Opinie

Simplistische rede Shell over olie, gas en kolen

Shelltopman Jeroen van der Veer bewees de TU, noch Shell een dienst met zijn ongenuanceerde rede tijdens de opening van het academisch jaar, vindt drs.

Frida de Jong.

‘Olie, gas en kolen kunnen we niet missen’. Wat kunnen we aan met een dergelijke stelling, geponeerd bij de opening van het academisch jaar? Bij de diverse werkgroepen ’techniek en maatschappij’ waarin studenten van de TU zich oriënteren op technisch-maatschappelijke vraagstukken, zou zo’n stelling gegarandeerd vragen oproepen en goed zijn voor een stevige discussie. Van studenten zou, conform de regels van de argumentatietheorie, verlangd worden dat ze: a. subjectieve meningen met argumenten staven; b. vage begrippen verhelderen; c. tendentieus en misleidend taalgebruik mijden; d. tegenstrijdigheden in hun betoog onderkennen en terugnemen.

Bij een stelling als ‘olie, gas en kolen kunnen we niet missen’ zullen studenten geconfronteerd worden met de vraag wie er dan wel met ‘we’ bedoeld wordt. In het moderne ict-ondersteunde vak studio wordt van studenten verlangd om rond maatschappelijke kwesties een ‘actorenkaart’ in te vullen, waardoor het in één klap duidelijk is dat de samenleving niet homogeen is en ‘we’ in de praktijk dus niet bestaat. ‘Kunnen’ is al net zo’n vaag begrip. Te snel zeggen mensen dat iets niet kan, terwijl ze eigenlijk bedoelen dat ze het niet wenselijk vinden. De vraag is dan: niet wenselijk voor wie? Hoe (on)wenselijk zijn de alternatieven? En vooral: hoe maken we dat met z’n allen uit?

In zijn lezing negeert Van der Veer mogelijke kosten van een voortgezette fossiele-energieproductie in de vorm van bijvoorbeeld klimaateffecten en de fysieke en politieke gevolgen daarvan. Impliciet eist hij dat anderen zijn subjectieve mening over wat wenselijk is, accepteren, inclusief de gevolgen van de erbij behorende activiteiten. Hoe kan het dat iemand met gezag, die bovendien een maatschappelijke sleutelpositie bekleedt, bij de opening van het academisch jaar ex cathedra stelligheden kan uiten die juist vanwege hun complexiteit binnen onze eigen TU en elders in de maatschappij nog zozeer onderwerp van studie en discussie zijn?

Door ongenuanceerd buiten de kaders van zijn deskundigheid te treden bewijst de spreker noch de TU, noch de Shell een dienst. De rede is op zich een uitdagend stukje lesstof om studenten van deze TU te prikkelen tot serieus nadenken over techniek, besluitvorming en over hun eigen toekomstig functioneren. Zo kan het % mits verstandig gebruikt – indirect toch een bijdrage leveren aan het realiseren van de eindtermen op maatschappelijk gebied die deze TU passend vindt voor zijn (top)ingenieurs.

Sectie geschiedenis der techniek, TBM

Shelltopman Jeroen van der Veer bewees de TU, noch Shell een dienst met zijn ongenuanceerde rede tijdens de opening van het academisch jaar, vindt drs. Frida de Jong.

‘Olie, gas en kolen kunnen we niet missen’. Wat kunnen we aan met een dergelijke stelling, geponeerd bij de opening van het academisch jaar? Bij de diverse werkgroepen ’techniek en maatschappij’ waarin studenten van de TU zich oriënteren op technisch-maatschappelijke vraagstukken, zou zo’n stelling gegarandeerd vragen oproepen en goed zijn voor een stevige discussie. Van studenten zou, conform de regels van de argumentatietheorie, verlangd worden dat ze: a. subjectieve meningen met argumenten staven; b. vage begrippen verhelderen; c. tendentieus en misleidend taalgebruik mijden; d. tegenstrijdigheden in hun betoog onderkennen en terugnemen.

Bij een stelling als ‘olie, gas en kolen kunnen we niet missen’ zullen studenten geconfronteerd worden met de vraag wie er dan wel met ‘we’ bedoeld wordt. In het moderne ict-ondersteunde vak studio wordt van studenten verlangd om rond maatschappelijke kwesties een ‘actorenkaart’ in te vullen, waardoor het in één klap duidelijk is dat de samenleving niet homogeen is en ‘we’ in de praktijk dus niet bestaat. ‘Kunnen’ is al net zo’n vaag begrip. Te snel zeggen mensen dat iets niet kan, terwijl ze eigenlijk bedoelen dat ze het niet wenselijk vinden. De vraag is dan: niet wenselijk voor wie? Hoe (on)wenselijk zijn de alternatieven? En vooral: hoe maken we dat met z’n allen uit?

In zijn lezing negeert Van der Veer mogelijke kosten van een voortgezette fossiele-energieproductie in de vorm van bijvoorbeeld klimaateffecten en de fysieke en politieke gevolgen daarvan. Impliciet eist hij dat anderen zijn subjectieve mening over wat wenselijk is, accepteren, inclusief de gevolgen van de erbij behorende activiteiten. Hoe kan het dat iemand met gezag, die bovendien een maatschappelijke sleutelpositie bekleedt, bij de opening van het academisch jaar ex cathedra stelligheden kan uiten die juist vanwege hun complexiteit binnen onze eigen TU en elders in de maatschappij nog zozeer onderwerp van studie en discussie zijn?

Door ongenuanceerd buiten de kaders van zijn deskundigheid te treden bewijst de spreker noch de TU, noch de Shell een dienst. De rede is op zich een uitdagend stukje lesstof om studenten van deze TU te prikkelen tot serieus nadenken over techniek, besluitvorming en over hun eigen toekomstig functioneren. Zo kan het % mits verstandig gebruikt – indirect toch een bijdrage leveren aan het realiseren van de eindtermen op maatschappelijk gebied die deze TU passend vindt voor zijn (top)ingenieurs.

Sectie geschiedenis der techniek, TBM

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.