De salarissen voor promovendi worden flink verhoogd. Maar de onderzoeksbudgetten niet. Noodgedwongen zoeken universiteiten naar oplossingen.
Betaald promoveren in drie jaar, of in deeltijd? Of lekker onbetaald in je eigen tijd? En zijn er nog andere motieven om het promotietraject in te korten? In juni dit jaar werden de bonden het na moeizame onderhandelingen eens met universiteitenvereniging Vsnu over een nieuwe cao. Promovendi krijgen een forse salarisverhoging. De bonden zagen dit als investering in de kenniseconomie. De Vsnu ging na lang tegenstribbelen akkoord met een inschaling in schaal 10, met een beginsalaris van 1831 euro bruto per maand.
Weliswaar wordt de salarisverhoging geleidelijk ingevoerd, maar de universiteiten staan toch voor een financieel probleem. Hier lijkt niet goed over te zijn nagedacht. Volgens Vsnu-woordvoerder Boukje Keijzer probeert elke universiteit er creatief mee om te gaan. ,,Sommige voeren deeltijdaanstellingen in, andere stellen minder promovendi aan, of het gaat ten koste van postdocs.”
Een andere ‘creatieve’ oplossing is een verkorte (driejarige) promotieduur, in combinatie met een tweejarige onderzoeksmaster – ook wel ‘indaling’ genoemd. Het Tinbergen Instituut (het gezamenlijk economisch onderzoeksinstituut van de UvA, de VU en Erasmus Universiteit) past deze variant al toe. Tilburg overweegt hetzelfde.
Onderwijsdirecteur Maarten Lindenboom van het Tinbergen Instituut nam het idee van een tweejarige onderzoeksmaster ‘uit oogpunt van efficiency, kwaliteit en concurrentie’ over uit Amerika. ,,Het is goed om studenten voor het echte onderzoekswerk eerst grondig te scholen.” Het gaat om een selecte groep van ongeveer dertig ‘excellente’ alfa- en gammastudenten per jaar, waarvan de helft uit het buitenland komt.
,,Zij krijgen begeleiding van veel hoogleraren. Het is dus een duur traject. De bekostiging door de overheid à drieduizend euro per diploma dekt lang niet de onderwijskosten van zeventienduizend euro. Eigenlijk is het een koopje!” aldus Lindeboom. Volgens hem was bezuiniging dan ook geen overweging om met de driejarige promotie te beginnen.
Toch levert de ‘indaling’ de universiteiten een besparing op het onlangs verhoogde promovendussalaris, stelt voorzitter Victor Spoormaker van Promovendi Netwerk Nederland (PNN): ,,In plaats van een jaarsalaris krijgt een promovendus een jaar de verplichting om als onderzoeksmasterstudent voor het onderwijs te betalen.” Hij berekent dat dit per promovendus 28.728 euro aan salariskosten scheelt, en naar verwachting nog eens meer dan 1.500 euro collegegeld. ,,Dat is veel meer dan wat promovendi er op vooruitgaan door de nieuwe salarisverhoging, namelijk maximaal rond de zesduizend tot zevenduizend euro voor vier jaar.”
Het promovendinetwerk vreest ook dat de rendementscijfers met verkorting van de promotieduur naar drie jaar nog lager zullen worden. Nu rondt slechts zeven procent van de promovendi depromotie binnen vier jaar af. Ongeveer veertig procent binnen de alfa- en gammawetenschappen heeft vijf jaar nodig. Spoormaker vindt daarom dat eerst de rendementen omhoog moeten, voordat een kortere promotieduur kan worden overwogen.
Planmatig
Toch is ook binnen de Technische Universiteit Eindhoven een discussie ontbrand over verkorting van het promotietraject. Aanleiding daartoe is ‘absoluut niet’ de verhoging van salarissen, zegt woordvoerder Peter van Dam. ,,De meeste promovendi worden bij ons betaald uit de tweede en derde geldstroom (onderzoeksfinanciers en bedrijven). De steeds heftigere concurrentie op de internationale markt voor onderzoekers dwingt ons hiertoe. De VS zijn nu vaak aantrekkelijker.”
Veel bètaopleidingen kennen al een tweejarige master. Samen met een vierjarige promotie kom je dus op zes jaar. Dat zou volgens Van Dam richting vijf jaar moeten, althans voor excellente studenten. ,,Maar niet iedereen gelooft daarin.” Het is namelijk niet de bedoeling de eisen naar beneden bij te stellen, alweer wegens die concurrentie. Maar hoe dan? ,,Als het een geïntegreerd traject wordt, win je veel tijd door synergie. Je kunt planmatiger naar je promotie toewerken.” Volgend jaar wil Eindhoven de discussie hierover afronden en dit ook met Delft en Twente bespreken.
Niet overal is men voorstander van de ‘indaling’. De universiteit van Groningen wil niet aan een driejarige promotie. Woordvoerder Jos Speekmann noemt drie andere mogelijkheden voor faculteiten om aan de nodige besparingen te komen. Ten eerste denkt hij, net als Spoormaker, aan verhoging van het rendement door betere begeleiding. ,,Dan heb je minder verlengingen nodig.” Ook promoveren in deeltijd is een optie.
Ook zouden de bètaopleidingen meer buitenlanders kunnen aannemen. Deze bursalen in Groningen verdienen nu weliswaar ongeveer evenveel als promovendi, maar zijn voor de universiteit toch goedkoper. Voor hen hoeven immers geen premies voor pensioen en wachtgeld te worden betaald. De faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van Groningen overweegt daarom meer bursalen aan te nemen.
Het verstrekken van beurzen aan promovendi is een interessante optie voor universiteiten in geldnood. Een beurs is immers een stuk goedkoper dan een salaris. Het college van bestuur van Tilburg wil hier nader onderzoek naar doen. Spoormaker stelt dat dit juridisch echter niet haalbaar is. ,,Een bursalencontract is ook gewoon een contract tussen werkgever en werknemer. Iedere bursaal kan dus naar de rechter stappen en een gewoon contract krijgen.”
Een laatste perspectief, althans financieel gezien, schuilt in het idee de promotie-eisen te verlagen, zoals de Twentse rector magnificus Frans van Vught onlangs suggereerde. Vooralsnog stuit dat idee op veel verzet.
Betaald promoveren in drie jaar, of in deeltijd? Of lekker onbetaald in je eigen tijd? En zijn er nog andere motieven om het promotietraject in te korten? In juni dit jaar werden de bonden het na moeizame onderhandelingen eens met universiteitenvereniging Vsnu over een nieuwe cao. Promovendi krijgen een forse salarisverhoging. De bonden zagen dit als investering in de kenniseconomie. De Vsnu ging na lang tegenstribbelen akkoord met een inschaling in schaal 10, met een beginsalaris van 1831 euro bruto per maand.
Weliswaar wordt de salarisverhoging geleidelijk ingevoerd, maar de universiteiten staan toch voor een financieel probleem. Hier lijkt niet goed over te zijn nagedacht. Volgens Vsnu-woordvoerder Boukje Keijzer probeert elke universiteit er creatief mee om te gaan. ,,Sommige voeren deeltijdaanstellingen in, andere stellen minder promovendi aan, of het gaat ten koste van postdocs.”
Een andere ‘creatieve’ oplossing is een verkorte (driejarige) promotieduur, in combinatie met een tweejarige onderzoeksmaster – ook wel ‘indaling’ genoemd. Het Tinbergen Instituut (het gezamenlijk economisch onderzoeksinstituut van de UvA, de VU en Erasmus Universiteit) past deze variant al toe. Tilburg overweegt hetzelfde.
Onderwijsdirecteur Maarten Lindenboom van het Tinbergen Instituut nam het idee van een tweejarige onderzoeksmaster ‘uit oogpunt van efficiency, kwaliteit en concurrentie’ over uit Amerika. ,,Het is goed om studenten voor het echte onderzoekswerk eerst grondig te scholen.” Het gaat om een selecte groep van ongeveer dertig ‘excellente’ alfa- en gammastudenten per jaar, waarvan de helft uit het buitenland komt.
,,Zij krijgen begeleiding van veel hoogleraren. Het is dus een duur traject. De bekostiging door de overheid à drieduizend euro per diploma dekt lang niet de onderwijskosten van zeventienduizend euro. Eigenlijk is het een koopje!” aldus Lindeboom. Volgens hem was bezuiniging dan ook geen overweging om met de driejarige promotie te beginnen.
Toch levert de ‘indaling’ de universiteiten een besparing op het onlangs verhoogde promovendussalaris, stelt voorzitter Victor Spoormaker van Promovendi Netwerk Nederland (PNN): ,,In plaats van een jaarsalaris krijgt een promovendus een jaar de verplichting om als onderzoeksmasterstudent voor het onderwijs te betalen.” Hij berekent dat dit per promovendus 28.728 euro aan salariskosten scheelt, en naar verwachting nog eens meer dan 1.500 euro collegegeld. ,,Dat is veel meer dan wat promovendi er op vooruitgaan door de nieuwe salarisverhoging, namelijk maximaal rond de zesduizend tot zevenduizend euro voor vier jaar.”
Het promovendinetwerk vreest ook dat de rendementscijfers met verkorting van de promotieduur naar drie jaar nog lager zullen worden. Nu rondt slechts zeven procent van de promovendi depromotie binnen vier jaar af. Ongeveer veertig procent binnen de alfa- en gammawetenschappen heeft vijf jaar nodig. Spoormaker vindt daarom dat eerst de rendementen omhoog moeten, voordat een kortere promotieduur kan worden overwogen.
Planmatig
Toch is ook binnen de Technische Universiteit Eindhoven een discussie ontbrand over verkorting van het promotietraject. Aanleiding daartoe is ‘absoluut niet’ de verhoging van salarissen, zegt woordvoerder Peter van Dam. ,,De meeste promovendi worden bij ons betaald uit de tweede en derde geldstroom (onderzoeksfinanciers en bedrijven). De steeds heftigere concurrentie op de internationale markt voor onderzoekers dwingt ons hiertoe. De VS zijn nu vaak aantrekkelijker.”
Veel bètaopleidingen kennen al een tweejarige master. Samen met een vierjarige promotie kom je dus op zes jaar. Dat zou volgens Van Dam richting vijf jaar moeten, althans voor excellente studenten. ,,Maar niet iedereen gelooft daarin.” Het is namelijk niet de bedoeling de eisen naar beneden bij te stellen, alweer wegens die concurrentie. Maar hoe dan? ,,Als het een geïntegreerd traject wordt, win je veel tijd door synergie. Je kunt planmatiger naar je promotie toewerken.” Volgend jaar wil Eindhoven de discussie hierover afronden en dit ook met Delft en Twente bespreken.
Niet overal is men voorstander van de ‘indaling’. De universiteit van Groningen wil niet aan een driejarige promotie. Woordvoerder Jos Speekmann noemt drie andere mogelijkheden voor faculteiten om aan de nodige besparingen te komen. Ten eerste denkt hij, net als Spoormaker, aan verhoging van het rendement door betere begeleiding. ,,Dan heb je minder verlengingen nodig.” Ook promoveren in deeltijd is een optie.
Ook zouden de bètaopleidingen meer buitenlanders kunnen aannemen. Deze bursalen in Groningen verdienen nu weliswaar ongeveer evenveel als promovendi, maar zijn voor de universiteit toch goedkoper. Voor hen hoeven immers geen premies voor pensioen en wachtgeld te worden betaald. De faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van Groningen overweegt daarom meer bursalen aan te nemen.
Het verstrekken van beurzen aan promovendi is een interessante optie voor universiteiten in geldnood. Een beurs is immers een stuk goedkoper dan een salaris. Het college van bestuur van Tilburg wil hier nader onderzoek naar doen. Spoormaker stelt dat dit juridisch echter niet haalbaar is. ,,Een bursalencontract is ook gewoon een contract tussen werkgever en werknemer. Iedere bursaal kan dus naar de rechter stappen en een gewoon contract krijgen.”
Een laatste perspectief, althans financieel gezien, schuilt in het idee de promotie-eisen te verlagen, zoals de Twentse rector magnificus Frans van Vught onlangs suggereerde. Vooralsnog stuit dat idee op veel verzet.
Comments are closed.