Opinie

Signalement

Recente aanwinsten van de bibliotheek die ook interessant zijn voor niet-vakspecialisten.Op de onderste planken in het magazijn van de centrale bibliotheek staan de grote boeken.

Voor een belangrijk deel zijn dat nuttige maar dodelijk saaie naslagwerken van honderden bladzijden met kleine lettertjes, en rapporten op A4-formaat voor zo’n klein publiek dat drukken niet rendabel was. Maar daartussen staan ook af en toe mooie plaatjesboeken. Een greep.

The atrium comes of age van Richard Saxon (Harlow, Longman, 1994) bevat ruim honderd foto’s en bouwtekeningen van atria. In Romeinse tijden was een atrium gewoon een binnenplaats, tegenwoordig is iets pas een atrium als er een glazen kap bovenop staat (anders heet het een patio). Het aantrekkelijke van het moderne atrium is dat het het comfort van binnen combineert met de lichtval van buiten.

Door die combinatie ziet een atrium er al gauw enigszins feeëriek uit. Dat geldt zowel voor de moderne bouwwerken (Grand Hyatt Hotel in Washington, 1991) als de oudere (Durbar Court van het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken, 1867). Althans, op de foto. De ervaring leert dat met name winkelcentra nog wel eens naargeestiger willen uitvallen dan de idyllische plaatjes suggereren. Saxons boek sluit trouwens af met een lange lijst bezienswaardige atria in met name Engeland, de VS en Scandinavië. Misschien een ideetje voor de bouko-toerist.

Jacob van Campen (Amsterdam, Architectura & Natura Pers, 1995) biedt een door meerdere auteurs geschreven biografie van de schilder en architect (1596-1657). Het boek is grotendeels in zwart-wit uitgevoerd, wat vooral bij de schilderijen jammer is. Van Campens gebouwen (onder meer paleis Noordeinde, stadhuis/paleis op de Dam, Hofwijck naast het spoor in Voorburg) zijn strak uitgevoerd, een kenmerk van het Hollandse classicisme. Zijn schilderijen zijn Rubensiaans, dus meer wulpse rondingen dan rechte lijnen. Dat schilderwerk bevindt zich overigens voor een groot deel in de Oranjezaal van Huis ten Bosch. Hopelijk vindt Beatrix het mooi.

Ten slotte European Community Design Prize 1994 (Dublin, EDP, 1994) , een overzicht van de mooiste Europese industriële ontwerpen uit het genoemde jaar. Het bevat ruim honderd pagina’s oogstrelende ontwerpen. De jury bekroonde de lampen van het Italiaanse Luceplan, de kinderspeelplaatsinstallaties van het Deense Kompan en de stoelen van het Duitse Vitra. De Nederlandse eer wordt hooggehouden door Hotel New York in Rotterdam. Opvallend zijn ook de metro-interieurs van het Portugese Sorefam. Die zien er niet alleen goed uit, maar zitten ook prima – hoewel vergeleken bij de Hollandse plastic kuipjes natuurlijk alles een vooruitgang is. De begeleidende tekstjes staan vol van de ronkende reclamepraat, dus die kunnen overgeslagen worden.

Voor alle drie de boeken geldt: leuk om eens door te bladerenals je in de bibliotheek zit om tentamens te leren en even een kwartiertje geen zin hebt.

Christian Jongeneel

Recente aanwinsten van de bibliotheek die ook interessant zijn voor niet-vakspecialisten.

Op de onderste planken in het magazijn van de centrale bibliotheek staan de grote boeken. Voor een belangrijk deel zijn dat nuttige maar dodelijk saaie naslagwerken van honderden bladzijden met kleine lettertjes, en rapporten op A4-formaat voor zo’n klein publiek dat drukken niet rendabel was. Maar daartussen staan ook af en toe mooie plaatjesboeken. Een greep.

The atrium comes of age van Richard Saxon (Harlow, Longman, 1994) bevat ruim honderd foto’s en bouwtekeningen van atria. In Romeinse tijden was een atrium gewoon een binnenplaats, tegenwoordig is iets pas een atrium als er een glazen kap bovenop staat (anders heet het een patio). Het aantrekkelijke van het moderne atrium is dat het het comfort van binnen combineert met de lichtval van buiten.

Door die combinatie ziet een atrium er al gauw enigszins feeëriek uit. Dat geldt zowel voor de moderne bouwwerken (Grand Hyatt Hotel in Washington, 1991) als de oudere (Durbar Court van het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken, 1867). Althans, op de foto. De ervaring leert dat met name winkelcentra nog wel eens naargeestiger willen uitvallen dan de idyllische plaatjes suggereren. Saxons boek sluit trouwens af met een lange lijst bezienswaardige atria in met name Engeland, de VS en Scandinavië. Misschien een ideetje voor de bouko-toerist.

Jacob van Campen (Amsterdam, Architectura & Natura Pers, 1995) biedt een door meerdere auteurs geschreven biografie van de schilder en architect (1596-1657). Het boek is grotendeels in zwart-wit uitgevoerd, wat vooral bij de schilderijen jammer is. Van Campens gebouwen (onder meer paleis Noordeinde, stadhuis/paleis op de Dam, Hofwijck naast het spoor in Voorburg) zijn strak uitgevoerd, een kenmerk van het Hollandse classicisme. Zijn schilderijen zijn Rubensiaans, dus meer wulpse rondingen dan rechte lijnen. Dat schilderwerk bevindt zich overigens voor een groot deel in de Oranjezaal van Huis ten Bosch. Hopelijk vindt Beatrix het mooi.

Ten slotte European Community Design Prize 1994 (Dublin, EDP, 1994) , een overzicht van de mooiste Europese industriële ontwerpen uit het genoemde jaar. Het bevat ruim honderd pagina’s oogstrelende ontwerpen. De jury bekroonde de lampen van het Italiaanse Luceplan, de kinderspeelplaatsinstallaties van het Deense Kompan en de stoelen van het Duitse Vitra. De Nederlandse eer wordt hooggehouden door Hotel New York in Rotterdam. Opvallend zijn ook de metro-interieurs van het Portugese Sorefam. Die zien er niet alleen goed uit, maar zitten ook prima – hoewel vergeleken bij de Hollandse plastic kuipjes natuurlijk alles een vooruitgang is. De begeleidende tekstjes staan vol van de ronkende reclamepraat, dus die kunnen overgeslagen worden.

Voor alle drie de boeken geldt: leuk om eens door te bladerenals je in de bibliotheek zit om tentamens te leren en even een kwartiertje geen zin hebt.

Christian Jongeneel

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.