Steeds meer hogescholen en universiteiten onderwerpen hun studenten aan allerlei selectieprocedures. Maar door afspraken over studievoortgang en studieuitval doen ze dat lang niet altijd omdat ze het beste met hen voor hebben, stelt de Onderwijsraad.
Door de prestatieafspraken tussen instellingen en het ministerie is de onderwijsfinanciering mede gekoppeld aan uitval en rendement: wie meer studenten sneller laat afstuderen, krijgt ook meer geld. Dat zorgt er volgens een zojuist gepubliceerd advies van de Onderwijsraad voor dat steeds meer instellingen hun eigen belang vooropstellen, in plaats van hun studenten.
De voorspellende waarde van de meeste selectiecriteria die opleidingen gebruiken is bovendien gering, schrijft de Onderwijsraad. Een tophavist hoeft helemaal geen excellente student te worden, en een kwakkelende vwo’er kan eenmaal op de universiteit ineens het licht zien. Selectie kan dus vooral nadelig uitpakken voor studenten en leerlingen waarvan nog niet helemaal duidelijk is wat ze in hun mars hebben. Daardoor zou de toegankelijkheid van het onderwijs in gevaar komen.
Bovendien is onduidelijk of een student aan instelling nummer één net zoveel kans maakt als aan instelling nummer twee. Intake- en toetsinstrumenten verschillen veel van elkaar, en er is weinig controle op de kwaliteit van de selectie.
De Onderwijsraad wijst op het grote aantal studies dat een numerus fixus heeft ingevoerd, waarmee studenten tot op zekere hoogte kunnen worden geselecteerd. Daarnaast is de doorstroom vanuit het mbo naar hbo-opleidingen en vanuit het hbo naar universitaire opleidingen recent aan banden gelegd.
De universiteiten en hogescholen zijn blij met de extra mogelijkheden om studenten uit het hbo en mbo te selecteren. Ze wijzen graag naar de hoge uitval onder eerstejaars die niet direct van havo of vwo komen. Ook zouden veel van hen er wat langer over doen om hun diploma te halen. Als studenten niet op hun plek zijn, kunnen ze dat maar beter zo snel mogelijk te horen krijgen is de gedachte. Maar volgens de Onderwijsraad moet een stelsel dat leerlingen relatief vroeg selecteert, ook “ruimhartig zijn in het bieden van tweede kansen”.
De raad is weliswaar enthousiast over de matchingsactiviteiten van hogescholen en universiteiten, maar heeft ook daarover een aantal opmerkingen: digitale colleges zouden een grotere rol kunnen spelen, en ook de samenwerking met middelbare scholen kan beter. Programma’s die middelbare scholieren laten kennismaken met het hoger onderwijs zouden bovendien voor iedereen toegankelijk moeten zijn – niet alleen voor de beste leerlingen.
De Onderwijsraad adviseert verder nog om de nieuwe tweejarige associate degree opleidingen meer onder de aandacht te brengen, omdat die voor mbo’ers kansen bieden om door te stromen naar een ander onderwijsniveau zonder dat zij onmiddellijk voor vier jaar de collegebanken in hoeven.
Comments are closed.