Onderwijs

Nieuwe regeling afstudeerfonds

De universiteitsraad heeft ingestemd met een aanpassing van het afstudeerfonds van de universiteit. De wijzigingen gaan over de aanspraak die de student kan maken op afstudeersteun.

Het begrip afstudeerfonds wordt vervangen door ‘Regeling Financiële Ondersteuning Studenten’.

De aanpassing van de regeling werd onder andere noodzakelijk door de prestatiebeurs. Hierdoor ontstond een nieuwe categorie studenten, voor wie het recht op studiefinanciering beperkt is tot de cursusduur. Deze studenten moeten in het eerste jaar een studievoortgang van vijftig procent boeken en het diploma behalen binnen de termijn van de cursusduur plus twee jaar.

Door deze aangescherpte regeling werd de roep om uitbreiding van de ‘bijzondere omstandigheden voor afstudeersteun’ sterker. Studenten kunnen zich hierop beroepen als zij studievertraging ondervinden als gevolg van bijvoorbeeld ziekte en bestuurswerkzaamheden.

In de nieuwe regeling kan nu ook de inrichting van de opleiding aangevoerd worden als reden voor vertraging. Het kan namelijk voorkomen dat een student verhinderd wordt om studievoortgang te boeken omdat er volgorderestricties zijn aangelegd in het studieprogramma, of vanwege het feit dat een college slechts éénmaal in het studiejaar verzorgd wordt. Dergelijke ‘onstudeerbare’ praktijken kunnen aanleiding zijn voor extra steun.

Een ander belangrijke oorzaak is het vervallen van de dubbele causaliteit, waarbij de student moest aantonen dat het alléén de opgelopen vertraging was die hem verhinderde het doctoraal examen te behalen binnen de gestelde termijn. In de nieuwe situatie is het aan de TU om te bepalen welke studievertraging de student daadwerkelijk heeft opgelopen als gevolg van de bijzondere omstandigheid. Daarbij moet zij uitgaan van vertraging ten opzichte van de nominale cursusduur en niet ten opzichte van de individuele studievoortgang. Dus niet hoeveel studiepunten de student werkelijk gehaald zou hebben, maar hoeveel hij had kúnnen halen.

Voor de nieuwe lichting studenten geldt weliswaar dat zij moeten afstuderen in de termijn van de cursusduur plus twee jaar, maar als zij zich gedurende één jaar volledig uitschrijven en geen studiepunten behalen, mogen zij die termijn uitbreiden met één jaar. Een andere wijziging is de introductie van de spaarpuntenregeling voor studenten tot 1996; in bepaalde gevallen kan een tekort aan studiepunten gecompenseerd worden door een overschot dat behaald is in andere jaren.
(L.d.V.)

Leo de Vries

De universiteitsraad heeft ingestemd met een aanpassing van het afstudeerfonds van de universiteit. De wijzigingen gaan over de aanspraak die de student kan maken op afstudeersteun. Het begrip afstudeerfonds wordt vervangen door ‘Regeling Financiële Ondersteuning Studenten’.

De aanpassing van de regeling werd onder andere noodzakelijk door de prestatiebeurs. Hierdoor ontstond een nieuwe categorie studenten, voor wie het recht op studiefinanciering beperkt is tot de cursusduur. Deze studenten moeten in het eerste jaar een studievoortgang van vijftig procent boeken en het diploma behalen binnen de termijn van de cursusduur plus twee jaar.

Door deze aangescherpte regeling werd de roep om uitbreiding van de ‘bijzondere omstandigheden voor afstudeersteun’ sterker. Studenten kunnen zich hierop beroepen als zij studievertraging ondervinden als gevolg van bijvoorbeeld ziekte en bestuurswerkzaamheden.

In de nieuwe regeling kan nu ook de inrichting van de opleiding aangevoerd worden als reden voor vertraging. Het kan namelijk voorkomen dat een student verhinderd wordt om studievoortgang te boeken omdat er volgorderestricties zijn aangelegd in het studieprogramma, of vanwege het feit dat een college slechts éénmaal in het studiejaar verzorgd wordt. Dergelijke ‘onstudeerbare’ praktijken kunnen aanleiding zijn voor extra steun.

Een ander belangrijke oorzaak is het vervallen van de dubbele causaliteit, waarbij de student moest aantonen dat het alléén de opgelopen vertraging was die hem verhinderde het doctoraal examen te behalen binnen de gestelde termijn. In de nieuwe situatie is het aan de TU om te bepalen welke studievertraging de student daadwerkelijk heeft opgelopen als gevolg van de bijzondere omstandigheid. Daarbij moet zij uitgaan van vertraging ten opzichte van de nominale cursusduur en niet ten opzichte van de individuele studievoortgang. Dus niet hoeveel studiepunten de student werkelijk gehaald zou hebben, maar hoeveel hij had kúnnen halen.

Voor de nieuwe lichting studenten geldt weliswaar dat zij moeten afstuderen in de termijn van de cursusduur plus twee jaar, maar als zij zich gedurende één jaar volledig uitschrijven en geen studiepunten behalen, mogen zij die termijn uitbreiden met één jaar. Een andere wijziging is de introductie van de spaarpuntenregeling voor studenten tot 1996; in bepaalde gevallen kan een tekort aan studiepunten gecompenseerd worden door een overschot dat behaald is in andere jaren.
(L.d.V.)

Leo de Vries

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.