Het beleid van staatssecretaris Nijs van onderwijs is tegenstrijdig, ondoordacht en visieloos. Haar voornemen de subsidie op de tweede en derde studie af te schaffen maakt dat goed duidelijk.
Nu is het voor studenten mogelijk om zich in te schrijven voor meerdere studies en van Nijs moeten ze daarvoor gaan betalen. Zij denkt dat ze daarmee geld bespaart. Ik denk dat ze daarmee snijdt in de mogelijkheden voor talentvolle studenten. Deze studenten hebben nu de mogelijkheid hun studie te verbreden, te verdiepen, of intellectueel uitdagend te maken. Iets wat de meeste studies al lang niet meer bieden.
De staatssecretaris wil én meer hoger opgeleiden, én meer kwaliteit, maar die twee ambities gaan niet samen. Dat er een grens zit aan het aantal mensen dat hoger opgeleid kan worden, wordt duidelijk als we haar ambitie overdrijven. Iedereen begrijpt dat als we alle jongeren naar het hoger onderwijs brengen, het begrip ‘hoger opgeleid’ opnieuw gedefinieerd moet worden. Maar ook bij de ambitie van Nijs (vijftig procent) moeten we ons gaan afvragen wat dat ‘hoger’ nog betekent.
We zien deze tegenstrijdigheid ook in mechanismen op de universitaire werkvloer. Als zeventig procent van de studenten een vak niet haalt stelt de universiteit niet het talent van de studenten ter discussie, maar past zij de norm aan en legt de lat lager. Vermoedelijk is dit mechanisme al werkzaam sinds de massale toestroom van studenten naar het hoger onderwijs.
Met de grotere aantallen die Nijs voorstelt volgt een verder verval. De extra studenten die hoger onderwijs zouden moeten gaan volgen, zitten nu in het middelbaar onderwijs. Hun komst zal het gemiddelde verlagen en de scholen zullen zich daarnaar voegen. Hoe massaler de universiteit, hoe lager de kwaliteit.
Deze wens nog meer mensen ‘hoger’ op te leiden is niet de enige getuige van gebrekkig inzicht en weinig visie. De financiële voornemens maken hier integraal deel van uit. Zoals eerder duidelijk werd snijdt Nijs getalenteerden financieel de pas af. Haar voornemen de hoogte van het collegegeld niet meer wettelijk vast te leggen zal een verhoging uitlokken en dus de minder draagkrachtige student benadelen.
Nijs erkent dat sommige mensen iets meer talent hebben dan anderen. Zij zou hier consequenties uit moeten trekken voor het hoger onderwijs. Dan zou zij inzien dat kwalitatieve verbeteringen hand in hand gaan met vermindering van het aantal studenten dat dan en passant ook weer geld oplevert. Dat geld kan zij dan mooi gebruiken om het hoger onderwijs toegankelijk te houden voor de ‘elite’ van getalenteerden.
Niets van dit alles in het Hoger onderwijs- en onderzoeksplan van Nijs. Dat wil méér mensen hoger opleiden, en dat kost méér geld. Geld dat zij weer bij de studenten vandaan haalt. Zij doet daarmee afbreuk aan de verworvenheid dat talent, ongeacht afkomst, studeren kan. Uiteindelijk bereikt zij onderwijs voor de maatschappelijke elite.
En ook een andere verworvenheid, de kwaliteit van de universiteiten, zet zij nog verder onder druk. De grote getallen hebben de universiteiten in de afgelopen decennia geen goed gedaan. De universiteit is nu vaak al niet meer in staat talenten een intellectueel uitdagende omgeving tebieden. Zij moet namelijk afgestudeerden produceren. En als het aan Nijs ligt wordt het alleen maar erger.
Nu is het voor studenten mogelijk om zich in te schrijven voor meerdere studies en van Nijs moeten ze daarvoor gaan betalen. Zij denkt dat ze daarmee geld bespaart. Ik denk dat ze daarmee snijdt in de mogelijkheden voor talentvolle studenten. Deze studenten hebben nu de mogelijkheid hun studie te verbreden, te verdiepen, of intellectueel uitdagend te maken. Iets wat de meeste studies al lang niet meer bieden.
De staatssecretaris wil én meer hoger opgeleiden, én meer kwaliteit, maar die twee ambities gaan niet samen. Dat er een grens zit aan het aantal mensen dat hoger opgeleid kan worden, wordt duidelijk als we haar ambitie overdrijven. Iedereen begrijpt dat als we alle jongeren naar het hoger onderwijs brengen, het begrip ‘hoger opgeleid’ opnieuw gedefinieerd moet worden. Maar ook bij de ambitie van Nijs (vijftig procent) moeten we ons gaan afvragen wat dat ‘hoger’ nog betekent.
We zien deze tegenstrijdigheid ook in mechanismen op de universitaire werkvloer. Als zeventig procent van de studenten een vak niet haalt stelt de universiteit niet het talent van de studenten ter discussie, maar past zij de norm aan en legt de lat lager. Vermoedelijk is dit mechanisme al werkzaam sinds de massale toestroom van studenten naar het hoger onderwijs.
Met de grotere aantallen die Nijs voorstelt volgt een verder verval. De extra studenten die hoger onderwijs zouden moeten gaan volgen, zitten nu in het middelbaar onderwijs. Hun komst zal het gemiddelde verlagen en de scholen zullen zich daarnaar voegen. Hoe massaler de universiteit, hoe lager de kwaliteit.
Deze wens nog meer mensen ‘hoger’ op te leiden is niet de enige getuige van gebrekkig inzicht en weinig visie. De financiële voornemens maken hier integraal deel van uit. Zoals eerder duidelijk werd snijdt Nijs getalenteerden financieel de pas af. Haar voornemen de hoogte van het collegegeld niet meer wettelijk vast te leggen zal een verhoging uitlokken en dus de minder draagkrachtige student benadelen.
Nijs erkent dat sommige mensen iets meer talent hebben dan anderen. Zij zou hier consequenties uit moeten trekken voor het hoger onderwijs. Dan zou zij inzien dat kwalitatieve verbeteringen hand in hand gaan met vermindering van het aantal studenten dat dan en passant ook weer geld oplevert. Dat geld kan zij dan mooi gebruiken om het hoger onderwijs toegankelijk te houden voor de ‘elite’ van getalenteerden.
Niets van dit alles in het Hoger onderwijs- en onderzoeksplan van Nijs. Dat wil méér mensen hoger opleiden, en dat kost méér geld. Geld dat zij weer bij de studenten vandaan haalt. Zij doet daarmee afbreuk aan de verworvenheid dat talent, ongeacht afkomst, studeren kan. Uiteindelijk bereikt zij onderwijs voor de maatschappelijke elite.
En ook een andere verworvenheid, de kwaliteit van de universiteiten, zet zij nog verder onder druk. De grote getallen hebben de universiteiten in de afgelopen decennia geen goed gedaan. De universiteit is nu vaak al niet meer in staat talenten een intellectueel uitdagende omgeving tebieden. Zij moet namelijk afgestudeerden produceren. En als het aan Nijs ligt wordt het alleen maar erger.
Comments are closed.