Recente aanwinsten van de bibliotheek die ook interessant zijn voor niet-vakspecialisten.Wie, zoals David Henshaw , zijn boek The great railway conspiracy (Hawes, Leading Edge Press, 1994) noemt, wekt verwachtingen.
Een thriller is het niet (de bieb doet niet aan fictie), maar Henshaw beschrijft wel met grote verontwaardiging hoe in de jaren vijftig en zestig de Britse Spoorwegen de nek om gedraaid werden ten faveure van de auto.
Het begon allemaal met de nationalisatie van de verwoeste spoorwegen vlak na de oorlog. De Labour regering deed dat om de zaak weer op te bouwen, maar zodra de conservatieven aan de macht kwamen, ging het mes erin. Vele honderden lijnen en nog meer stations gingen dicht. Rond het nationale park Dartmoor (in het zuid-westen van Engeland), bijvoorbeeld, waren ooit dertig stationnetjes, nu zijn het er nog nul. Na de oliecrisis werden weer voorzichtig wat lijnen heropend, meestal korte stukjes voor forensen of toeristen. Maar nu, waarschuwt Henshaw, dreigt het door de hernieuwde privatisering weer falikant mis te gaan – het woord ‘onrendabele lijn’ is niet alleen in Nederland bekend. Henshaw schrijft vlot, het aantal plaatjes is voldoende. Zeer aan te bevelen voor treinfreaks.
Een erg handig boekje is Aubrey Hampton, What’s in your cosmetics? (Tucson, Odonian Press, 1995) . Het geeft een alfabetisch overzicht van alle stofjes die in cosmetica, van ordinaire zeep tot lippenstift, plegen voor te komen. Daarbij gaat het de schrijver niet alleen om de chemie, maar vooral ook om de gezondheid. Hampton is namelijk fabrikant van natuurlijke cosmetica en laat dus niet na te vertellen welke synthetische stoffen misschien kankerverwekkend of anderszins giftig zijn.
Naast de kleine zeep-encyclopedie geeft Hampton ook een lijst van bruikbare natuurlijke ingrediënten. Nooit geweten dat Yucca (de studentenplant bij uitstek, want bijna niet dood te krijgen) gebruikt wordt om shampoo te laten schuimen. Voor wie het dan nog niet begrepen heeft, zet Hampton in het derde hoofdstuk labels naast elkaar: wat zit er in natuurlijke vochtinbrengende crème en wat in synthetische (en waarom is de eerste beter)? Goed, helemaal onbevooroordeeld is de auteur dus niet, maar niettemin: veel nuttige informatie.
Iets zwaardere kost tot slot: Cathy Cobb en Harold Goldwhite, Creations of fire, chemistry’s lively history from alchemy to the atomic age (Londen, Plenum Press, 1995) . Dit is een degelijke geschiedenis van de scheikunde – om de een of andere reden zijn die zeldzamer dan natuurkunde-historie. Echter ook geschikt voor leken.
Omdat je niet vroeg genoeg kunt beginnen, gaan Cobb en Goldwhite van start in de steentijd, toen mensen verf maakten voor rotsschilderingen. Daarna volgen zij de gebruikelijke beschavingsroute van Sumerië naar Griekenland, Rome, Arabië, terug naar Europa. Die eerste eeuwen is scheikundige kennisvooral het domein van de alchemie (Arabisch voor ‘de chemie’). Vanaf 1600 begint de modernere wetenschappelijke aanpak. Een sterk punt van Cobb en Goldwhite is dat zij naast de chemie ook de politieke context van vondsten in beschouwing nemen. Doordat zij bovendien veel biografietjes geven, is hun boek meer dan een theorieën-optocht van glas tot buckminsterfulerenen.
Recente aanwinsten van de bibliotheek die ook interessant zijn voor niet-vakspecialisten.
Wie, zoals David Henshaw , zijn boek The great railway conspiracy (Hawes, Leading Edge Press, 1994) noemt, wekt verwachtingen. Een thriller is het niet (de bieb doet niet aan fictie), maar Henshaw beschrijft wel met grote verontwaardiging hoe in de jaren vijftig en zestig de Britse Spoorwegen de nek om gedraaid werden ten faveure van de auto.
Het begon allemaal met de nationalisatie van de verwoeste spoorwegen vlak na de oorlog. De Labour regering deed dat om de zaak weer op te bouwen, maar zodra de conservatieven aan de macht kwamen, ging het mes erin. Vele honderden lijnen en nog meer stations gingen dicht. Rond het nationale park Dartmoor (in het zuid-westen van Engeland), bijvoorbeeld, waren ooit dertig stationnetjes, nu zijn het er nog nul. Na de oliecrisis werden weer voorzichtig wat lijnen heropend, meestal korte stukjes voor forensen of toeristen. Maar nu, waarschuwt Henshaw, dreigt het door de hernieuwde privatisering weer falikant mis te gaan – het woord ‘onrendabele lijn’ is niet alleen in Nederland bekend. Henshaw schrijft vlot, het aantal plaatjes is voldoende. Zeer aan te bevelen voor treinfreaks.
Een erg handig boekje is Aubrey Hampton, What’s in your cosmetics? (Tucson, Odonian Press, 1995) . Het geeft een alfabetisch overzicht van alle stofjes die in cosmetica, van ordinaire zeep tot lippenstift, plegen voor te komen. Daarbij gaat het de schrijver niet alleen om de chemie, maar vooral ook om de gezondheid. Hampton is namelijk fabrikant van natuurlijke cosmetica en laat dus niet na te vertellen welke synthetische stoffen misschien kankerverwekkend of anderszins giftig zijn.
Naast de kleine zeep-encyclopedie geeft Hampton ook een lijst van bruikbare natuurlijke ingrediënten. Nooit geweten dat Yucca (de studentenplant bij uitstek, want bijna niet dood te krijgen) gebruikt wordt om shampoo te laten schuimen. Voor wie het dan nog niet begrepen heeft, zet Hampton in het derde hoofdstuk labels naast elkaar: wat zit er in natuurlijke vochtinbrengende crème en wat in synthetische (en waarom is de eerste beter)? Goed, helemaal onbevooroordeeld is de auteur dus niet, maar niettemin: veel nuttige informatie.
Iets zwaardere kost tot slot: Cathy Cobb en Harold Goldwhite, Creations of fire, chemistry’s lively history from alchemy to the atomic age (Londen, Plenum Press, 1995) . Dit is een degelijke geschiedenis van de scheikunde – om de een of andere reden zijn die zeldzamer dan natuurkunde-historie. Echter ook geschikt voor leken.
Omdat je niet vroeg genoeg kunt beginnen, gaan Cobb en Goldwhite van start in de steentijd, toen mensen verf maakten voor rotsschilderingen. Daarna volgen zij de gebruikelijke beschavingsroute van Sumerië naar Griekenland, Rome, Arabië, terug naar Europa. Die eerste eeuwen is scheikundige kennisvooral het domein van de alchemie (Arabisch voor ‘de chemie’). Vanaf 1600 begint de modernere wetenschappelijke aanpak. Een sterk punt van Cobb en Goldwhite is dat zij naast de chemie ook de politieke context van vondsten in beschouwing nemen. Doordat zij bovendien veel biografietjes geven, is hun boek meer dan een theorieën-optocht van glas tot buckminsterfulerenen.
Comments are closed.