Ze verruilden hun comfortabele leven in Nederland voor een krot in een sloppenwijk in Nicaragua. Daar bouwden TU-alumni Rick Gerards en Angelique Quentin een sportveld voor de inwoners van een van de armste wijken van de hoofdstad Managua.
“Wat doen jullie hier in ’s hemelsnaam?” Dat kregen Angelique Quentin en Rick Gerards als eerste te horen van bewoners van de sloppenwijk waar ze een buurtcentrum en sportveld op wilden zetten. “Ze begrepen er niets van”, zegt Quentin. “We woonden in een huis, dat je in Nederland nog geen schuur zou noemen. Om ons heen fladderden vleermuizen en er liepen schorpioenen over de grond. In de wijk maakten jeugdbendes de dienst uit.”
Na haar studie civiele techniek wilde Angelique Quentin iets bijdragen aan de wereld. Meteen het bedrijfsleven in of voor de overheid werken leek haar niks. “Ik wilde iets nuttigs doen”, zegt ze. “Tijdens mijn studie heb ik onder meer stage gelopen in Tunesië en aan een project meegewerkt in Cambridge. Ik vind het erg leuk om andere culturen goed te leren kennen, door langer in een ander land te wonen.”
Haar vriend, architect Rick Gerards, was drie jaar daarvoor afgestudeerd en werkte sindsdien voor een architectenbureau en een aannemersbedrijf. “Maar ik was ook toe aan iets anders”, zegt hij. Samen wilden ze mensen helpen, door hun vakkundige handen uit de mouwen te steken.
Een plek vinden waar deze hulp nodig was, was nog niet zo eenvoudig. Hun zoektocht langs professionele hulporganisaties was vruchteloos. “Daar vragen ze heel veel werkervaring en of je al ontwikkelingshulp hebt gedaan”, zegt Quentin. “Andere organisaties vroegen veel geld en die projecten waren allemaal georganiseerd. Wij wilden het graag zelf opzetten.”
Via via hoorden ze van een braakliggend veldje in Nicaragua. Daar zouden ze een sportterrein kunnen bouwen. “Daar was al twintig jaar geen geld voor”, zegt Gerards. Vervolgens vroeg het tweetal donaties van vrienden en familie. “We konden rondkomen van tweehonderd euro per maand, de rest ging naar het sportterrein.”
Toen alles in kannen en kruiken was, vloog het tweetal naar Managua (anderhalf miljoen inwoners), de hoofdstad van Nicaragua. Daar troffen ze een verpauperde wijk aan, waar mensen liever op straat dan in hun krotten leefden. Jeugdbendes regeerden de straat. En in de wijde omtrek was er geen blanke te bekennen. “Iedereen die in die wijk woonde”, zegt Quentin, “probeerde er juist weg te gaan. Terwijl wij daar vrijwillig kwamen wonen.”
Ze legden hun plannen voor aan de buurtbewoners, maar die reageerden achterdochtig. “Corrupte politici hadden hen al zoveel beloofd, maar niets waargemaakt”, zegt Quentin. “We hebben ook direct contact gezocht met de bendes en benadrukt dat als we ons ooit onveilig zouden voelen, we meteen weg zouden gaan. En het geld mee zouden nemen. Dat hielp, we hebben ons nooit bedreigd gevoeld.”
Sjofel
“Omdat we het terrein voor de bewoners aanlegden, hielden we een bijeenkomst om te vragen wat ze graag wilden hebben”, zegt Gerards. “Een voetbalveld en schommels stonden met stip op nummer één.” Om de buurt bij het project te betrekken, vroegen Quentin en Gerards de bewoners mee te helpen. Gerards: “Op die manier ging al het geld naar het materiaal en hoefde je ook niet bang te zijn dat het gesloopt zou worden. Wat ze zelf met veel moeite hadden opgebouwd, zouden ze als het eenmaal klaar was echt niet slopen.”
Bij het maken van hun plan van aanpak moesten ze terugdenken aan hun opleidingen in Delft. “Vooral als er wat mis was. In Delft leer je een probleem op te splitsen en te analyseren”, zegt Quentin. “Die oplossingsgerichtheid kwam erg goed van pas.” Gerards had ook veel aan zijn ervaring als architect. “Daardoor kon ik goed visualiseren wat waar zou komen te staan. En je bent gewend om tekeningen op je pc te maken. De 3D-plaatjes op mijn pc vonden ze daar prachtig. Bij bouwkunde zou dat gewoon een simpel plaatje zijn, maar de oude computers daar konden dat niet.”
Om echt in de buurt te worden opgenomen, besloten Quentin en Gerards om net zoals de bewoners te wonen. “Daarom kleedden we ons heel sjofel, met een grote, dure zonnebril kun je dan natuurlijk echt niet over straat”, aldus Quentin. “We hadden geen tv. Dat bleek trouwens een unicum, want iedereen daar heeft een tv, hoe arm je ook bent. En geen airco of koelkast in de tropische hitte. We hadden de keuze: of heel luxe wonen met alles erop en eraan in een mooie buitenwijk, of in de wijk zelf wonen zonder luxe.”
Het tweetal was van plan om een jaar te blijven, maar dat maakten ze net niet vol. Quentin raakte zwanger in Managua. Toen ze acht maanden zwanger was, vlogen ze terug naar Nederland. De voorbereiding hadden ze net afgerond en het speelveld was bouwrijp gemaakt. “We hadden heel graag de uitvoering gezien”, zegt Gerards. “We wilden eerst in Managua blijven. Er worden daar zoveel kinderen geboren, dus met onze baby zou het ook wel goed komen, dachten we. Maar dan zit je wel met een pasgeboren baby in een stoffige bende, vol enge beesten. Daarom gingen we terug naar Nederland.” Quentin: “Het meest indrukwekkende was dat toen we weggingen, de bevolking ons heel dankbaar was. De mensen waren vrolijk en geloofden in het project.” Het project is overgenomen door een ander Nederlands stel, een TU Delft- en TU Eindhoven-alumnus.
In Nederland vond Gerards werk bij aannemersbedrijf Burgy in Leiden. Aan het Nederlandse werkklimaat moest hij wel weer wennen. “Hier staat je agenda constant vol met afspraken. In Nicaragua kwamen mensen gerust vier uur te laat of helemaal niet. Als je daar één ding deed op een dag, was de dag geslaagd. Daar hoef ik nu bij mijn baas niet mee aan te komen. Het is typisch Nederlands om heel veel te doen op een dag. Ik regel nu zes verbouwingen en als het heel druk is denk ik soms wel eens: was ik maar weer in Managua.”
Na haar zwangerschap ging Quentin aan de slag als wijkmanager in Zoetermeer. Ze houdt zich onder meer bezig met Randstadrail en hangjongeren. In de toekomst zou ze graag de lokale politiek in willen. “Dat staat dicht bij de mensen en je ziet direct resultaat.” Maar op de vraag wat ze dan zou willen verbeteren in Zoetermeer, blijft het lang stil. “Het eerste wat me opviel toen ik terugkwam, was dat er in Nederland zoveel geklaagd wordt”, zegt ze uiteindelijk. “En tegelijkertijd zag ik hoe luxe iedereen hier leeft. Eigenlijk is het in Nederland al heel goed.”
Naam: Rick Gerards (32) en Angelique Quentin (27)
Woonplaats: Zoetermeer
Verliefd/verloofd/getrouwd: Samenwonend, met zoon Mika
Afgestudeerd: 2001 (Gerards) en 2004 (Quentin)
Afstudeerproject: Ontwerp voetbalstadion Omniworld in Almere (Gerards) en onderhoud van offshore windparken (Quentin)
Loopbaan: Na zijn studie werkte Rick Gerards voor BAM Amsterdam en architectenbureau Cepezed (2001-2004). Daarna zat hij met Angelique Quentin bijna een jaar in Nicaragua. Nu werkt Gerards voor aannemersbedrijf Burgy in Leiden. Quentin werkt momenteel als wijkmanager bij de gemeente Zoetermeer.
(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
“Wat doen jullie hier in ’s hemelsnaam?” Dat kregen Angelique Quentin en Rick Gerards als eerste te horen van bewoners van de sloppenwijk waar ze een buurtcentrum en sportveld op wilden zetten. “Ze begrepen er niets van”, zegt Quentin. “We woonden in een huis, dat je in Nederland nog geen schuur zou noemen. Om ons heen fladderden vleermuizen en er liepen schorpioenen over de grond. In de wijk maakten jeugdbendes de dienst uit.”
Na haar studie civiele techniek wilde Angelique Quentin iets bijdragen aan de wereld. Meteen het bedrijfsleven in of voor de overheid werken leek haar niks. “Ik wilde iets nuttigs doen”, zegt ze. “Tijdens mijn studie heb ik onder meer stage gelopen in Tunesië en aan een project meegewerkt in Cambridge. Ik vind het erg leuk om andere culturen goed te leren kennen, door langer in een ander land te wonen.”
Haar vriend, architect Rick Gerards, was drie jaar daarvoor afgestudeerd en werkte sindsdien voor een architectenbureau en een aannemersbedrijf. “Maar ik was ook toe aan iets anders”, zegt hij. Samen wilden ze mensen helpen, door hun vakkundige handen uit de mouwen te steken.
Een plek vinden waar deze hulp nodig was, was nog niet zo eenvoudig. Hun zoektocht langs professionele hulporganisaties was vruchteloos. “Daar vragen ze heel veel werkervaring en of je al ontwikkelingshulp hebt gedaan”, zegt Quentin. “Andere organisaties vroegen veel geld en die projecten waren allemaal georganiseerd. Wij wilden het graag zelf opzetten.”
Via via hoorden ze van een braakliggend veldje in Nicaragua. Daar zouden ze een sportterrein kunnen bouwen. “Daar was al twintig jaar geen geld voor”, zegt Gerards. Vervolgens vroeg het tweetal donaties van vrienden en familie. “We konden rondkomen van tweehonderd euro per maand, de rest ging naar het sportterrein.”
Toen alles in kannen en kruiken was, vloog het tweetal naar Managua (anderhalf miljoen inwoners), de hoofdstad van Nicaragua. Daar troffen ze een verpauperde wijk aan, waar mensen liever op straat dan in hun krotten leefden. Jeugdbendes regeerden de straat. En in de wijde omtrek was er geen blanke te bekennen. “Iedereen die in die wijk woonde”, zegt Quentin, “probeerde er juist weg te gaan. Terwijl wij daar vrijwillig kwamen wonen.”
Ze legden hun plannen voor aan de buurtbewoners, maar die reageerden achterdochtig. “Corrupte politici hadden hen al zoveel beloofd, maar niets waargemaakt”, zegt Quentin. “We hebben ook direct contact gezocht met de bendes en benadrukt dat als we ons ooit onveilig zouden voelen, we meteen weg zouden gaan. En het geld mee zouden nemen. Dat hielp, we hebben ons nooit bedreigd gevoeld.”
Sjofel
“Omdat we het terrein voor de bewoners aanlegden, hielden we een bijeenkomst om te vragen wat ze graag wilden hebben”, zegt Gerards. “Een voetbalveld en schommels stonden met stip op nummer één.” Om de buurt bij het project te betrekken, vroegen Quentin en Gerards de bewoners mee te helpen. Gerards: “Op die manier ging al het geld naar het materiaal en hoefde je ook niet bang te zijn dat het gesloopt zou worden. Wat ze zelf met veel moeite hadden opgebouwd, zouden ze als het eenmaal klaar was echt niet slopen.”
Bij het maken van hun plan van aanpak moesten ze terugdenken aan hun opleidingen in Delft. “Vooral als er wat mis was. In Delft leer je een probleem op te splitsen en te analyseren”, zegt Quentin. “Die oplossingsgerichtheid kwam erg goed van pas.” Gerards had ook veel aan zijn ervaring als architect. “Daardoor kon ik goed visualiseren wat waar zou komen te staan. En je bent gewend om tekeningen op je pc te maken. De 3D-plaatjes op mijn pc vonden ze daar prachtig. Bij bouwkunde zou dat gewoon een simpel plaatje zijn, maar de oude computers daar konden dat niet.”
Om echt in de buurt te worden opgenomen, besloten Quentin en Gerards om net zoals de bewoners te wonen. “Daarom kleedden we ons heel sjofel, met een grote, dure zonnebril kun je dan natuurlijk echt niet over straat”, aldus Quentin. “We hadden geen tv. Dat bleek trouwens een unicum, want iedereen daar heeft een tv, hoe arm je ook bent. En geen airco of koelkast in de tropische hitte. We hadden de keuze: of heel luxe wonen met alles erop en eraan in een mooie buitenwijk, of in de wijk zelf wonen zonder luxe.”
Het tweetal was van plan om een jaar te blijven, maar dat maakten ze net niet vol. Quentin raakte zwanger in Managua. Toen ze acht maanden zwanger was, vlogen ze terug naar Nederland. De voorbereiding hadden ze net afgerond en het speelveld was bouwrijp gemaakt. “We hadden heel graag de uitvoering gezien”, zegt Gerards. “We wilden eerst in Managua blijven. Er worden daar zoveel kinderen geboren, dus met onze baby zou het ook wel goed komen, dachten we. Maar dan zit je wel met een pasgeboren baby in een stoffige bende, vol enge beesten. Daarom gingen we terug naar Nederland.” Quentin: “Het meest indrukwekkende was dat toen we weggingen, de bevolking ons heel dankbaar was. De mensen waren vrolijk en geloofden in het project.” Het project is overgenomen door een ander Nederlands stel, een TU Delft- en TU Eindhoven-alumnus.
In Nederland vond Gerards werk bij aannemersbedrijf Burgy in Leiden. Aan het Nederlandse werkklimaat moest hij wel weer wennen. “Hier staat je agenda constant vol met afspraken. In Nicaragua kwamen mensen gerust vier uur te laat of helemaal niet. Als je daar één ding deed op een dag, was de dag geslaagd. Daar hoef ik nu bij mijn baas niet mee aan te komen. Het is typisch Nederlands om heel veel te doen op een dag. Ik regel nu zes verbouwingen en als het heel druk is denk ik soms wel eens: was ik maar weer in Managua.”
Na haar zwangerschap ging Quentin aan de slag als wijkmanager in Zoetermeer. Ze houdt zich onder meer bezig met Randstadrail en hangjongeren. In de toekomst zou ze graag de lokale politiek in willen. “Dat staat dicht bij de mensen en je ziet direct resultaat.” Maar op de vraag wat ze dan zou willen verbeteren in Zoetermeer, blijft het lang stil. “Het eerste wat me opviel toen ik terugkwam, was dat er in Nederland zoveel geklaagd wordt”, zegt ze uiteindelijk. “En tegelijkertijd zag ik hoe luxe iedereen hier leeft. Eigenlijk is het in Nederland al heel goed.”
Naam: Rick Gerards (32) en Angelique Quentin (27)
Woonplaats: Zoetermeer
Verliefd/verloofd/getrouwd: Samenwonend, met zoon Mika
Afgestudeerd: 2001 (Gerards) en 2004 (Quentin)
Afstudeerproject: Ontwerp voetbalstadion Omniworld in Almere (Gerards) en onderhoud van offshore windparken (Quentin)
Loopbaan: Na zijn studie werkte Rick Gerards voor BAM Amsterdam en architectenbureau Cepezed (2001-2004). Daarna zat hij met Angelique Quentin bijna een jaar in Nicaragua. Nu werkt Gerards voor aannemersbedrijf Burgy in Leiden. Quentin werkt momenteel als wijkmanager bij de gemeente Zoetermeer.
(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Comments are closed.