Het plan van de commissie-Luteijn om speciale noodoverloopgebieden onder water te zetten als het rivierwater te hoog stijgt, krijgt steeds meer kritiek van experts.
/strong>
,,Volkomen waanzin”, reageert prof.ir. Brouwer van de sectie Land- en Waterbeheer bij civiele techniek. ,,Als uw toilet verstopt dreigt te raken doordat de afvoerpijp te nauw is, dan vangt u het water toch ook niet tijdelijk op in de douchebak? Dan moet uw afvoercapaciteit verhoogd worden door een grotere afvoerpijp voor de wc te maken.”
Een noodoverloopgebied van tien- tot twintigduizend hectare moet maximaal vier meter onder water gezet worden. Dat plan presenteerde de commissie Noodoverloopgebieden vorig jaar. Commissievoorzitter David Luteijn vergeleek het principe noodoverloopgebied in NRC-handelsblad met een airbag. Luteijn: ,,Al is je auto feilloos door de keuring gerold en kun je goed autorijden, een ongeluk is nooit helemaal uit te sluiten. Daarom doe je een veiligheidsgordel om en heb je een airbag om de klap op te vangen.”
Brouwer ziet niets in deze opvatting. ,,De berekeningen waarmee de commissie de noodzaak van noodoverloopgebieden wil aantonen zijn gebaseerd op extreme scenario’s die onvoorstelbaar zijn. En zelfs als zo’n rampscenario zich ooit voordoet, dan valt niet te garanderen dat dergelijke noodoverloopgebieden wel voldoende capaciteit hebben.” De onzekerheden in voorspellingen van toekomstige waterstanden moet men volgens Brouwer dan ook niet compenseren met noodoverloopgebieden. Brouwer: ,,Men accepteert in Nederland een bepaald risico op overstroming, bijvoorbeeld eens in de vijfduizend jaar. Op basis van die veiligheidsnorm en voorspellingen van de waterhoeveelheid die de Rijn instroomt, wordt de gewenste afvoercapaciteit van de Rijndelta vastgesteld en worden de dijken tot een bepaalde hoogte gebouwd. Daarbovenop nog eens noodoverloopgebieden creëren, lijkt mij een bijzonder dure onderneming waarvan de baten zeer discutabel zijn.”
Eind januari verscheen van de hand van drs. Enne de Boer (hoofddocent openbare werken en waterstaat) het rapport ‘Het noodoverloopgebied: airbag of luchtzak’. Op verzoek van een tiental gemeentes waarvan delen van het grondgebied als potentiële noodoverloopgebieden zijn aangewezen, deed De Boer onderzoek naar de voorstellen van de commissie-Luteijn. Ook zijn conclusie luidt: noodoverloopgebieden zijn niet nodig en al helemaal niet urgent.
Emotioneel
De Boer: ,,Extreem hoge rivierwaterstanden zie je weken van tevoren aankomen. Er is dan nog voldoende tijd voor maatregelen als evacuatie en zandzakken. Bij de hoge rivierwaterstanden in 1995 is tenslotte ook een deel van het rivierengebied preventief geëvacueerd. De commissie Luteijn beweert dat noodoverloopgebieden duizenden mensenlevens kunnen redden. Dit is onzin, van acute levensbedreiging is geen sprake. Dergelijke argumenten zorgen voor een emotionele besluitvorming die niet gebaseerd is op wetenschappelijke onderbouwing.”
De bekende methodes, zoals het verhogen en terugleggen van dijken en het verdiepen van uiterwaarden, zijn nog lang niet afgeschreven. De Boer: ,,Vergelijk het met de zeedijken. Het zeewater stijgt door klimaatveranderingen met gemiddeld dertig centimeter per eeuw. Als je alle huidige zeedijken met drie meter ophoogt, kun je theoretisch weer duizend jaar vooruit. Waarom zouden we een dergelijke methode bij rivierdijken al bij voorbaat afschrijven?” Daarbij hebbennoodoverloopgebieden grote ruimtelijke gevolgen en worden de betreffende bewoners enorm gedupeerd. De Boer: ,,Door actief aan te wijzen van welke Nederlanders de huizen als eerste onderstromen, creëer je een grote ongelijkheid.”
Volgens Brouwer zal deze ongelijkheid daarbij tot grote bestuurlijke problemen leiden. Brouwer: ,,Er wordt door de commissie-Luteijn gesproken over schadevergoedingen voor gedupeerden in de noodoverloopgebieden. Maar elke regeling die nu wordt bedacht zal totaal verouderd zijn als over een paar eeuwen die noodoverloopgebieden misschien een keer onder water worden gezet.” Dat onder water zetten van de noodoverloopgebieden zal volgens Brouwer niet eens zo makkelijk gaan. ,,Er wonen mensen in die gebieden. Die zullen echt niet rustig blijven afwachten tot men hun huizen onder water zet om andere huizen droog te houden. Er zal verzet komen.”
Sommige wetenschappers bij civiele techniek zien wel heil in de noodoverloopgebieden. Bijvoorbeeld ir. Pieter Huisman, hoofddocent integraal waterbeheer en waterrecht en oud-lid van de internationale Rijncommissie. Huisman: ,,Als echt alle maatregelen getroffen zijn en een overstroming niet meer te voorkomen is, kun je beter zelf bepalen waar die overstroming plaats gaat vinden.” Volgens Huisman zijn er door verschillen in veiligheidsnormen zelfs op dit moment al indirect noodoverloopgebieden in Nederland aan te wijzen. ,,Voor de bescherming van de randstad worden de hoogste veiligheidsnormen gehanteerd. Dat is logisch, want de randstad is het dichtstbevolkt en er is het meest in geïnvesteerd. Eens in de tienduizend jaar mag er een overstroming plaatsvinden. In dunbevolkte riviergebieden in het oosten is de capaciteit berekend op een overstroming eens in de 1250 jaar. Daarmee is dus eigenlijk al vastgelegd welke gebieden bij extreem hoge waterstanden het eerst onderlopen.” Huisman heeft dan ook geen moeite met het strakker definiëren van noodoverloopgebieden. ,,Maar”, waarschuwt hij, ,,noodoverloopgebieden zijn slechts een laatste redmiddel. De prioriteit moet liggen bij waterbeheersing met bestaande methodes als dijkverhoging. Zo is het de afgelopen vijftig jaar op een enkele uitzondering na tenslotte ook goed gegaan.”
Het plan van de commissie-Luteijn om speciale noodoverloopgebieden onder water te zetten als het rivierwater te hoog stijgt, krijgt steeds meer kritiek van experts.
,,Volkomen waanzin”, reageert prof.ir. Brouwer van de sectie Land- en Waterbeheer bij civiele techniek. ,,Als uw toilet verstopt dreigt te raken doordat de afvoerpijp te nauw is, dan vangt u het water toch ook niet tijdelijk op in de douchebak? Dan moet uw afvoercapaciteit verhoogd worden door een grotere afvoerpijp voor de wc te maken.”
Een noodoverloopgebied van tien- tot twintigduizend hectare moet maximaal vier meter onder water gezet worden. Dat plan presenteerde de commissie Noodoverloopgebieden vorig jaar. Commissievoorzitter David Luteijn vergeleek het principe noodoverloopgebied in NRC-handelsblad met een airbag. Luteijn: ,,Al is je auto feilloos door de keuring gerold en kun je goed autorijden, een ongeluk is nooit helemaal uit te sluiten. Daarom doe je een veiligheidsgordel om en heb je een airbag om de klap op te vangen.”
Brouwer ziet niets in deze opvatting. ,,De berekeningen waarmee de commissie de noodzaak van noodoverloopgebieden wil aantonen zijn gebaseerd op extreme scenario’s die onvoorstelbaar zijn. En zelfs als zo’n rampscenario zich ooit voordoet, dan valt niet te garanderen dat dergelijke noodoverloopgebieden wel voldoende capaciteit hebben.” De onzekerheden in voorspellingen van toekomstige waterstanden moet men volgens Brouwer dan ook niet compenseren met noodoverloopgebieden. Brouwer: ,,Men accepteert in Nederland een bepaald risico op overstroming, bijvoorbeeld eens in de vijfduizend jaar. Op basis van die veiligheidsnorm en voorspellingen van de waterhoeveelheid die de Rijn instroomt, wordt de gewenste afvoercapaciteit van de Rijndelta vastgesteld en worden de dijken tot een bepaalde hoogte gebouwd. Daarbovenop nog eens noodoverloopgebieden creëren, lijkt mij een bijzonder dure onderneming waarvan de baten zeer discutabel zijn.”
Eind januari verscheen van de hand van drs. Enne de Boer (hoofddocent openbare werken en waterstaat) het rapport ‘Het noodoverloopgebied: airbag of luchtzak’. Op verzoek van een tiental gemeentes waarvan delen van het grondgebied als potentiële noodoverloopgebieden zijn aangewezen, deed De Boer onderzoek naar de voorstellen van de commissie-Luteijn. Ook zijn conclusie luidt: noodoverloopgebieden zijn niet nodig en al helemaal niet urgent.
Emotioneel
De Boer: ,,Extreem hoge rivierwaterstanden zie je weken van tevoren aankomen. Er is dan nog voldoende tijd voor maatregelen als evacuatie en zandzakken. Bij de hoge rivierwaterstanden in 1995 is tenslotte ook een deel van het rivierengebied preventief geëvacueerd. De commissie Luteijn beweert dat noodoverloopgebieden duizenden mensenlevens kunnen redden. Dit is onzin, van acute levensbedreiging is geen sprake. Dergelijke argumenten zorgen voor een emotionele besluitvorming die niet gebaseerd is op wetenschappelijke onderbouwing.”
De bekende methodes, zoals het verhogen en terugleggen van dijken en het verdiepen van uiterwaarden, zijn nog lang niet afgeschreven. De Boer: ,,Vergelijk het met de zeedijken. Het zeewater stijgt door klimaatveranderingen met gemiddeld dertig centimeter per eeuw. Als je alle huidige zeedijken met drie meter ophoogt, kun je theoretisch weer duizend jaar vooruit. Waarom zouden we een dergelijke methode bij rivierdijken al bij voorbaat afschrijven?” Daarbij hebbennoodoverloopgebieden grote ruimtelijke gevolgen en worden de betreffende bewoners enorm gedupeerd. De Boer: ,,Door actief aan te wijzen van welke Nederlanders de huizen als eerste onderstromen, creëer je een grote ongelijkheid.”
Volgens Brouwer zal deze ongelijkheid daarbij tot grote bestuurlijke problemen leiden. Brouwer: ,,Er wordt door de commissie-Luteijn gesproken over schadevergoedingen voor gedupeerden in de noodoverloopgebieden. Maar elke regeling die nu wordt bedacht zal totaal verouderd zijn als over een paar eeuwen die noodoverloopgebieden misschien een keer onder water worden gezet.” Dat onder water zetten van de noodoverloopgebieden zal volgens Brouwer niet eens zo makkelijk gaan. ,,Er wonen mensen in die gebieden. Die zullen echt niet rustig blijven afwachten tot men hun huizen onder water zet om andere huizen droog te houden. Er zal verzet komen.”
Sommige wetenschappers bij civiele techniek zien wel heil in de noodoverloopgebieden. Bijvoorbeeld ir. Pieter Huisman, hoofddocent integraal waterbeheer en waterrecht en oud-lid van de internationale Rijncommissie. Huisman: ,,Als echt alle maatregelen getroffen zijn en een overstroming niet meer te voorkomen is, kun je beter zelf bepalen waar die overstroming plaats gaat vinden.” Volgens Huisman zijn er door verschillen in veiligheidsnormen zelfs op dit moment al indirect noodoverloopgebieden in Nederland aan te wijzen. ,,Voor de bescherming van de randstad worden de hoogste veiligheidsnormen gehanteerd. Dat is logisch, want de randstad is het dichtstbevolkt en er is het meest in geïnvesteerd. Eens in de tienduizend jaar mag er een overstroming plaatsvinden. In dunbevolkte riviergebieden in het oosten is de capaciteit berekend op een overstroming eens in de 1250 jaar. Daarmee is dus eigenlijk al vastgelegd welke gebieden bij extreem hoge waterstanden het eerst onderlopen.” Huisman heeft dan ook geen moeite met het strakker definiëren van noodoverloopgebieden. ,,Maar”, waarschuwt hij, ,,noodoverloopgebieden zijn slechts een laatste redmiddel. De prioriteit moet liggen bij waterbeheersing met bestaande methodes als dijkverhoging. Zo is het de afgelopen vijftig jaar op een enkele uitzondering na tenslotte ook goed gegaan.”
Comments are closed.