Universiteiten krijgen van minister Hermans de vrijheid om alle masterstudenten aan een selectie te onderwerpen. Hoe groter hun ambities met de masteropleidingen zijn, hoe strenger universiteiten mogen selecteren.
Dat verkondigde topambtenaar Jacques van Velzen van het ministerie van Onderwijs deze week op een congres in Utrecht. Hij liep daarmee vooruit op het officiële standpunt van minister Hermans over de invoering van het bachelor-mastermodel in Nederland. Dat standpunt zal de minister waarschijnlijk komende week pas bekendmaken.
Hermans bouwt in grote mate voort op het rapport van de commissie-Rinnooy Kan. Die bracht in juni advies uit over het Angelsaksische onderwijsmodel. Daarin is de universitaire studie in tweeën geknipt: studenten volgen eerst een brede bachelorfase van drie jaar en kunnen zich daarna specialiseren in een masteropleiding. Hogescholen leiden bachelors in vier jaar op.
Niet elke bachelor stroomt automatisch door naar de masterfase. ,,Nederland moet een hoogvlakte worden met hier en daar een piek”, aldus Van Velzen. De selectie van deze ‘piek’-studenten mag strenger dan studenten die op de hoogvlakte hun mastertitel willen halen.
Wie straks aan een andere universiteit zijn mastertitel wil halen, moet een toelatingstoets maken. Bachelors die aan hun ‘eigen’ universiteit willen doorstromen, hoeven geen toets te maken. De universiteit weet immers welke vooropleiding zij hebben gevolgd. Willen ze echter aan een topmasterstudie beginnen, dan moeten ook zij voldoen aan strengere criteria.
Het ministerie heeft voor de invoering van het Angelsaksische model geen extra geld over. De universiteiten hadden daar wel voor gepleit. Ze wilden de studieduur met een jaar uitbreiden, zodat de masterfase twee jaar zou kunnen duren. Hermans betaalt dat extra jaar niet, deelde topambtenaar Van Velzen mee. Volgens hem doen universiteiten die meer geld nodig hebben er goed aan om bij het bedrijfsleven aan te kloppen.
Hoe groter hun ambities met de masteropleidingen zijn, hoe strenger universiteiten mogen selecteren. Dat verkondigde topambtenaar Jacques van Velzen van het ministerie van Onderwijs deze week op een congres in Utrecht. Hij liep daarmee vooruit op het officiële standpunt van minister Hermans over de invoering van het bachelor-mastermodel in Nederland. Dat standpunt zal de minister waarschijnlijk komende week pas bekendmaken.
Hermans bouwt in grote mate voort op het rapport van de commissie-Rinnooy Kan. Die bracht in juni advies uit over het Angelsaksische onderwijsmodel. Daarin is de universitaire studie in tweeën geknipt: studenten volgen eerst een brede bachelorfase van drie jaar en kunnen zich daarna specialiseren in een masteropleiding. Hogescholen leiden bachelors in vier jaar op.
Niet elke bachelor stroomt automatisch door naar de masterfase. ,,Nederland moet een hoogvlakte worden met hier en daar een piek”, aldus Van Velzen. De selectie van deze ‘piek’-studenten mag strenger dan studenten die op de hoogvlakte hun mastertitel willen halen.
Wie straks aan een andere universiteit zijn mastertitel wil halen, moet een toelatingstoets maken. Bachelors die aan hun ‘eigen’ universiteit willen doorstromen, hoeven geen toets te maken. De universiteit weet immers welke vooropleiding zij hebben gevolgd. Willen ze echter aan een topmasterstudie beginnen, dan moeten ook zij voldoen aan strengere criteria.
Het ministerie heeft voor de invoering van het Angelsaksische model geen extra geld over. De universiteiten hadden daar wel voor gepleit. Ze wilden de studieduur met een jaar uitbreiden, zodat de masterfase twee jaar zou kunnen duren. Hermans betaalt dat extra jaar niet, deelde topambtenaar Van Velzen mee. Volgens hem doen universiteiten die meer geld nodig hebben er goed aan om bij het bedrijfsleven aan te kloppen.
Comments are closed.