Campus

Overschot aan Delftse kennis beter gebruiken

Als het aan hem ligt gaat iedere student eerst een schooltje bouwen in Nepal en dan wat vakjes volgen aan Imperial College. Het hoofd van het stagebureau bij civiel, ir.

Willem Dijk, is een sterke pleitbezorger voor stages in derdewereldlanden.

Hij werd gelijk na zijn afstuderen op de toenmalige faculteit Civiele Techniek in 1970 ‘onmisbaar verklaard’. En nu stopt hij er mee. Maar ir. Willem Dijk, hoofd van het stagebureau bij civiel, kan eigenlijk nog helemaal niet weg. Op zijn bureau ligt naast de buidel pijptabak nog een halve meter stageverslagen die dringend beoordeeld moeten worden. Ook tijdens het interview gaat continu de telefoon en stappen studenten binnen om te overleggen over stages en nieuwe internationale projecten.

Dijk stond er persoonlijk garant voor dat tientallen Delftse studenten van verschillende faculteiten naar derdewereldlanden trokken. Ook studenten uit die contreien kregen door zijn contacten de kans op de TU over Nederlandse problemen na te denken. Dijk noemt zichzelf vooral een avonturier. Op civiel staat hij ook bekend als initiatiefrijk en stimulerend.

Onderwijs vond hij ‘erg leuk’. Niet zo raar, met een wis- en natuurkundeleraar als vader. ,,Je moet me zien als een soort dorpsonderwijzer”,, legt hij zijn amicale houding uit. Geboren en getogen in Appingedam kwam hij in 1965 naar Delft. En dat was ondanks alle buitenlandreizen in dienst van de TU, tijdens zijn 31 jarige carrière op de TU toch ‘zijn grootste reis’. ,,Ik heb er dertig jaar over gedaan om ‘Westerse’ manieren aan te leren en het taaltje te spreken”, aldus de Groninger.

Schooltje

Voor de TU hield hij zich voornamelijk bezig met internationalisering. Eerst bij de voorloper van het studentenadviesbureau, later bij civiel. Dat begon in de roerige jaren zeventig. Dijk: ,,In Bangladesh verdronken toen 200.000 mensen door overstromingen. In Delft dachten we mee aan een deltaplan voor Bangladesh. In latere jaren zijn TU’ers ook zelf gaan kijken.” En vaak ging Dijk dan mee, om contacten te leggen met lokale autoriteiten en universiteiten.

Zijn contacten hebben effect. Inmiddels gaat de helft van de studenten civiele techniek in het buitenland op stage, waarvan een groot deel via Dijks contacten naar landen in de Derde Wereld. In Bangladesh wordt nog steeds gewerkt aan het flood action plan. Regelmatig gaan er ook studenten naar landen als Chili, Tanzania, Kenia en Thailand.

Het huidige internationaliseringsbeleid van de TU is volgens hem veel te veel gericht op topuniversiteiten. ,,Het zou toch veel mooier zijn als een student eerst helpt een schooltje te bouwen in Nepal en dán pas bij terugkomst een paar vakjes volgt bij Imperial in Londen?” Maar ook samenwerken met minder bekende universiteiten zou tot het TU beleid moeten horen. ,,Dat overschot aan kennis in Delft moeten we veel beter gebruiken.”

Porto Novo

Aan ‘rode’ denkbeelden geen gebrek bij Dijk. ,,Zo’n hogesnelheidslijn is toch slechts pure luxe. Wat kan mij het nou schelen dat ik een half uur eerder in Appingedam ben.” En ook de zes miljard extra voor de Oosterscheldekering, alleen om het milieu te sparen, had volgens hem beter in arme landen besteed kunnen worden. Naast zijn buitenlandse avonturen in dienst van de TU ondernam Dijk ook initiatieven in Nederland. Niet zonder risico stak hij eigen spaargeld in drie adviesbureaus op civiel gebied, waarvaner eentje nog bestaat en inmiddels is uitgegroeid tot een bedrijf met zeshonderd werknemers.

Stages, buitenlandreizen en ontwikkelingslanden, zijn termen die overduidelijk met Dijk zijn verbonden. Alhoewel. ,,Het woord ontwikkelingslanden gebruik ik nooit, want dat zou betekenen dat wij niet meer ontwikkelen, maar stilstaan”, stelt Dijk. Met als motto dat het allemaal wel een beetje leuk moet blijven ging hij de laatste jaren maar twee keer naar het buitenland op reis.

In Benin legde hij nog contacten met de hoofdstedelijke universiteit en nu vindt er regelmatig uitwisseling plaats tussen Delft en Porto Novo. Daarnaast ging hij nog een paar dagen mee met een studiereis naar het Verre Oosten, om wat contacten aan te halen. ,,De meeste buitenlandse contacten hebben een looptijd van een jaar of tien, door veranderingen van baan. Gedurende die tijd weten de mensen in het buitenland de Delftse studenten perfect op te vangen en te begeleiden. Op die manier hebben we er allemaal wat aan.”

Over de toekomst van de internationalisering aan de TU heeft hij zojuist een rapport geschreven. Zijn conclusie: over 25 jaar is de TU niets anders dan een solide thuisbasis voor studenten die wereldwijd vakken volgen. ,,Er zijn terreinen waarop andere universiteiten beter zijn”, legt Dijk uit. ,,We moeten studenten het inzicht geven waar ze het beste een vakje kunnen volgen.” Hij noemt het university hopping.

Unaniem

De laatste weken moest hij nog veel doen aan het behoud van ‘zijn’ vak, de verplichte stage van ongeveer twee maanden in het vierde jaar van de opleiding civiele techniek. In de nieuwe mastersfase is de keuze hiervoor vrijwillig. ,,Ik verwacht dat zeventig à tachtig procent alsnog kiest voor een stage”, stelt Dijk. Hij vreest echter dat juist de studenten die het nodig hebben, het niet doen. ,,We moeten niet zo eigenwijs zijn om de keuze voor een stage weer facultatief te maken. Dat stoelt alleen maar op het idee dat het hier alleen om wetenschap draait en niet om praktijk.”

Het gevolg van dit besluit is volgens Dijk dat contacten met bedrijven zullen verwateren en dat er verschillen zullen ontstaan tussen studenten. ,,De ene sectie zal het bij de invulling van de masters wel verplicht stellen en de ander zal er wat anders voor zoeken.”

Een enquête onder bedrijven wees volgens Dijk uit dat ze het unaniem erg belangrijk vinden dat studenten van de TU stage lopen. Ook de studenten zelf zijn positief over de stage en vinden twee maanden soms zelfs te kort. Meer eer van je werk kun je eigenlijk niet hebben.

Als het aan hem ligt gaat iedere student eerst een schooltje bouwen in Nepal en dan wat vakjes volgen aan Imperial College. Het hoofd van het stagebureau bij civiel, ir. Willem Dijk, is een sterke pleitbezorger voor stages in derdewereldlanden.

Hij werd gelijk na zijn afstuderen op de toenmalige faculteit Civiele Techniek in 1970 ‘onmisbaar verklaard’. En nu stopt hij er mee. Maar ir. Willem Dijk, hoofd van het stagebureau bij civiel, kan eigenlijk nog helemaal niet weg. Op zijn bureau ligt naast de buidel pijptabak nog een halve meter stageverslagen die dringend beoordeeld moeten worden. Ook tijdens het interview gaat continu de telefoon en stappen studenten binnen om te overleggen over stages en nieuwe internationale projecten.

Dijk stond er persoonlijk garant voor dat tientallen Delftse studenten van verschillende faculteiten naar derdewereldlanden trokken. Ook studenten uit die contreien kregen door zijn contacten de kans op de TU over Nederlandse problemen na te denken. Dijk noemt zichzelf vooral een avonturier. Op civiel staat hij ook bekend als initiatiefrijk en stimulerend.

Onderwijs vond hij ‘erg leuk’. Niet zo raar, met een wis- en natuurkundeleraar als vader. ,,Je moet me zien als een soort dorpsonderwijzer”,, legt hij zijn amicale houding uit. Geboren en getogen in Appingedam kwam hij in 1965 naar Delft. En dat was ondanks alle buitenlandreizen in dienst van de TU, tijdens zijn 31 jarige carrière op de TU toch ‘zijn grootste reis’. ,,Ik heb er dertig jaar over gedaan om ‘Westerse’ manieren aan te leren en het taaltje te spreken”, aldus de Groninger.

Schooltje

Voor de TU hield hij zich voornamelijk bezig met internationalisering. Eerst bij de voorloper van het studentenadviesbureau, later bij civiel. Dat begon in de roerige jaren zeventig. Dijk: ,,In Bangladesh verdronken toen 200.000 mensen door overstromingen. In Delft dachten we mee aan een deltaplan voor Bangladesh. In latere jaren zijn TU’ers ook zelf gaan kijken.” En vaak ging Dijk dan mee, om contacten te leggen met lokale autoriteiten en universiteiten.

Zijn contacten hebben effect. Inmiddels gaat de helft van de studenten civiele techniek in het buitenland op stage, waarvan een groot deel via Dijks contacten naar landen in de Derde Wereld. In Bangladesh wordt nog steeds gewerkt aan het flood action plan. Regelmatig gaan er ook studenten naar landen als Chili, Tanzania, Kenia en Thailand.

Het huidige internationaliseringsbeleid van de TU is volgens hem veel te veel gericht op topuniversiteiten. ,,Het zou toch veel mooier zijn als een student eerst helpt een schooltje te bouwen in Nepal en dán pas bij terugkomst een paar vakjes volgt bij Imperial in Londen?” Maar ook samenwerken met minder bekende universiteiten zou tot het TU beleid moeten horen. ,,Dat overschot aan kennis in Delft moeten we veel beter gebruiken.”

Porto Novo

Aan ‘rode’ denkbeelden geen gebrek bij Dijk. ,,Zo’n hogesnelheidslijn is toch slechts pure luxe. Wat kan mij het nou schelen dat ik een half uur eerder in Appingedam ben.” En ook de zes miljard extra voor de Oosterscheldekering, alleen om het milieu te sparen, had volgens hem beter in arme landen besteed kunnen worden. Naast zijn buitenlandse avonturen in dienst van de TU ondernam Dijk ook initiatieven in Nederland. Niet zonder risico stak hij eigen spaargeld in drie adviesbureaus op civiel gebied, waarvaner eentje nog bestaat en inmiddels is uitgegroeid tot een bedrijf met zeshonderd werknemers.

Stages, buitenlandreizen en ontwikkelingslanden, zijn termen die overduidelijk met Dijk zijn verbonden. Alhoewel. ,,Het woord ontwikkelingslanden gebruik ik nooit, want dat zou betekenen dat wij niet meer ontwikkelen, maar stilstaan”, stelt Dijk. Met als motto dat het allemaal wel een beetje leuk moet blijven ging hij de laatste jaren maar twee keer naar het buitenland op reis.

In Benin legde hij nog contacten met de hoofdstedelijke universiteit en nu vindt er regelmatig uitwisseling plaats tussen Delft en Porto Novo. Daarnaast ging hij nog een paar dagen mee met een studiereis naar het Verre Oosten, om wat contacten aan te halen. ,,De meeste buitenlandse contacten hebben een looptijd van een jaar of tien, door veranderingen van baan. Gedurende die tijd weten de mensen in het buitenland de Delftse studenten perfect op te vangen en te begeleiden. Op die manier hebben we er allemaal wat aan.”

Over de toekomst van de internationalisering aan de TU heeft hij zojuist een rapport geschreven. Zijn conclusie: over 25 jaar is de TU niets anders dan een solide thuisbasis voor studenten die wereldwijd vakken volgen. ,,Er zijn terreinen waarop andere universiteiten beter zijn”, legt Dijk uit. ,,We moeten studenten het inzicht geven waar ze het beste een vakje kunnen volgen.” Hij noemt het university hopping.

Unaniem

De laatste weken moest hij nog veel doen aan het behoud van ‘zijn’ vak, de verplichte stage van ongeveer twee maanden in het vierde jaar van de opleiding civiele techniek. In de nieuwe mastersfase is de keuze hiervoor vrijwillig. ,,Ik verwacht dat zeventig à tachtig procent alsnog kiest voor een stage”, stelt Dijk. Hij vreest echter dat juist de studenten die het nodig hebben, het niet doen. ,,We moeten niet zo eigenwijs zijn om de keuze voor een stage weer facultatief te maken. Dat stoelt alleen maar op het idee dat het hier alleen om wetenschap draait en niet om praktijk.”

Het gevolg van dit besluit is volgens Dijk dat contacten met bedrijven zullen verwateren en dat er verschillen zullen ontstaan tussen studenten. ,,De ene sectie zal het bij de invulling van de masters wel verplicht stellen en de ander zal er wat anders voor zoeken.”

Een enquête onder bedrijven wees volgens Dijk uit dat ze het unaniem erg belangrijk vinden dat studenten van de TU stage lopen. Ook de studenten zelf zijn positief over de stage en vinden twee maanden soms zelfs te kort. Meer eer van je werk kun je eigenlijk niet hebben.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.