Onderwijs

‘Onderzoekscluster uitkomst van kleinburgerlijk denken’

Op het idee van de Adviesraad voor het Technologiebeleid van de TU Delft (ARTD) om zogenaamde onderzoeksclusters aan de TU in te stellen wordt vooralsnog afhoudend gereageerd.

De constatering dat faculteiten over een gebrekkig zelfbeeld beschikken krijgt van de decanen van Scheikunde, Lucht- en Ruimtevaart, en Wiskunde en Informatica evenmin bijval.

Prof.dr.ir. J. van Katwijk, decaan van Technische Wiskunde en Informatica, noemt de kritiek dat de faculteiten geen helder zelfbeeld zouden hebben ‘niet terecht’. Volgens hem is het goed om over de eigen positie na te denken, maar geeft het advies een te negatief beeld. Ook de decaan van Scheikundige Technologie en Materiaalkunde, prof.dr.ir. J. Schoonman, en prof.dr.ir. J.L. van Ingen van Lucht- en Ruimtevaart ontkennen het gebrekkige zelfbeeld.

De conclusie van de ARTD dat er te weinig wordt samengewerkt tussen en binnen faculteiten, vindt Van Ingen evenmin juist. Volgens hem heeft zijn faculteit brede contacten en werkt zij zowel binnen als buiten de universiteit met verschillende organisaties samen. Schoonman stoort zich aan de vergelijking met een eilandenrijk: ,,Ik ben juist blij zijn dat wij zulke goede eilanden hebben en we moeten er niet één grote middenschool van willen maken.”

Van Katwijk vindt dat het advies te veel nadruk legt op multidisciplinair onderzoek. Van Ingen heeft hetzelfde probleem: ,,Als we te weinig aandacht aan de monodisciplines geven, dan is de TU binnen een paar jaar uitverkocht en zijn de basisdisciplines uitgemolken.”
Griezelig

Om de samenwerking tussen en binnen faculteiten te verbeteren stelt de ARTD voor om interdisciplinaire onderzoeksclusters in te stellen, Diocs genaamd. Van Katwijk noemt deze Diocs een uitkomst van ‘het Delftse kleinburgelijke denken’. Hij meent dat de onderzoekscholen voor de samenwerking zorgen en dat gebrekkige samenwerking eerder van personen dan van de stuctuur afhangt: ,,De structuur is niet de belemmerende factor.” Schoonman beaamt dit en vindt daarnaast de gedachte dat de Diocs dynamisch zouden kunnen zijn naïef: ,,Een dergelijke organisatie kan pas na vijf tot tien jaar beoordeeld worden en er is dus geen sprake van het snel instellen en opheffen van deze clusters.” Hij noemt een mogelijk nieuwe structuur ‘griezelig’.

Ook Van Ingen wil de onderzoeksclusters niet een centrale positie binnen de TU geven. Hij ziet meer in incidentele projecten waarin verschillende faculteiten kunnen samenwerken.

De voorzitter van de universiteitsraadcommissie voor onderwijs en onderzoek, prof.dr.ir. K.F. van der Werff, oordeelt wel positief over het idee achter de clusters, maar dan zou de TU in ruil voor de Diocs ,,wat anders aan organisatie moeten inleveren”.

In algemeenheid oordeelt Van Katwijk dat het positief is dater goed is nagedacht over de uitgangspunten voor het onderzoeksbeleid, maar ,,het zou negatief zijn als deze uitkomsten beleid van de TU zouden worden”. Schoonman zegt onder de indruk te zijn van de mooie woorden maar ,,wanneer puntje bij paaltje komt is er vast geen geld beschikbaar voor goede uitvoering van de plannen”, zo vreest hij. (S.H.)

Steven Hubeek

Op het idee van de Adviesraad voor het Technologiebeleid van de TU Delft (ARTD) om zogenaamde onderzoeksclusters aan de TU in te stellen wordt vooralsnog afhoudend gereageerd. De constatering dat faculteiten over een gebrekkig zelfbeeld beschikken krijgt van de decanen van Scheikunde, Lucht- en Ruimtevaart, en Wiskunde en Informatica evenmin bijval.

Prof.dr.ir. J. van Katwijk, decaan van Technische Wiskunde en Informatica, noemt de kritiek dat de faculteiten geen helder zelfbeeld zouden hebben ‘niet terecht’. Volgens hem is het goed om over de eigen positie na te denken, maar geeft het advies een te negatief beeld. Ook de decaan van Scheikundige Technologie en Materiaalkunde, prof.dr.ir. J. Schoonman, en prof.dr.ir. J.L. van Ingen van Lucht- en Ruimtevaart ontkennen het gebrekkige zelfbeeld.

De conclusie van de ARTD dat er te weinig wordt samengewerkt tussen en binnen faculteiten, vindt Van Ingen evenmin juist. Volgens hem heeft zijn faculteit brede contacten en werkt zij zowel binnen als buiten de universiteit met verschillende organisaties samen. Schoonman stoort zich aan de vergelijking met een eilandenrijk: ,,Ik ben juist blij zijn dat wij zulke goede eilanden hebben en we moeten er niet één grote middenschool van willen maken.”

Van Katwijk vindt dat het advies te veel nadruk legt op multidisciplinair onderzoek. Van Ingen heeft hetzelfde probleem: ,,Als we te weinig aandacht aan de monodisciplines geven, dan is de TU binnen een paar jaar uitverkocht en zijn de basisdisciplines uitgemolken.”
Griezelig

Om de samenwerking tussen en binnen faculteiten te verbeteren stelt de ARTD voor om interdisciplinaire onderzoeksclusters in te stellen, Diocs genaamd. Van Katwijk noemt deze Diocs een uitkomst van ‘het Delftse kleinburgelijke denken’. Hij meent dat de onderzoekscholen voor de samenwerking zorgen en dat gebrekkige samenwerking eerder van personen dan van de stuctuur afhangt: ,,De structuur is niet de belemmerende factor.” Schoonman beaamt dit en vindt daarnaast de gedachte dat de Diocs dynamisch zouden kunnen zijn naïef: ,,Een dergelijke organisatie kan pas na vijf tot tien jaar beoordeeld worden en er is dus geen sprake van het snel instellen en opheffen van deze clusters.” Hij noemt een mogelijk nieuwe structuur ‘griezelig’.

Ook Van Ingen wil de onderzoeksclusters niet een centrale positie binnen de TU geven. Hij ziet meer in incidentele projecten waarin verschillende faculteiten kunnen samenwerken.

De voorzitter van de universiteitsraadcommissie voor onderwijs en onderzoek, prof.dr.ir. K.F. van der Werff, oordeelt wel positief over het idee achter de clusters, maar dan zou de TU in ruil voor de Diocs ,,wat anders aan organisatie moeten inleveren”.

In algemeenheid oordeelt Van Katwijk dat het positief is dater goed is nagedacht over de uitgangspunten voor het onderzoeksbeleid, maar ,,het zou negatief zijn als deze uitkomsten beleid van de TU zouden worden”. Schoonman zegt onder de indruk te zijn van de mooie woorden maar ,,wanneer puntje bij paaltje komt is er vast geen geld beschikbaar voor goede uitvoering van de plannen”, zo vreest hij. (S.H.)

Steven Hubeek

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.