In Studio D draait sinds vorige week ‘Pulp Fiction’ van de jonge Amerikaanse regisseur Quentin Tarantino (31). De film is een toonbeeld van stijlbeheersing en buitengewoon grappig, voor wie de humor met de regisseur deelt.
br />
Quentin Tarantino was dit jaar de lieveling van de filmpers. De hype rond de onafhankelijke filmer beleefde zijn hoogtepunt in Cannes, waar ‘Pulp Fiction’ de Gouden Palm kreeg voor beste film. Het was het moment suprême van een komeet die eerder de filmfestivals verraste met zijn debuut ‘Reservoir Dogs’. Slechts één iemand maakte eerder op zo jonge leeftijd zo’n turbulente entree in de filmwereld: Orson Welles, die op 26-jarige leeftijd voor de dag kwam met ‘Citizen Kane’.
Het succes heeft Tarantino voor een belangrijk deel te danken aan een select filmpubliek dat ‘Dogs’ direct op handen nam, en de regisseur status van exclusiviteit verschafte. Eindelijk was er weer een filmmaker opgestaan die een belofte inhield, die durf had, en misschien wel de next-Scorsese was. Ander pluspunt: cineast en publiek hebben wat gemeen. Tarantino is net zo filmgek als zijn publiek; hij is de cinefiel die aanschuift bij de nachtvoorstelling om voor de zoveelste keer dezelfde film te zien, omdat je van sommige films nu eenmaal geen genoeg kunt krijgen.
Over de boodschap, zie de doorwrochte analyses die het halve schrijversgilde over de ‘Tarantino-touch‘ in elkaar draait, moet niet al te moeilijk worden gedaan. Tarantino maakt gewoon de films waar hij het liefst naar zou kijken, en dat ging tot dusver voornamelijk over loyaliteit. Dat daarbij royaal geciteerd wordt uit de werken van anderen is daarbij geen enkel probleem, zolang het maar smaakvol en met gevoel voor het genre gebeurt. Als zodanig maakt hij hommage-films, hommages aan de Japanse gangsterfilms uit de jaren zestig, Amerikaanse motorgang-movies en ander B-werk dat bij de cineast thuis in de kast staat.
Ophef wordt vooral gemaakt over het geweld in films en scripts van Tarantino. Dat zou heel extreem zijn. Is het ook, maar het filmgeweld is in werkelijkheid niet meer extreem dan in een ‘True Lies’ of ‘Timecop’. Verschil met Tarantino is alleen dat als je een kogel in je donder krijgt, dan bloedt dat als een rund en het doet nog pijn ook.
‘Pulp Fiction’ handelt over sujetten die je louter aantreft in goedkope stuiverromans, vandaar ‘pulp’. Het gaat om drie losse verhalen die zich afspelen in Los Angeles en elkaar rakelings raken, ongeveer zoals Robert Altman dat deed in ‘Short Cuts’. De verhalen zijn zo dun als bijbelpapier, maar de wijze waarop scriptschrijver en filmmaker Tarantino zijn portretten in soms ellenlange dialogen profiel geeft, is intelligent en geestig. De wisecracks (‘Do they speak English in what?’) en in-jokes (Vincent Vega, gespeeld door een excellerende John Travolta, is het broertje van Mr. Blonde uit ‘Reservoir Dogs’) zijn niet van de lucht. En wat een genot is het om te luisteren naar de bespiegelingen van de gangster Jules, gespeeld door Samuel L. Jackson, die toch wel de show steelt.
Net als in ‘Dogs’ maakt Tarantino weer geniaal gebruik van de flashback, haalt hij opnieuw het beste uit zijn acteurs en isvoor de muziek weer smaakvol het poparchief geraadpleegd. En net als in de film ‘Natural Born Killers’, een Oliver Stone-interpretatie van een oud Tarantino-script, laat iemand het leven volgens het willekeurige principe van ‘Iene, meine, mutte…’. Tarantino houdt met ‘Pulp Fiction’ vast aan een stijl die hij beheerst, maar die ook kan vervelen. Niet de film waarvoor iedereen plat gaat – je mag hem zelfs saai vinden, maar sommigen kunnen er geen genoeg van krijgen. (H.O.)
John Travolta en Samuel L. Jackson in ‘Pulp Fiction’
In Studio D draait sinds vorige week ‘Pulp Fiction’ van de jonge Amerikaanse regisseur Quentin Tarantino (31). De film is een toonbeeld van stijlbeheersing en buitengewoon grappig, voor wie de humor met de regisseur deelt.
Quentin Tarantino was dit jaar de lieveling van de filmpers. De hype rond de onafhankelijke filmer beleefde zijn hoogtepunt in Cannes, waar ‘Pulp Fiction’ de Gouden Palm kreeg voor beste film. Het was het moment suprême van een komeet die eerder de filmfestivals verraste met zijn debuut ‘Reservoir Dogs’. Slechts één iemand maakte eerder op zo jonge leeftijd zo’n turbulente entree in de filmwereld: Orson Welles, die op 26-jarige leeftijd voor de dag kwam met ‘Citizen Kane’.
Het succes heeft Tarantino voor een belangrijk deel te danken aan een select filmpubliek dat ‘Dogs’ direct op handen nam, en de regisseur status van exclusiviteit verschafte. Eindelijk was er weer een filmmaker opgestaan die een belofte inhield, die durf had, en misschien wel de next-Scorsese was. Ander pluspunt: cineast en publiek hebben wat gemeen. Tarantino is net zo filmgek als zijn publiek; hij is de cinefiel die aanschuift bij de nachtvoorstelling om voor de zoveelste keer dezelfde film te zien, omdat je van sommige films nu eenmaal geen genoeg kunt krijgen.
Over de boodschap, zie de doorwrochte analyses die het halve schrijversgilde over de ‘Tarantino-touch‘ in elkaar draait, moet niet al te moeilijk worden gedaan. Tarantino maakt gewoon de films waar hij het liefst naar zou kijken, en dat ging tot dusver voornamelijk over loyaliteit. Dat daarbij royaal geciteerd wordt uit de werken van anderen is daarbij geen enkel probleem, zolang het maar smaakvol en met gevoel voor het genre gebeurt. Als zodanig maakt hij hommage-films, hommages aan de Japanse gangsterfilms uit de jaren zestig, Amerikaanse motorgang-movies en ander B-werk dat bij de cineast thuis in de kast staat.
Ophef wordt vooral gemaakt over het geweld in films en scripts van Tarantino. Dat zou heel extreem zijn. Is het ook, maar het filmgeweld is in werkelijkheid niet meer extreem dan in een ‘True Lies’ of ‘Timecop’. Verschil met Tarantino is alleen dat als je een kogel in je donder krijgt, dan bloedt dat als een rund en het doet nog pijn ook.
‘Pulp Fiction’ handelt over sujetten die je louter aantreft in goedkope stuiverromans, vandaar ‘pulp’. Het gaat om drie losse verhalen die zich afspelen in Los Angeles en elkaar rakelings raken, ongeveer zoals Robert Altman dat deed in ‘Short Cuts’. De verhalen zijn zo dun als bijbelpapier, maar de wijze waarop scriptschrijver en filmmaker Tarantino zijn portretten in soms ellenlange dialogen profiel geeft, is intelligent en geestig. De wisecracks (‘Do they speak English in what?’) en in-jokes (Vincent Vega, gespeeld door een excellerende John Travolta, is het broertje van Mr. Blonde uit ‘Reservoir Dogs’) zijn niet van de lucht. En wat een genot is het om te luisteren naar de bespiegelingen van de gangster Jules, gespeeld door Samuel L. Jackson, die toch wel de show steelt.
Net als in ‘Dogs’ maakt Tarantino weer geniaal gebruik van de flashback, haalt hij opnieuw het beste uit zijn acteurs en isvoor de muziek weer smaakvol het poparchief geraadpleegd. En net als in de film ‘Natural Born Killers’, een Oliver Stone-interpretatie van een oud Tarantino-script, laat iemand het leven volgens het willekeurige principe van ‘Iene, meine, mutte…’. Tarantino houdt met ‘Pulp Fiction’ vast aan een stijl die hij beheerst, maar die ook kan vervelen. Niet de film waarvoor iedereen plat gaat – je mag hem zelfs saai vinden, maar sommigen kunnen er geen genoeg van krijgen. (H.O.)
John Travolta en Samuel L. Jackson in ‘Pulp Fiction’
Comments are closed.