Uit de brieven in Delta over het betoog van Shelltopman Van der Veer tijdens de opening van het academisch jaar spreekt heilige verontwaardiging over wat men ziet als apodictische uitspraken van een milieu-ongevoelige oliemagnaat.
Toch liggen de uitgangspunten op de keeper beschouwd dichter bij elkaar dan deze critici wellicht lief is. Men is met de spreker van mening dat het hier gaat om een kwestie van vraag en aanbod, zij het dat een verschillend gewicht wordt toegekend aan de kosten en baten geassocieerd met het milieu.
Dat opent tevens de mogelijkheid het betoog van Van der Veer daadwerkelijk te ontkrachten. Dat vergt van ons als Nederlanders (ik beperk me nu even tot Nederland om het overzichtelijk te houden en omdat wij in de wereld nu eenmaal een voorbeeldfunctie hebben) echter wel een kloek besluit: we sluiten de grenzen hermetisch af, we leveren onze auto’s in voor de schroothoop, schaffen het overige wegvervoer af door ons in leven te houden met de aardappels die we in onze achtertuin verbouwen of we halen ze per kruiwagen af bij de boer, de straatverlichting gaat uit, we gaan studeren bij kaarslicht, we sparen de cv uit door drie truien over elkaar aan te trekken en koken op een houtvuurtje (mag, mits u evenveel bomen plant als u verstookt). Onrealistisch denkt u? Precies zo sloegen we ons zo’n 60 jaar geleden in dit land door het leven. Ik heb het aan den lijve ondervonden en weet dus waar ik het over heb.
In dat, niet geheel hypothetische, geval kunnen we ons wellicht op korte termijn behelpen met zonne- en windenergie (zonodig aangevuld met enige uit kerncentrales afkomstige elektriciteit uit Frankrijk) en zal Shell, althans in ons land, krachtens de wet van vraag en aanbod vanzelf overschakelen op duurzame energie.
Een zinnige discussie over dit probleem is pas mogelijk wanneer critici bereid zijn zelf te voldoen aan de eis die ze aan de tegenpartij stellen: een behoorlijke onderbouwing van hun standpunt, met name waar zij zelf prat gaan op hun academisch niveau. Dat vereist in dit geval een zorgvuldige analyse van de toekomstige energiebehoefte en van de beschikbaarheid van de verschillende energiebronnen, maar dan wel gebaseerd op min of meer geloofwaardige aannamen. Dat hoeven uiteraard niet dezelfde te zijn als die van Shell. Alle daartoe benodigde informatie en expertise is op de TU voorhanden.
De betrekkelijk geringe rol die duurzame energie voorlopig speelt zet geen domper op het duurzame-energieprogramma van de TU, zoals gevreesd in het stuk van 20 September en in het tendentieuze verslag van de lezing in Delta van 6 september. Het zijn juist de meer ingewikkelde langetermijnproblemen waarmee de TU zich dient bezig te houden. Zo gezien, is het betoog van Van der Veer een aanmoediging om aan de ontwikkeling van duurzame energiebronnen de nodige aandacht te blijven besteden. Het zal de TU nog moeite genoeg kosten om de onderzoeksinspanning die Shell op dit gebied ontplooit, bij te houden.
.aut Prof. Ir. H. J. de Haan, Emeritus-hoogleraar Petroleumwinning
Uit de brieven in Delta over het betoog van Shelltopman Van der Veer tijdens de opening van het academisch jaar spreekt heilige verontwaardiging over wat men ziet als apodictische uitspraken van een milieu-ongevoelige oliemagnaat. Toch liggen de uitgangspunten op de keeper beschouwd dichter bij elkaar dan deze critici wellicht lief is. Men is met de spreker van mening dat het hier gaat om een kwestie van vraag en aanbod, zij het dat een verschillend gewicht wordt toegekend aan de kosten en baten geassocieerd met het milieu.
Dat opent tevens de mogelijkheid het betoog van Van der Veer daadwerkelijk te ontkrachten. Dat vergt van ons als Nederlanders (ik beperk me nu even tot Nederland om het overzichtelijk te houden en omdat wij in de wereld nu eenmaal een voorbeeldfunctie hebben) echter wel een kloek besluit: we sluiten de grenzen hermetisch af, we leveren onze auto’s in voor de schroothoop, schaffen het overige wegvervoer af door ons in leven te houden met de aardappels die we in onze achtertuin verbouwen of we halen ze per kruiwagen af bij de boer, de straatverlichting gaat uit, we gaan studeren bij kaarslicht, we sparen de cv uit door drie truien over elkaar aan te trekken en koken op een houtvuurtje (mag, mits u evenveel bomen plant als u verstookt). Onrealistisch denkt u? Precies zo sloegen we ons zo’n 60 jaar geleden in dit land door het leven. Ik heb het aan den lijve ondervonden en weet dus waar ik het over heb.
In dat, niet geheel hypothetische, geval kunnen we ons wellicht op korte termijn behelpen met zonne- en windenergie (zonodig aangevuld met enige uit kerncentrales afkomstige elektriciteit uit Frankrijk) en zal Shell, althans in ons land, krachtens de wet van vraag en aanbod vanzelf overschakelen op duurzame energie.
Een zinnige discussie over dit probleem is pas mogelijk wanneer critici bereid zijn zelf te voldoen aan de eis die ze aan de tegenpartij stellen: een behoorlijke onderbouwing van hun standpunt, met name waar zij zelf prat gaan op hun academisch niveau. Dat vereist in dit geval een zorgvuldige analyse van de toekomstige energiebehoefte en van de beschikbaarheid van de verschillende energiebronnen, maar dan wel gebaseerd op min of meer geloofwaardige aannamen. Dat hoeven uiteraard niet dezelfde te zijn als die van Shell. Alle daartoe benodigde informatie en expertise is op de TU voorhanden.
De betrekkelijk geringe rol die duurzame energie voorlopig speelt zet geen domper op het duurzame-energieprogramma van de TU, zoals gevreesd in het stuk van 20 September en in het tendentieuze verslag van de lezing in Delta van 6 september. Het zijn juist de meer ingewikkelde langetermijnproblemen waarmee de TU zich dient bezig te houden. Zo gezien, is het betoog van Van der Veer een aanmoediging om aan de ontwikkeling van duurzame energiebronnen de nodige aandacht te blijven besteden. Het zal de TU nog moeite genoeg kosten om de onderzoeksinspanning die Shell op dit gebied ontplooit, bij te houden.
.aut Prof. Ir. H. J. de Haan, Emeritus-hoogleraar Petroleumwinning
Comments are closed.