief gedragen en vooral proberen de schijn op te houden. Want als ze worden afgekeurd, is het meteen voorbij. Ze mogen dan geen nieuwe studenten meer aannemen.
Herstelperiode
In het nieuwe stelsel kunnen afgekeurde opleidingen een ‘herstelperiode’ van twee jaar krijgen; in die tijd moeten ze hun kwaliteit weer op orde krijgen. Dat moet ertoe leiden dat ze eerlijker gaan antwoorden op vragen van de visitatiecommissies en ook meer zicht krijgen op hun sterke en zwakke plekken.
Verbetering
Maar de ChristenUnie vraagt zich af of het inderdaad zo zal werken. Want opleidingen mogen het niet te gortig maken. Er moet wel uitzicht zijn op verbetering. Als het eindniveau van studenten onvoldoende is of als de deugdelijkheid van toetsing in twijfel wordt getrokken, heeft de opleiding geen recht op een herstelperiode. Zullen opleidingen dan niet defensief blijven?
Strengheid
Dat zullen we evalueren, belooft staatssecretaris Halbe Zijlstra. Maar hij noemt het ‘zeer onwenselijk’ en ‘niet goed voor de naam van het hoger onderwijs in Nederland’ als een opleiding nog twee jaar lang studenten mag werven, terwijl het eindniveau niet hoog genoeg is en de toetsing onvoldoende. Dan is ‘strengheid op zijn plaats’, laat hij de Kamer weten.
Van Nispen tot Sevenaer is sinds 2005 directeur van de Stichting DOK Delft. Hij bouwde de bibliotheek uit tot een van de modernste ter wereld. Hij maakte de bibliotheek breed toegankelijk, onder meer via de door ex-TU’ers ontwikkelde indeling en bewegwijzering. Die richt zich op waar bezoekers naar op zoek zijn.
Bij de ontwikkeling van DOK werkte Van Nispen tot Sevenaer onder meer samen met de TU Delft waardoor gebruik van state of the art technologie mogelijk werd. In een Amerikaans onderzoek was DOK vorig jaar negende op de lijst van modernste bibliotheken in de wereld. In de categorie ‘techniek en innovatie’ stond DOK aan kop.
De benoeming van Van Nispen tot Sevenaer bij het CPNB, een initiatief van de Koninklijke Nederlandse Boekverkopersbond, de Groep Algemene Uitgevers en de Vereniging van Openbare Bibliotheken – is opmerkelijk. Twee maanden geleden baarde hij opzien door in een interview met de Volkskrant te zeggen dat hij in principe geen boeken leest.
“De bibliotheek moet los zien te raken van het boek. Het gaat niet om papier, het gaat om lezen. Lezen kan op tal van manieren op tal van plekken. Een boek is een vorm, een hele belangrijke en prachtige vorm. Maar niet de enige. Als de bibliotheek een gezonde toekomst wil hebben, moet ze niet bang zijn voor verandering”, liet hij door de Volkskrant optekenen.
www.cpnb.nl; www.literatuurplein.nl

Comments are closed.