Allerhande is het proefschrift van dr. Albert Heijn*. Deze stelling geeft aan waarom prof. dr. Piet Vroon en dr.
C. Kluckhohn geërgerd hun doctorsbul inleverden toen het bestuur van de Universiteit van Utrecht scoorde met een eredoctoraat voor Nederlands grootste grutter.
W.F. Hermans verliet de universiteit te vroeg. Hij kon daarom niet de nieuwe rijke laag van academische grondstof ontginnen, het professionele bestuur. De doorlopende strijd binnen de VSNU voor de titel van topbestuurder had hem minstens één bestseller opgeleverd.
Het beroepsdecanaat verschaft ook lachwekkend materiaal. Volgens de huidige wet zijn het rectoraat, decanaat en het voorzitterschap van vakgroepen voorbehouden aan hoogleraren. In Rotterdam heeft dit geleid tot een qualitate qua professoraat voor een beroepsdecaan van buiten de universiteit. Deze werd benoemd wegens zijn politieke diensten en zijn gesuggereerde bestuurlijke kwaliteiten, en niet wegens zijn academische prestaties. Ook andere ‘professionele’ managers claimen nu het recht op een professoraat, al heeft de wettelijke beperking natuurlijk niets te maken met de titel, maar alles met de noodzakelijke kwaliteiten voor het vervullen van de functie.
Deze professorale verwarring en verwatering wordt verder vergroot door een toename aan deeltijdbenoemingen vanuit invloedrijke of kapitaalkrachtige groeperingen en door publicitaire, Lubberiaanse parkeerbenoemingen (Tilburg). Toegewijd leermeesterschap en wetenschappelijke kwaliteit zijn geen voorwaarden meer voor het ambt.
In het VSNU-concours om de titel ’topuniversiteit’ lukte het Delft niet de hoogste toon aan te houden. De meesterzet van Jankarel Gevers (de flamboyante cvb-voorzitter van de Universiteit van Amsterdam) om aan Henk van Os (directeur Rijksmuseum) de titel universiteitshoogleraar toe te kennen, dwingt ons om ook een nieuw instrument in de strijd te werpen. Delft klinkt nu weer helder door met een eigen ambtelijk novum: de principal scientist, de hoge-C-leraar.
Oorspronkelijk bestond er slechts één soort hoogleraar. Het opheffen van het lectoraat streefde een egaliseren van academische status na, met behoud van salarisdifferentiatie (hooglerarenklassen A en B). Blijkbaar hebben bestuurders opnieuw behoefte aan statusdifferentiatie door titulatuur en geld. Het wordt tijd dat het beschermen van titels wordt gestopt. Tof! Iedereen prof!
Terwijl over het afgelopen jaar het gemiddelde inkomen van werknemers daalde en zij in grote aantallen op straat werden gezet, hebben in de Verenigde Staten professionele managers zichzelf met gemiddeld 15 procent meer beloond. Volgens insiders gebeurt dit in Nederland ook steeds meer. Ook onze universiteit voorziet personeelsinkrimping en reserveert daarvoor 50 miljoen. En als teken van vertrouwen steekt het bestuur de huidige (A en B) hoogleraren een hart onder de riem met hun plan om voor nog eensenkele miljoenen per jaar buitenlandse prima-donna’s met hogere status en salarissen in te huren.
In tegenstelling tot professionele managers zal geen zichzelf respecterende tophoogleraar van universiteit wisselen om het geld, wèl om de uitdaging èn de kwaliteit van het team waarin hij zal werken. Hij weet dat de prestaties van een bestaand team maar marginaal door zijn kwaliteit als nieuwe leider verbeterd kunnen worden. Hij heeft wel kans op succes als hij met véél middelen een nieuw team naar eigen inzicht opbouwt. Het voor succes noodzakelijke teamwerk is in het Delftse plan gegarandeerd omdat daltalenten niets liever doen dan de zoom kussen van de toga van exotische coryfeeën, van principal scientists. Foutloos zullen deze kostbare buitenlandse toptalenten geïdentificeerd worden, bijvoorbeeld om nieuwe onderzoeksthema’s te trekken. Bewezen vaardigheid in dit moeilijkste van alle selectieprocessen – naar talent – is niet nodig want prijs ìs kwaliteit. Bij managers wordt kwaliteit toch ook gemeten aan de zelf bepaalde salarissen?
Dit geniale plan belooft onze kippenren – zonder hem op te ruimen -te sieren met hoog kraaiende hanen met glanzende veren, het spaart alle twijfelachtige eitjes en de trouwe legkippen laten zich gedwee, zacht koerend bij de GFT-bak zetten.
*B.R.Buddingh’, bouwkundig ingenieur.
Allerhande is het proefschrift van dr. Albert Heijn*. Deze stelling geeft aan waarom prof. dr. Piet Vroon en dr. C. Kluckhohn geërgerd hun doctorsbul inleverden toen het bestuur van de Universiteit van Utrecht scoorde met een eredoctoraat voor Nederlands grootste grutter.
W.F. Hermans verliet de universiteit te vroeg. Hij kon daarom niet de nieuwe rijke laag van academische grondstof ontginnen, het professionele bestuur. De doorlopende strijd binnen de VSNU voor de titel van topbestuurder had hem minstens één bestseller opgeleverd.
Het beroepsdecanaat verschaft ook lachwekkend materiaal. Volgens de huidige wet zijn het rectoraat, decanaat en het voorzitterschap van vakgroepen voorbehouden aan hoogleraren. In Rotterdam heeft dit geleid tot een qualitate qua professoraat voor een beroepsdecaan van buiten de universiteit. Deze werd benoemd wegens zijn politieke diensten en zijn gesuggereerde bestuurlijke kwaliteiten, en niet wegens zijn academische prestaties. Ook andere ‘professionele’ managers claimen nu het recht op een professoraat, al heeft de wettelijke beperking natuurlijk niets te maken met de titel, maar alles met de noodzakelijke kwaliteiten voor het vervullen van de functie.
Deze professorale verwarring en verwatering wordt verder vergroot door een toename aan deeltijdbenoemingen vanuit invloedrijke of kapitaalkrachtige groeperingen en door publicitaire, Lubberiaanse parkeerbenoemingen (Tilburg). Toegewijd leermeesterschap en wetenschappelijke kwaliteit zijn geen voorwaarden meer voor het ambt.
In het VSNU-concours om de titel ’topuniversiteit’ lukte het Delft niet de hoogste toon aan te houden. De meesterzet van Jankarel Gevers (de flamboyante cvb-voorzitter van de Universiteit van Amsterdam) om aan Henk van Os (directeur Rijksmuseum) de titel universiteitshoogleraar toe te kennen, dwingt ons om ook een nieuw instrument in de strijd te werpen. Delft klinkt nu weer helder door met een eigen ambtelijk novum: de principal scientist, de hoge-C-leraar.
Oorspronkelijk bestond er slechts één soort hoogleraar. Het opheffen van het lectoraat streefde een egaliseren van academische status na, met behoud van salarisdifferentiatie (hooglerarenklassen A en B). Blijkbaar hebben bestuurders opnieuw behoefte aan statusdifferentiatie door titulatuur en geld. Het wordt tijd dat het beschermen van titels wordt gestopt. Tof! Iedereen prof!
Terwijl over het afgelopen jaar het gemiddelde inkomen van werknemers daalde en zij in grote aantallen op straat werden gezet, hebben in de Verenigde Staten professionele managers zichzelf met gemiddeld 15 procent meer beloond. Volgens insiders gebeurt dit in Nederland ook steeds meer. Ook onze universiteit voorziet personeelsinkrimping en reserveert daarvoor 50 miljoen. En als teken van vertrouwen steekt het bestuur de huidige (A en B) hoogleraren een hart onder de riem met hun plan om voor nog eensenkele miljoenen per jaar buitenlandse prima-donna’s met hogere status en salarissen in te huren.
In tegenstelling tot professionele managers zal geen zichzelf respecterende tophoogleraar van universiteit wisselen om het geld, wèl om de uitdaging èn de kwaliteit van het team waarin hij zal werken. Hij weet dat de prestaties van een bestaand team maar marginaal door zijn kwaliteit als nieuwe leider verbeterd kunnen worden. Hij heeft wel kans op succes als hij met véél middelen een nieuw team naar eigen inzicht opbouwt. Het voor succes noodzakelijke teamwerk is in het Delftse plan gegarandeerd omdat daltalenten niets liever doen dan de zoom kussen van de toga van exotische coryfeeën, van principal scientists. Foutloos zullen deze kostbare buitenlandse toptalenten geïdentificeerd worden, bijvoorbeeld om nieuwe onderzoeksthema’s te trekken. Bewezen vaardigheid in dit moeilijkste van alle selectieprocessen – naar talent – is niet nodig want prijs ìs kwaliteit. Bij managers wordt kwaliteit toch ook gemeten aan de zelf bepaalde salarissen?
Dit geniale plan belooft onze kippenren – zonder hem op te ruimen -te sieren met hoog kraaiende hanen met glanzende veren, het spaart alle twijfelachtige eitjes en de trouwe legkippen laten zich gedwee, zacht koerend bij de GFT-bak zetten.
*B.R.Buddingh’, bouwkundig ingenieur.
Comments are closed.