Onderwijs

‘Onderwijs heeft een lage status’

,,Het onderwijs aan de TU kan zeker beter. Het pleit voor de instelling dat er nu kritisch naar gekeken wordt”, vinden de drie studentleden van de Adviescommissie Kwaliteitszorg Onderwijs (AKO).

Onderwijs heeft een te lage status op de TU, vinden Ralph Smeets (ORAS), Olaf Verheij (VSSD) en Timo Faber (AAG). Alledrie zijn ze studentlid van de Adviescommissie Kwaliteitszorg Onderwijs (AKO). Faber: ,,Hoogleraren en universitaire docenten worden afgerekend op hun onderzoeksprestaties en amper op hun bijdrage aan het onderwijs. Voor het meeste wetenschappelijke personeel geeft een artikel in Science meer aanzien dan het verzorgen van een goed dictaat voor studenten.”

De AKO is in 1996 ingesteld door het college van bestuur, omdat het vond dat er meer aandacht voor het onderwijs moest komen. De AKO begint langzaam maar zeker haar plaats binnen de universitaire structuur te vinden en krijgt steeds meer taken toegewezen. Verheij: ,,Het eerste jaar konden alle stukken nog in één map. Wij zijn nu halverwege dit jaar en ik ben al aan mijn derde ordner bezig.”

Eén van die taken is het bekijken van en adviseren over de zelfevaluatie van de faculteiten. Iedere zes jaar krijgt een opleiding te maken met de visitatiecommissie van de VSNU. Om zich hierop voor te bereiden vindt er een facultaire zelfevaluatie plaats over de gang van zaken. De AKO bekijkt deze en draagt eventueel suggesties voor verbeteringen aan.

Daarnaast beoordeelt de AKO de onderwijsbeleidsplannen van de faculteiten. Aan de hand hiervan kan de commissie beslissen of de opleidingen een extra bijdrage voor de modernisering van hun onderwijs krijgen. Smeets: ,,We willen als AKO een actieve, open dialoog hebben met de verantwoordelijken over de onderwijsbeleidsplannen. We merken wel dat deze dialoog moeilijker is als je als AKO ook moet beslissen over het toewijzen van geld. Om die reden zijn er plannen om deze taken, evaluatie en toewijzen van geld, in de toekomst te splitsen.”
Rust

Om de AKO duidelijker op de bestuurlijke kaart van de TU te zetten, kiest de commissie iedere keer een beleidsspeerpunt. Dit jaar is dat speerpunt het functioneren van de opleidingscommissie en -directeuren. Een delegatie van de AKO bezoekt alle opleidingen en licht met hen het onderwijs op de faculteit door. Faber: ,,Uit onze gesprekken komt naar voren dat de dagelijkse gang van zaken, zoals het maken van roosters, veel tijd opslokt van de opleidingsdirecteuren. Aan het uitzetten van een nieuwe onderwijslijn komen ze nauwelijks toe omdat ze ondersteuning missen.”

De studenten merken dat de AKO gereserveerd ontvangen wordt op de opleidingen. Faber: ,,Wij worden gezien als de politieagenten van het hoofdgebouw.” Verheij: ,,Dat komen we in meer situaties tegen. Als we kritiek op iets leveren,begint menigeen zich te verdedigen. Daar gaat het ons niet om. We willen samen met hen nadenken over een betere opzet van het onderwijs.”

Ook constateren de studenten op hun opleidingen dat de aanbevelingen van de AKO makkelijk terzijde worden geschoven. Faber: ,,Dat is niet bevorderlijk voor een open dialoog. Wat wij willen bereiken is dat nagedacht wordt over de vraag: jullie doen het nu zo maar kan het misschien niet op een andere manier?”

Daarnaast proefden de studenten in de gesprekken veranderingsmoeheid bij iedereen die betrokken is bij het onderwijs. Smeets: ,,Regelmatig krijgen wij te horen dat ze graag een paar jaar organisatorische rust willen krijgen, zodat ze zich kunnen gaan bezighouden met de inhoudelijke evaluatie van het onderwijs. Er is bijvoorbeeld veel onvrede over het voornemen om het 5×8 systeem weer opzij te zetten voor de semesterindeling. Dan moet alles opnieuw op zijn kop en dat kunnen de organisaties nu niet gebruiken.”

Tijdens hun toer langs de faculteiten constateren ze regelmatig dat aan de kwaliteitszorg van het TU-onderwijs veel verbeterd moet worden. ,,Aan de andere kant merk je in het contact met studenten van andere universiteiten dat de TU op sommige onderdelen van de kwaliteitszorg voorop loopt ten opzichte van de rest van Nederland. Onlangs moesten wij ergens onze aanpak van de vernieuwde course evaluation demonstreren. Afgevaardigden van de andere universiteiten waren echt verbaasd dat we in Delft al zo ver waren. Het is ook erg leuk om dat eens te merken. Het moet nog beter op de TU, maar we hebben ook het idee dat in Delft wel al wat is bereikt.”

Onderwijs heeft een te lage status op de TU, vinden Ralph Smeets (ORAS), Olaf Verheij (VSSD) en Timo Faber (AAG). Alledrie zijn ze studentlid van de Adviescommissie Kwaliteitszorg Onderwijs (AKO). Faber: ,,Hoogleraren en universitaire docenten worden afgerekend op hun onderzoeksprestaties en amper op hun bijdrage aan het onderwijs. Voor het meeste wetenschappelijke personeel geeft een artikel in Science meer aanzien dan het verzorgen van een goed dictaat voor studenten.”

De AKO is in 1996 ingesteld door het college van bestuur, omdat het vond dat er meer aandacht voor het onderwijs moest komen. De AKO begint langzaam maar zeker haar plaats binnen de universitaire structuur te vinden en krijgt steeds meer taken toegewezen. Verheij: ,,Het eerste jaar konden alle stukken nog in één map. Wij zijn nu halverwege dit jaar en ik ben al aan mijn derde ordner bezig.”

Eén van die taken is het bekijken van en adviseren over de zelfevaluatie van de faculteiten. Iedere zes jaar krijgt een opleiding te maken met de visitatiecommissie van de VSNU. Om zich hierop voor te bereiden vindt er een facultaire zelfevaluatie plaats over de gang van zaken. De AKO bekijkt deze en draagt eventueel suggesties voor verbeteringen aan.

Daarnaast beoordeelt de AKO de onderwijsbeleidsplannen van de faculteiten. Aan de hand hiervan kan de commissie beslissen of de opleidingen een extra bijdrage voor de modernisering van hun onderwijs krijgen. Smeets: ,,We willen als AKO een actieve, open dialoog hebben met de verantwoordelijken over de onderwijsbeleidsplannen. We merken wel dat deze dialoog moeilijker is als je als AKO ook moet beslissen over het toewijzen van geld. Om die reden zijn er plannen om deze taken, evaluatie en toewijzen van geld, in de toekomst te splitsen.”
Rust

Om de AKO duidelijker op de bestuurlijke kaart van de TU te zetten, kiest de commissie iedere keer een beleidsspeerpunt. Dit jaar is dat speerpunt het functioneren van de opleidingscommissie en -directeuren. Een delegatie van de AKO bezoekt alle opleidingen en licht met hen het onderwijs op de faculteit door. Faber: ,,Uit onze gesprekken komt naar voren dat de dagelijkse gang van zaken, zoals het maken van roosters, veel tijd opslokt van de opleidingsdirecteuren. Aan het uitzetten van een nieuwe onderwijslijn komen ze nauwelijks toe omdat ze ondersteuning missen.”

De studenten merken dat de AKO gereserveerd ontvangen wordt op de opleidingen. Faber: ,,Wij worden gezien als de politieagenten van het hoofdgebouw.” Verheij: ,,Dat komen we in meer situaties tegen. Als we kritiek op iets leveren,begint menigeen zich te verdedigen. Daar gaat het ons niet om. We willen samen met hen nadenken over een betere opzet van het onderwijs.”

Ook constateren de studenten op hun opleidingen dat de aanbevelingen van de AKO makkelijk terzijde worden geschoven. Faber: ,,Dat is niet bevorderlijk voor een open dialoog. Wat wij willen bereiken is dat nagedacht wordt over de vraag: jullie doen het nu zo maar kan het misschien niet op een andere manier?”

Daarnaast proefden de studenten in de gesprekken veranderingsmoeheid bij iedereen die betrokken is bij het onderwijs. Smeets: ,,Regelmatig krijgen wij te horen dat ze graag een paar jaar organisatorische rust willen krijgen, zodat ze zich kunnen gaan bezighouden met de inhoudelijke evaluatie van het onderwijs. Er is bijvoorbeeld veel onvrede over het voornemen om het 5×8 systeem weer opzij te zetten voor de semesterindeling. Dan moet alles opnieuw op zijn kop en dat kunnen de organisaties nu niet gebruiken.”

Tijdens hun toer langs de faculteiten constateren ze regelmatig dat aan de kwaliteitszorg van het TU-onderwijs veel verbeterd moet worden. ,,Aan de andere kant merk je in het contact met studenten van andere universiteiten dat de TU op sommige onderdelen van de kwaliteitszorg voorop loopt ten opzichte van de rest van Nederland. Onlangs moesten wij ergens onze aanpak van de vernieuwde course evaluation demonstreren. Afgevaardigden van de andere universiteiten waren echt verbaasd dat we in Delft al zo ver waren. Het is ook erg leuk om dat eens te merken. Het moet nog beter op de TU, maar we hebben ook het idee dat in Delft wel al wat is bereikt.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.