Campus

Op naar de stembus

Wie o wie komen de komende drie jaar in de ondernemingsraad en de onderdeelcommissies? Medewerkers mogen op 4 en 5 november kiezen uit kandidaten van drie fracties: Abvakabo FNV, CMHF/AC-HOP en Democratisch Beleid. Delta legde de lijsttrekkers een aantal stellingen voor.

‘Achterban kan mij voeden’

Margit Tamás (43) is lijsttrekker voor Abvakabo FNV. Ze werd geboren in Hongarije en werkt al elf jaar bij Bouwkunde. Daar is zij docent visualisatietechnieken en leidinggevende bij de vakgroep mediastudies. Ze koos voor de Abvakabo FNV vanwege de grote landelijke achterban van deze bond. “Die achterban kan mij voeden. De bond heeft een breed draagvlak en ervaring bij conflicten.”

Stelling: Door teruglopende inkomsten heeft de TU te maken met grote begrotingsproblemen en moeten er keuzes worden gemaakt als het gaat om investeringen. Het creëren van extra onderwijszalen moet daarin voorrang krijgen.
Tamás: “We moeten meer naar avondcolleges gaan als dat een goede oplossing is. Dan heb je alle zalen die je wilt hebben. Misschien hebben we over een paar jaar wel minder studenten. Ik vind wel dat studenten goede stoelen moeten hebben, goed moeten kunnen schrijven en dat docenten goed hoorbaar moeten zijn.”

Stelling: Faculteiten moeten meer vrijheid krijgen wat betreft personeelsbeleid.
Tamás: “Ik heb zo’n vermoeden dat faculteiten kunnen doen wat ze willen. Het zou wel mooi zijn als er normen komen voor personeelsbeleid. Als je bijvoorbeeld een afdelingssecretaris mist, zou je die eerst binnen de universiteit moeten zoeken en niet daarbuiten.”

,’Odc’s zijn hartstikke goed’

Dineke Heersma (55) is lijsttrekker voor CMHF/AC-HOP. Ze werkt al twaalf jaar bij de TU waarvan bijna zes jaar als afdelingssecretaris bij biomechanical engineering van de faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen. CMHF/AC-HOP stelt volgens haar de mens centraal. “Het zijn de mensen die het verschil maken. Ik zit in de or omdat ik van bemoeirecht houd.”

Stelling: Het aantal studenten rijst de pan uit. Om het voor medewerkers werkbaar te houden, zou de TU minder opleidingen en minors moeten aanbieden.
“Lastig, deze stelling. Minors mogen van mij blijven. Minors en nieuwe opleidingen geven verbreding. Er gaan wel eens stemmen op om moeilijke vakken te vervangen of in te korten. Daar zou je voorzichtig mee moeten zijn, omdat je de basiskwaliteit van de TU-ingenieur moet handhaven.”

Stelling: De onderdeelcommissies (odc’s) van de ondernemingsraad kunnen beter worden afgeschaft en vervangen door een centrale or: het is moeilijk kandidaten te vinden en kiezers kennen deze kandidaten vaak niet.
“Odc’s zijn hartstikke goed. Hoe graag de TU ook wil dat we standaard zijn: faculteiten hebben verschillende culturen. Op faculteiten heb je meer praktische problemen. Die los je in een odc beter op. De or gaat over algemene zaken van de TU. Als iets op een faculteit uit de hand loopt, kan de odc dat bij de or aankaarten. Niet alles hoeft onder de aandacht van het college te komen.”

,’We moeten nog een robbertje vechten’

‘Joanna Daudt (54) is fractievoorzitter en voert de lijst van Democratisch Beleid (DB) aan. Ze werkt al 22 jaar als onderwijskundige voor de TU. Ze is bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica betrokken bij de kwaliteitszorg van het onderwijs en bij e-learning. DB opereert volgens Daudt onafhankelijk van vakbondsregimes. “Het is leuker om met mensen te praten die van alle kanten naar een probleem kijken.”

Stelling: Het college zet te veel in op internationalisering: van medewerkers kan niet worden verwacht dat zij hun werk (deels) in het Engels doen.
“Ik ben het niet met deze stelling eens, het wordt hier steeds Europeser. Je wilt ook studenten van buiten, maar er moet een goede verhouding zijn. Ik heb er moeite mee als het aantal buitenlandse medewerkers en studenten meer dan vijftig procent wordt, want de TU is wel een Nederlands instituut betaald door de Nederlandse belastingbetaler. Veel buitenlandse medewerkers spreken geen Nederlands: die kunnen nooit bij bachelors onderwijs geven.”

Stelling: Belangrijke onderwerpen als de reorganisatie en de r&o-regeling (beoordelingsregeling) zijn afgerond. De rol van de or is voorlopig uitgespeeld.
“Dat denk ik niet. We moeten nog een robbertje vechten over hoe je de OOD evalueert. In het kader van de OOD is dertig procent van de medewerkers van personeelszaken gereduceerd. Dat merk je heel goed. Ik vind het van een ongelooflijke minachting voor je medewerkers getuigen dat je mensen niet vraagt hoe tevreden ze over dienstverlening zijn. Angsthazerij.”

,En hoe denken de lijsttrekkers over…

Bij de TU Delft ligt te veel nadruk op onderzoek in plaats van onderwijs.

Tamás: “Wat is te veel? Onderzoeksresultaten moeten veel meer naar het onderwijs. Studenten moeten weten wat er aan onderzoek is en wat er uitkomt. Ik merk wel dat onderzoek en onderwijs enorm gescheiden zijn van elkaar en dat is jammer.”
Heersma: “Onderzoek is heel belangrijk. De derde geldstroom levert veel geld op nu Den Haag ons een beetje laat zakken. Onderwijs levert ook onderzoeksideeën op. Het één is nodig voor het ander. Wel vind ik dat er te weinig staf is met de toenemende aantallen studenten. Je moet je kwaliteit kunnen handhaven.”
Daudt: “Moeilijk, dat wisselt per faculteit. Als je het over waardering hebt, is deze uitspraak misschien juist. Er wordt wel steeds meer naar gekeken, maar onderzoek en onderwijs zijn nog steeds niet gelijkwaardig binnen de TU. Als ik kijk naar het feit dat we het hier hebben over gemeenschapsgeld vind ik onderwijs heel belangrijk.”

De verschillende fracties binnen de or onderscheiden zich totaal niet van elkaar.

Tamás: “De fracties onderscheiden zich wel. De Abvakabo heeft een grote achterban. De anderen hebben dat niet. Abvakabo-leden overleggen ook over vraagstukken die lijken op die van andere universiteiten. Je deelt ervaringen.”
Heersma: “Wij zijn in eerste instantie TU-personeel met allemaal dezelfde pet op. Ieder maakt voor zichzelf de keuze welke vakbond hem aanspreekt. Ik koos voor de CMHF omdat ik zag dat zij iemand heel goed hielpen.”
Daudt: “Er is wel een verschil. DB is bijvoorbeeld wat minder bang om variaties in de r&o-regeling toe te staan. Je moet niet bang zijn dat mensen binnen een regeling dingen uitvinden die beter werken. We merken dat vakbonden dingen te veel willen dichttimmeren. Dat is de dood in de pot. Wel is het zo dat door een schrale compensatie in tijd er amper discussie is. Je krijgt één dag in de week om stukken te lezen, een mening te vormen, te praten en te vergaderen.”

Dat de TU post digitaal wil gaan verwerken en dus centraal opent en scant, is prima. Het gaat immers om zakelijke post.

Tamás: “Daar heb ik geen problemen mee. Anders moet je post naar je huis laten sturen. Wel is het zo dat als je intern solliciteert, je misschien niet wil dat je leidinggevende dat weet.”
Heersma: “Daar ben ik absoluut tegen. Het kost gigantisch veel geld en tijd. Ik heb het idee dat zo veel geld gestoken wordt in iets waar nooit wat uitkomt. Een systeem als bijvoorbeeld Peoplesoft (van personeel & organisatie, red.) is nog steeds niet op orde.”
Daudt: “Ik wil weten hoe het bij andere universiteiten werkt. Dat is de makke hier: er wordt niet gekeken hoe het elders is.”

De or zet zelf te weinig onderwerpen op de agenda.

Tamás: “Dat is niet waar. We zetten onderwerpen als bijvoorbeeld de Mekelweg en arbovraagstukken constant op de agenda.”
Heersma: “Ik ben het wel met deze stelling eens. We moeten daar in de volgende periode voor waken. Dat komt door de vele documenten van het college van bestuur: we ontvangen veel informatie waar we niet echt in geïnteresseerd zijn. Je eerste or-periode is ook een leerperiode.”
Daudt: “Door tijdgebrek en te weinig contact met de achterban zetten we inderdaad te weinig onderwerpen op de agenda. We zouden ons werk beter kunnen doen met meer structuur en meer professionaliteit.”

De or verliest de grote lijnen uit het oog en discussieert te vaak over details.

Tamás: “Als details over werkomstandigheden gaan, discussiëren we daar natuurlijk over. Zeker in de r&o-regeling willen we uitsluiten dat woorden multi-interpretabel zijn.”
Heersma: “De grote lijn betekent niet dat je de diepte niet in mag. Ik vind dat je het af en toe over details mag hebben. De r&o-regeling leent zich daar voor. Je kunt in die regeling veel ruimte overlaten voor eigen initiatief waardoor veel misverstanden kunnen ontstaan, wij wilden dat voorkómen.”
Daudt: “Ik denk dat we niet de grote lijnen uit het oog verliezen, maar er mag wel wat meer discussie zijn. Wat betreft details is er een rol voor de voorzitter die dingen moet afkappen.”

Medezeggenschap is een wassen neus: het college doet toch wat het van plan is.

Tamás: “Nee, door onze bemoeienis is bijvoorbeeld de wp-nota (over wetenschappelijk personeel, red.) niet doorgegaan en wordt die nu een personeelsnota voor alle medewerkers van de TU.”
Heersma: “Dat is te gemakkelijk om zo te zeggen. Een open deur. Hiërarchie is er ook. Altijd. Medezeggenschap is een gift. We worden soms niet vroeg genoeg bij onderwerpen betrokken, maar als ik het een wassen neus vond zat ik er niet in.”
Daudt: “Nee, bij de meeste onderwerpen niet. Goede bestuurders weten dat medezeggenschap belangrijk is en toetsen plannen en besluiten. Als je plannen wilt doordrukken, kan dat in principe wel, maar dat is niet handig voor de verstandhouding met de or. De wp-nota hadden ze kunnen doordrukken maar wij hadden als or zo veel goede argumenten dat die nota van tafel is. Wel doorgedrukt is de harde knip.”

‘Achterban kan mij voeden’
‘Achterban kan mij voeden’

‘Achterban kan mij voeden’

Margit Tamás (43) is lijsttrekker voor Abvakabo FNV. Ze werd geboren in Hongarije en werkt al elf jaar bij Bouwkunde. Daar is zij docent visualisatietechnieken en leidinggevende bij de vakgroep mediastudies. Ze koos voor de Abvakabo FNV vanwege de grote landelijke achterban van deze bond. “Die achterban kan mij voeden. De bond heeft een breed draagvlak en ervaring bij conflicten.”

Stelling: Door teruglopende inkomsten heeft de TU te maken met grote begrotingsproblemen en moeten er keuzes worden gemaakt als het gaat om investeringen. Het creëren van extra onderwijszalen moet daarin voorrang krijgen.
Tamás: “We moeten meer naar avondcolleges gaan als dat een goede oplossing is. Dan heb je alle zalen die je wilt hebben. Misschien hebben we over een paar jaar wel minder studenten. Ik vind wel dat studenten goede stoelen moeten hebben, goed moeten kunnen schrijven en dat docenten goed hoorbaar moeten zijn.”

Stelling: Faculteiten moeten meer vrijheid krijgen wat betreft personeelsbeleid.
Tamás: “Ik heb zo’n vermoeden dat faculteiten kunnen doen wat ze willen. Het zou wel mooi zijn als er normen komen voor personeelsbeleid. Als je bijvoorbeeld een afdelingssecretaris mist, zou je die eerst binnen de universiteit moeten zoeken en niet daarbuiten.”

‘Odc’s zijn hartstikke goed’
‘Odc’s zijn hartstikke goed’

‘Odc’s zijn hartstikke goed’

Dineke Heersma (55) is lijsttrekker voor CMHF/AC-HOP. Ze werkt al twaalf jaar bij de TU waarvan bijna zes jaar als afdelingssecretaris bij biomechanical engineering van de faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen. CMHF/AC-HOP stelt volgens haar de mens centraal. “Het zijn de mensen die het verschil maken. Ik zit in de or omdat ik van bemoeirecht houd.”

Stelling: Het aantal studenten rijst de pan uit. Om het voor medewerkers werkbaar te houden, zou de TU minder opleidingen en minors moeten aanbieden.
“Lastig, deze stelling. Minors mogen van mij blijven. Minors en nieuwe opleidingen geven verbreding. Er gaan wel eens stemmen op om moeilijke vakken te vervangen of in te korten. Daar zou je voorzichtig mee moeten zijn, omdat je de basiskwaliteit van de TU-ingenieur moet handhaven.”

Stelling: De onderdeelcommissies (odc’s) van de ondernemingsraad kunnen beter worden afgeschaft en vervangen door een centrale or: het is moeilijk kandidaten te vinden en kiezers kennen deze kandidaten vaak niet.
“Odc’s zijn hartstikke goed. Hoe graag de TU ook wil dat we standaard zijn: faculteiten hebben verschillende culturen. Op faculteiten heb je meer praktische problemen. Die los je in een odc beter op. De or gaat over algemene zaken van de TU. Als iets op een faculteit uit de hand loopt, kan de odc dat bij de or aankaarten. Niet alles hoeft onder de aandacht van het college te komen.”

‘We moeten nog een robbertje vechten’
‘We moeten nog een robbertje vechten’

‘We moeten nog een robbertje vechten’

‘Joanna Daudt (54) is fractievoorzitter en voert de lijst van Democratisch Beleid (DB) aan. Ze werkt al 22 jaar als onderwijskundige voor de TU. Ze is bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica betrokken bij de kwaliteitszorg van het onderwijs en bij e-learning. DB opereert volgens Daudt onafhankelijk van vakbondsregimes. “Het is leuker om met mensen te praten die van alle kanten naar een probleem kijken.”

Stelling: Het college zet te veel in op internationalisering: van medewerkers kan niet worden verwacht dat zij hun werk (deels) in het Engels doen.
“Ik ben het niet met deze stelling eens, het wordt hier steeds Europeser. Je wilt ook studenten van buiten, maar er moet een goede verhouding zijn. Ik heb er moeite mee als het aantal buitenlandse medewerkers en studenten meer dan vijftig procent wordt, want de TU is wel een Nederlands instituut betaald door de Nederlandse belastingbetaler. Veel buitenlandse medewerkers spreken geen Nederlands: die kunnen nooit bij bachelors onderwijs geven.”

Stelling: Belangrijke onderwerpen als de reorganisatie en de r&o-regeling (beoordelingsregeling) zijn afgerond. De rol van de or is voorlopig uitgespeeld.
“Dat denk ik niet. We moeten nog een robbertje vechten over hoe je de OOD evalueert. In het kader van de OOD is dertig procent van de medewerkers van personeelszaken gereduceerd. Dat merk je heel goed. Ik vind het van een ongelooflijke minachting voor je medewerkers getuigen dat je mensen niet vraagt hoe tevreden ze over dienstverlening zijn. Angsthazerij.”

En hoe denken de lijsttrekkers over…

Bij de TU Delft ligt te veel nadruk op onderzoek in plaats van onderwijs.

Tamás: “Wat is te veel? Onderzoeksresultaten moeten veel meer naar het onderwijs. Studenten moeten weten wat er aan onderzoek is en wat er uitkomt. Ik merk wel dat onderzoek en onderwijs enorm gescheiden zijn van elkaar en dat is jammer.”
Heersma: “Onderzoek is heel belangrijk. De derde geldstroom levert veel geld op nu Den Haag ons een beetje laat zakken. Onderwijs levert ook onderzoeksideeën op. Het één is nodig voor het ander. Wel vind ik dat er te weinig staf is met de toenemende aantallen studenten. Je moet je kwaliteit kunnen handhaven.”
Daudt: “Moeilijk, dat wisselt per faculteit. Als je het over waardering hebt, is deze uitspraak misschien juist. Er wordt wel steeds meer naar gekeken, maar onderzoek en onderwijs zijn nog steeds niet gelijkwaardig binnen de TU. Als ik kijk naar het feit dat we het hier hebben over gemeenschapsgeld vind ik onderwijs heel belangrijk.”

De verschillende fracties binnen de or onderscheiden zich totaal niet van elkaar.

Tamás: “De fracties onderscheiden zich wel. De Abvakabo heeft een grote achterban. De anderen hebben dat niet. Abvakabo-leden overleggen ook over vraagstukken die lijken op die van andere universiteiten. Je deelt ervaringen.”
Heersma: “Wij zijn in eerste instantie TU-personeel met allemaal dezelfde pet op. Ieder maakt voor zichzelf de keuze welke vakbond hem aanspreekt. Ik koos voor de CMHF omdat ik zag dat zij iemand heel goed hielpen.”
Daudt: “Er is wel een verschil. DB is bijvoorbeeld wat minder bang om variaties in de r&o-regeling toe te staan. Je moet niet bang zijn dat mensen binnen een regeling dingen uitvinden die beter werken. We merken dat vakbonden dingen te veel willen dichttimmeren. Dat is de dood in de pot. Wel is het zo dat door een schrale compensatie in tijd er amper discussie is. Je krijgt één dag in de week om stukken te lezen, een mening te vormen, te praten en te vergaderen.”

Dat de TU post digitaal wil gaan verwerken en dus centraal opent en scant, is prima. Het gaat immers om zakelijke post.

Tamás: “Daar heb ik geen problemen mee. Anders moet je post naar je huis laten sturen. Wel is het zo dat als je intern solliciteert, je misschien niet wil dat je leidinggevende dat weet.”
Heersma: “Daar ben ik absoluut tegen. Het kost gigantisch veel geld en tijd. Ik heb het idee dat zo veel geld gestoken wordt in iets waar nooit wat uitkomt. Een systeem als bijvoorbeeld Peoplesoft (van personeel & organisatie, red.) is nog steeds niet op orde.”
Daudt: “Ik wil weten hoe het bij andere universiteiten werkt. Dat is de makke hier: er wordt niet gekeken hoe het elders is.”

De or zet zelf te weinig onderwerpen op de agenda.

Tamás: “Dat is niet waar. We zetten onderwerpen als bijvoorbeeld de Mekelweg en arbovraagstukken constant op de agenda.”
Heersma: “Ik ben het wel met deze stelling eens. We moeten daar in de volgende periode voor waken. Dat komt door de vele documenten van het college van bestuur: we ontvangen veel informatie waar we niet echt in geïnteresseerd zijn. Je eerste or-periode is ook een leerperiode.”
Daudt: “Door tijdgebrek en te weinig contact met de achterban zetten we inderdaad te weinig onderwerpen op de agenda. We zouden ons werk beter kunnen doen met meer structuur en meer professionaliteit.”

De or verliest de grote lijnen uit het oog en discussieert te vaak over details.

Tamás: “Als details over werkomstandigheden gaan, discussiëren we daar natuurlijk over. Zeker in de r&o-regeling willen we uitsluiten dat woorden multi-interpretabel zijn.”
Heersma: “De grote lijn betekent niet dat je de diepte niet in mag. Ik vind dat je het af en toe over details mag hebben. De r&o-regeling leent zich daar voor. Je kunt in die regeling veel ruimte overlaten voor eigen initiatief waardoor veel misverstanden kunnen ontstaan, wij wilden dat voorkómen.”
Daudt: “Ik denk dat we niet de grote lijnen uit het oog verliezen, maar er mag wel wat meer discussie zijn. Wat betreft details is er een rol voor de voorzitter die dingen moet afkappen.”

Medezeggenschap is een wassen neus: het college doet toch wat het van plan is.

Tamás: “Nee, door onze bemoeienis is bijvoorbeeld de wp-nota (over wetenschappelijk personeel, red.) niet doorgegaan en wordt die nu een personeelsnota voor alle medewerkers van de TU.”
Heersma: “Dat is te gemakkelijk om zo te zeggen. Een open deur. Hiërarchie is er ook. Altijd. Medezeggenschap is een gift. We worden soms niet vroeg genoeg bij onderwerpen betrokken, maar als ik het een wassen neus vond zat ik er niet in.”
Daudt: “Nee, bij de meeste onderwerpen niet. Goede bestuurders weten dat medezeggenschap belangrijk is en toetsen plannen en besluiten. Als je plannen wilt doordrukken, kan dat in principe wel, maar dat is niet handig voor de verstandhouding met de or. De wp-nota hadden ze kunnen doordrukken maar wij hadden als or zo veel goede argumenten dat die nota van tafel is. Wel doorgedrukt is de harde knip.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.