Het trommelvliessplijtende alarm komt niet als een verrassing: al weken van tevoren waren alle medewerkers gewaarschuwd. ‘In het geval van brand, bomalarm en andere calamiteiten moet het gebouw acuut worden ontruimd’.
Iedereen die zich in het gebouw van Industrieel Ontwerpen aan de Jaffalaan bevindt, moet via een vluchtroute het pand verlaten. Liften worden gestopt, deuren gesloten. Met enige tegenzin sjokt de sliert medewerkers en studenten de trappen af, de zon tegemoet. Want op je kamer blijven lukt echt niet. Mannen met brandweerhelmen en fel reflecterende hesjes kammen systematisch het gebouw uit. Streng en onvermurwbaar op zoek naar achterblijvende spelbrekers.
Dit is een spel met een grimmige ondertoon. Want het schijnt echt te kunnen gebeuren: een bommelding, een explosie of brand. En net als het luchtalarm worden ook de procedures rondom een ontruiming af en toe getest. Maar de mannen (vrouwen lijken nog altijd veroordeeld tot het dragen van de EHBO kist) staan er frisgeschoren en strakgetraind bij. Nauwelijks meer herkenbaar als practicumbegeleider of portier, glimmend in hun rol van parttime gezagdrager.
Het grasveld aan de Mekelweg geeft al snel een mooi beeld van de doorsnee faculteitsbewoner. Schoonmakers, voetballende vakgroepsgenoten en studenten die een kwartiertje zon meepikken. Een hoogleraar zet in het gras het gesprek voort dat hij zojuist nog in zijn kamer had.
Het zomerse tafereeltje wordt alleen doorbroken door een paar ontevreden studenten: ,,Ik heb zometeen een afspraak en daar heb ik mijn spullen voor nodig. Mag ik echt niet naar binnen?”, probeert een meisje met haar meest meisjesachtige overredingskracht. Maar de forse brandweerman vult de deur: ,,Je komt er niet in.” Om vervolgens met de goeiigheid die hulpverleners nou eenmaal eigen is, toe te zeggen dat het ‘echt zo lang niet meer zal duren’.
Het is opvallend hoe gedwee iedereen de exercitie ondergaat. Misschien dat het zomerse weer of de zeldzaamheid van dergelijke oefeningen meespeelt. Want al de hele ochtend gonsde het door de gangen: ‘Wanneer gaan ze nou oefenen? Ik geloof dat ik wat hoor’. Toen de eerste trillingen van het alarm zich door de systeemwanden verplaatsten stond de helft van de vakgroepen al klaar, lunchpakketje onder de arm.
Een jolige schoolreisstemming die wordt bekroond met een kopje koffie in het aula-restaurant. Gezellig, maar overbodig. Want de oefening is inmiddels wel voorbij. En terwijl de eerste mensen voorzichtig het gebouw weer betreden, kijken de hulpverleners tevreden toe. Geen gewonden, geen fouten: IO is klaar voor een echte ramp.
Iedereen die zich in het gebouw van Industrieel Ontwerpen aan de Jaffalaan bevindt, moet via een vluchtroute het pand verlaten. Liften worden gestopt, deuren gesloten. Met enige tegenzin sjokt de sliert medewerkers en studenten de trappen af, de zon tegemoet. Want op je kamer blijven lukt echt niet. Mannen met brandweerhelmen en fel reflecterende hesjes kammen systematisch het gebouw uit. Streng en onvermurwbaar op zoek naar achterblijvende spelbrekers.
Dit is een spel met een grimmige ondertoon. Want het schijnt echt te kunnen gebeuren: een bommelding, een explosie of brand. En net als het luchtalarm worden ook de procedures rondom een ontruiming af en toe getest. Maar de mannen (vrouwen lijken nog altijd veroordeeld tot het dragen van de EHBO kist) staan er frisgeschoren en strakgetraind bij. Nauwelijks meer herkenbaar als practicumbegeleider of portier, glimmend in hun rol van parttime gezagdrager.
Het grasveld aan de Mekelweg geeft al snel een mooi beeld van de doorsnee faculteitsbewoner. Schoonmakers, voetballende vakgroepsgenoten en studenten die een kwartiertje zon meepikken. Een hoogleraar zet in het gras het gesprek voort dat hij zojuist nog in zijn kamer had.
Het zomerse tafereeltje wordt alleen doorbroken door een paar ontevreden studenten: ,,Ik heb zometeen een afspraak en daar heb ik mijn spullen voor nodig. Mag ik echt niet naar binnen?”, probeert een meisje met haar meest meisjesachtige overredingskracht. Maar de forse brandweerman vult de deur: ,,Je komt er niet in.” Om vervolgens met de goeiigheid die hulpverleners nou eenmaal eigen is, toe te zeggen dat het ‘echt zo lang niet meer zal duren’.
Het is opvallend hoe gedwee iedereen de exercitie ondergaat. Misschien dat het zomerse weer of de zeldzaamheid van dergelijke oefeningen meespeelt. Want al de hele ochtend gonsde het door de gangen: ‘Wanneer gaan ze nou oefenen? Ik geloof dat ik wat hoor’. Toen de eerste trillingen van het alarm zich door de systeemwanden verplaatsten stond de helft van de vakgroepen al klaar, lunchpakketje onder de arm.
Een jolige schoolreisstemming die wordt bekroond met een kopje koffie in het aula-restaurant. Gezellig, maar overbodig. Want de oefening is inmiddels wel voorbij. En terwijl de eerste mensen voorzichtig het gebouw weer betreden, kijken de hulpverleners tevreden toe. Geen gewonden, geen fouten: IO is klaar voor een echte ramp.
Comments are closed.