De beklimming van de elektrotrappen viel tegen: "Het is zó zwaar. De droge en warme lucht slaat heel erg op je strot." (Foto: Sam Rentmeester/FMAX)

Het onderhoud van de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica kost de TU zoveel geld dat een grootscheepse renovatie noodzakelijk is. Al blijken rigoureuze keuzes ook mogelijk. Eén ding is duidelijk: “Niets doen is geen optie.”

Lunchtijd op de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI). In de hal op de begane grond is het spitsuur. Een lift is zojuist volgepakt met mensen begonnen aan zijn tocht omhoog in het 22 verdiepingen tellende gebouw. Twee studenten die er niet meer bij pasten, turen geduldig naar de lampjes boven de liftdeuren.

De groep wachtenden zwelt intussen aan, net als het ongeduld. Een medewerkster met een dienblad vol soep wijst één van haar gasten met een hoofdknik op het papiertje bij één van de liften: buiten gebruik wegens onderhoud. Na twee minuten wachten beent een andere medewerkster naar de dienstlift even verderop. Ze drukt op de knop en meteen gaan de deuren open. Twaalf mensen sprinten achter haar aan de lift in.

De liften zijn niet het enige deel van EWI dat dit najaar in onderhoud is. Het gebouw uit 1968 aan de Mekelweg 4 is aan het einde van zijn levensduur. Elektra, transformatoren en verwarming zijn oud, liften geven storingen en de gevel tocht en lekt. Om het gebouw veilig en prettig te houden, wordt de gevel waar nodig opnieuw gekit. Verlichting wordt waar nodig vervangen om storingen en mogelijk brandgevaar te vermijden. Alles om het gebouw nog een paar jaar leefbaar te houden, totdat duidelijk is hoe het onderkomen van EWI er in de toekomst uit gaat zien.

Inefficiënt

Dat het anders moet, staat vast. De universiteit is niet gelukkig met een gebouw waarvan maar de helft van het vloeroppervlak nuttig te gebruiken is, terwijl er voor alle vierkante meters stook-, elektriciteits- en schoonmaakkosten zijn. Ter vergelijking: volgens de normen die de TU voor de nieuwbouw van de faculteit Technische Natuurwetenschappen hanteert, zou EWI minstens een kwart van zijn bruto vloeroppervlakte moeten inleveren om tot eenzelfde aantal nuttige vierkante meters te komen. Maar hoe doe je dat, in een gebouw dat inefficiënt is ingedeeld en waarvan de bewoners hun wensen hebben?

De faculteit studeert daar al zo’n anderhalf jaar op, samen met de unit facilitair management en vastgoed (FMVG). Het project heet EWI 2.0. “Het is best een leuke puzzel”, zegt decaan Rob Fastenau optimistisch, zittend aan de vergadertafel op zijn kamer op de zestiende verdieping. Achter hem reikt het uitzicht tot aan Pijnacker. Werkzaamheden elders in het gebouw overstemmen af en toe zijn woorden. “Aan het einde van dit jaar hopen we de puzzel klaar te hebben. Dan kan het college van bestuur een besluit nemen. Maar nu zijn we nog bezig feiten aan te reiken.”

Vooral de negentig meter hoge hoogbouw geeft hoofdbrekens. Dat deel springt het meest in het oog en is daardoor volgens betrokkenen met emoties omgeven. Ze hebben gemerkt dat mensen – op de TU en in de stad – de toren niet meer kunnen of willen wegdenken. Ze zien EWI als een ‘landmark in de skyline van Delft’ of als ‘vlaggendrager van de TU’.

Spagaat

Gewichtige woorden, terwijl de hoogbouw niet eens de helft van de totale vloeroppervlakte beslaat (zie kader). De rest van de ruimte zit voornamelijk in de vier hallen achter de laagbouw. Daarvoor loopt een apart investeringsprogramma, dat losstaat van EWI 2.0. In september opende de Tellegenhal (voorheen de Veemhal) de deuren, vol met practicumruimtes voor studenten. De faculteit investeert in het Else Kooi Lab (voorheen Dimes), om dat chiponderzoekinstituut ‘state of the art’ krijgen. Hetzelfde geldt voor het Electrical Sustainable Power-Lab (voorheen de hoogspanningshal). In de vierde hal zit de Dienst Elektronische en Mechanische Ondersteuning (Demo), een dienst die losstaat van de faculteit.

Terug naar de hoogbouw en de emoties. Volgens ontwikkelmanager Iljoesja Berdowski lopen er twee discussies door elkaar. “Er is de huisvesting van de faculteit EWI én er is gebouw 36. Dat zorgt voor een spagaat, want gebouw 36 ís niet EWI en EWI ís niet gebouw 36. Het is mijn taak om voor zo goed mogelijke stenen te zorgen voor het werk van de faculteit.”

Berdowski begeleidt het project EWI 2.0 vanuit de kant van FMVG. Zij was bij bijeenkomsten met medewerkers en hielp mee met de inventarisatie van hun wensen. Ze was betrokken bij het onderzoek naar de koppeling van kantoren met laboratoria, horeca en studieplekken. Ze hielp bij het doorlichten van de technische staat van het pand en studeerde op mogelijkheden voor herindeling. Steeds rekening houdend met de wens vierkante meters te besparen en binnen budget te blijven.

Mismatch

Bovenal probeerde Berdowski de ambities van de faculteit in het gebouw te passen. “Verschillende keren zijn we alle onderzoeken doorgelopen, zelf en met mensen van buiten, om tunnelvisie te vermijden. De uitkomst is steeds hetzelfde: de wens past onvoldoende in de hoogbouw. De mismatch is heel groot. Hogere verdiepingen lenen zich niet voor onderwijs, omdat je dan veel studenten in de liften krijgt. Labs kunnen in verband met brandveiligheid ook niet op hogere verdiepingen. Eigenlijk kun je in de hoogbouw alleen kantoren stoppen.”

De vraag is of het plaatsen van louter kantoren in de hoogbouw de investering waard is. Het vervangen van technische installaties en de gevel gaat miljoenen kosten. “Maar niets doen, is geen optie”, aldus Fastenau. Alleen al de jaarlijkse inspectie van de kitranden in de gevel kost honderdduizenden euro’s per jaar. Nodig is die inspectie zonder twijfel. De glazen panelen zouden zonder onderhoud uiteindelijk zelfs uit de gevel kunnen vallen.

Ondanks dat soort broodnodige investeringen blijft de vloerindeling ongelukkig. In de smalle hoogbouw gaan relatief veel vierkante meters op aan gangen, trappenhuizen, liften en gevel. Die (vlies)gevel aan de oostkant en aan de westkant vergt een meter vloeroppervlak, omdat hij bestaat uit twee keer enkel glas met een meter ruimte ertussen. Daar komt bij dat de kantoren volgens de huidige richtlijnen te groot zijn.

Studieruimte

Op de tweede verdieping is daarvoor drie jaar geleden een oplossing bedacht. Tussenmuren zijn weggehaald, zodat er één grote studieruimte is ontstaan. Studenten werken er in stilte aan ‘aanland-werkplekken’, laptops opengeklapt en koptelefoons in de oren. Terwijl faculteitssecretaris Irene Haslinger erdoorheen loopt in de richting van de laagbouw vertelt ze dat er hier veel meer mensen op een vierkante meter passen dan in de oude opzet. “Voor studenten en waarschijnlijk promovendi is dit prima. Daarnaast zouden gasten en deeltijdhoogleraren op zulke plekken kunnen werken.”

Aangekomen in de laagbouw, vertelt ze dat zoiets daar wellicht ook mogelijk is. Ze wijst in de dik tweehonderd meter lange gang. Aan de ene kant zijn er ramen die uitkijken op de daken en buitenmuren van de hallen. Aan de andere kant van de gang zitten de kantoren, veelal met de deuren dicht. Niet voor niets noemt decaan Fastenau de laagbouw ‘vooral ’s avonds unheimisch‘. Het kan er uitgestorven en donker zijn. Toch wil de faculteit graag iets van de laagbouw maken. Dit is immers op de begane grond de entree tot en de verbinding tussen de hallen. “Dat maakt het renoveren van de laagbouw van een hoge waarschijnlijkheid”, aldus de decaan.

Hoe anders is het met die hoogbouw, waarvan het lot vooralsnog onbekend is. Vast staat dat de huidige indeling niet overal overeind kan blijven, maar dat veel medewerkers er niet op zitten te wachten om met meerdere collega’s in een open ruimte te gaan zitten (zie kader).

Fastenau: “De mooiste oplossing is dat we in het gebouw blijven, en dat aan alle randvoorwaarden is voldaan.” Maar of dat kan? “We bekijken alle scenario’s: renoveren, (deels) slopen of verhuren aan een andere bewoner.” Of hij een voorkeur heeft? “Ik heb niet die emotionele betrokkenheid bij het gebouw. Elke keer gaan we terug naar de feiten. Er komen steeds nieuwe bij en daaraan passen we onze positie aan.”

Dit is het laatste deel van een tweeluik over de renovatieplannen van de faculteiten CiTG en EWI. Lees hier deel 1: delta.tudelft.nl/30392

 

Weinig klachten

 

 

 

 

Weinig klachten

Hoe slecht het gebouw er technisch ook aan toe is, medewerkers en studenten klagen weinig, meldt de medezeggenschap. Het trappenhuis is wel eens nat na een forse regenbui. In de zomer kan het luchtbehandelingssysteem niet iedere ruimte even goed koelen. In de winter komt de hete lucht in de verwarmingsbuizen niet tot het einde van de gangen. Bij wind kan het vooral in de laagbouw tochten. “Naast het klimaat en het feit dat dat promovendi veelal met hun vieren op een kamer zitten, zijn de meeste bewoners van het EWI-gebouw tevreden over hun huidige huisvesting en inrichting”, zegt Stephan Wong, voorzitter van de onderdeel-commissie van EWI.

 

 

Veel medewerkers willen vooral behouden wat ze hebben, blijkt uit zijn verhaal. “We gaan waarschijnlijk allemaal achteruit in het aantal vierkante meters, of komen samen in grotere ruimtes. Maar veel docenten willen graag in hun kamer met studenten kunnen praten. Of ze hebben veel documenten, boeken of apparatuur en vinden het fijn daar gemakkelijk bij te kunnen. Anderen vinden het gewoon prettig om even ongestoord alleen te kunnen zitten met hun eigen gedachten.”

 

 

De nieuwe facultaire studentenraad blijkt nog geen mening over EWI 2.0 te hebben. Volgens fsr-lid Ruben Verboon ‘leeft het niet onder studenten’. “Wij als betrokken studenten hebben nog niet van de plannen gehoord.” Volgens Irene Haslinger is de fsr in het verleden wel degelijk geregeld bijgepraat.

 

Hoofdredacteur Saskia Bonger

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

s.m.bonger@tudelft.nl

Comments are closed.