Recente aanwinsten van de bibliotheek die ook interessant zijn voor niet-vakspecialisten.Bij de bibliotheek zit beslist iemand met een grote liefde voor autootjes.
Alle handboeken (hoe haal ik mijn Kever uit elkaar zonder hem te slopen) zijn er, maar ook plaatjesboeken stromen bij bosjes binnen. Een van de nieuwste aanwinsten is John Gunnel, T-Bird, 40 years of thunder (Iola, Krause Publications, 1995) .
De Ford Thunderbird, dat is jaren vijftig, dat is Marilyn Monroe, dat is rose met imposante vinnen. De T-bird, bedoeld om de Corvette van General Motors concurrentie aan te doen, werd meteen op de eerste dag (22 oktober 1954) een hit: Ford mocht 4000 orders noteren. Ieder volgend jaar werd het ontwerp aangepast aan de eisen des tijds. De Thunderbird moest trendy blijven. In de jaren zestig verdwenen de vinnen en begon de auto uit te dijen, wat in de jaren zeventig leidde tot de ‘big birds’, een soort rijdende kastelen. In de jaren tachtig sloeg de aerodynamica toe. Het moet gezegd: de eerste modellen waren het mooist. Een leuk boek, dat een uitgebreid en compleet ogend overzicht geeft van alle modellen T-birds die in de loop der jaren van de band gerold zijn.
Ook in de transportsfeer valt Phil Scott, The shoulders of giants (Readin Mass, Addison Wesley, 1995) . Dit boek gaat over de geschiedenis van de menselijk vliegkunst tot 1919, toen de eerste wereldoorlog duidelijk had gemaakt dat het vliegtuig een gouden tijd tegemoet ging. Voordien was vliegen vooral een droom. Bekend is de Griekse mythe van Ikaros die met vleugels van was en veren te dicht naar de zon vliegt, waardoor de was smelt en hij neerstort. De Romeinse keizer Nero dacht dat zijn macht zo absoluut was dat hij mensen kon laten vliegen. Een acteur die Ikaros moest spelen, viel dood. De moor Armen Firman bracht het er in 852 beter vanaf. Hij sprong van een toren in Cordoba en landde veilig dankzij de lucht die zijn canvas mantel vulde.
In China werden mensen aan een vlieger opgelaten, meldde Marco Polo enkele eeuwen later. Leonardo da Vinci wijdde 500 schetsen aan vlieg-fantasieën en velen van naam volgden hem. Werken deed het allemaal niet. Dat kwam pas in 1783, toen de gebroeders Montgolfier een schaap, een haan en een eend in een hete-luchtballon oplieten. De beesten kwamen veilig beneden, dus de mens kon ook vliegen. Het duurde nog een eeuw voordat de eerste vliegtuigen op het toneel verschenen, en namen als Wilbur Wright, Roland Garros en Tony Fokker, maar de trend voor het nieuwe tijdperk was gezet.
Bijna dezelfde titel heeft Malcolm Lines, On the shoulders of giants (Bristol, Institute of Physics Publishing, 1994) , maar het gaat over iets heel anders, namelijk de invloed van de wiskunde op de natuurkunde. Het centrale argument van Lines’ boek is dat het bestaan van wiskundige theorieën cruciaal is voor het vinden van natuurkundige verklaringen. Een bekend voorbeeld is dat Einsteins algemene relativiteitstheorieonmogelijk was geweest zonder het bestaan van de niet-Euclidische meetkunde. Minder voor de hand ligt de toepassing van Roger Penrose’s tegel-theorie (als je alleen tegels van een bepaalde vorm mag gebruiken, kun je dan een vlak vol krijgen – en zo ja, hoe?) op de kristallografie. En zo kent Lines er meer. Vrij taai, maar interessant genoeg.
Recente aanwinsten van de bibliotheek die ook interessant zijn voor niet-vakspecialisten.
Bij de bibliotheek zit beslist iemand met een grote liefde voor autootjes. Alle handboeken (hoe haal ik mijn Kever uit elkaar zonder hem te slopen) zijn er, maar ook plaatjesboeken stromen bij bosjes binnen. Een van de nieuwste aanwinsten is John Gunnel, T-Bird, 40 years of thunder (Iola, Krause Publications, 1995) .
De Ford Thunderbird, dat is jaren vijftig, dat is Marilyn Monroe, dat is rose met imposante vinnen. De T-bird, bedoeld om de Corvette van General Motors concurrentie aan te doen, werd meteen op de eerste dag (22 oktober 1954) een hit: Ford mocht 4000 orders noteren. Ieder volgend jaar werd het ontwerp aangepast aan de eisen des tijds. De Thunderbird moest trendy blijven. In de jaren zestig verdwenen de vinnen en begon de auto uit te dijen, wat in de jaren zeventig leidde tot de ‘big birds’, een soort rijdende kastelen. In de jaren tachtig sloeg de aerodynamica toe. Het moet gezegd: de eerste modellen waren het mooist. Een leuk boek, dat een uitgebreid en compleet ogend overzicht geeft van alle modellen T-birds die in de loop der jaren van de band gerold zijn.
Ook in de transportsfeer valt Phil Scott, The shoulders of giants (Readin Mass, Addison Wesley, 1995) . Dit boek gaat over de geschiedenis van de menselijk vliegkunst tot 1919, toen de eerste wereldoorlog duidelijk had gemaakt dat het vliegtuig een gouden tijd tegemoet ging. Voordien was vliegen vooral een droom. Bekend is de Griekse mythe van Ikaros die met vleugels van was en veren te dicht naar de zon vliegt, waardoor de was smelt en hij neerstort. De Romeinse keizer Nero dacht dat zijn macht zo absoluut was dat hij mensen kon laten vliegen. Een acteur die Ikaros moest spelen, viel dood. De moor Armen Firman bracht het er in 852 beter vanaf. Hij sprong van een toren in Cordoba en landde veilig dankzij de lucht die zijn canvas mantel vulde.
In China werden mensen aan een vlieger opgelaten, meldde Marco Polo enkele eeuwen later. Leonardo da Vinci wijdde 500 schetsen aan vlieg-fantasieën en velen van naam volgden hem. Werken deed het allemaal niet. Dat kwam pas in 1783, toen de gebroeders Montgolfier een schaap, een haan en een eend in een hete-luchtballon oplieten. De beesten kwamen veilig beneden, dus de mens kon ook vliegen. Het duurde nog een eeuw voordat de eerste vliegtuigen op het toneel verschenen, en namen als Wilbur Wright, Roland Garros en Tony Fokker, maar de trend voor het nieuwe tijdperk was gezet.
Bijna dezelfde titel heeft Malcolm Lines, On the shoulders of giants (Bristol, Institute of Physics Publishing, 1994) , maar het gaat over iets heel anders, namelijk de invloed van de wiskunde op de natuurkunde. Het centrale argument van Lines’ boek is dat het bestaan van wiskundige theorieën cruciaal is voor het vinden van natuurkundige verklaringen. Een bekend voorbeeld is dat Einsteins algemene relativiteitstheorieonmogelijk was geweest zonder het bestaan van de niet-Euclidische meetkunde. Minder voor de hand ligt de toepassing van Roger Penrose’s tegel-theorie (als je alleen tegels van een bepaalde vorm mag gebruiken, kun je dan een vlak vol krijgen – en zo ja, hoe?) op de kristallografie. En zo kent Lines er meer. Vrij taai, maar interessant genoeg.
Comments are closed.