Opinie

Naar kantoor!

“Je eerste echte baan wordt de schok van je leven”, voorspelde een vijftien jaar oudere vriend mij toen ik eind jaren tachtig bezig was met mijn afstudeerscriptie.

Hij kreeg meer dan gelijk. In 1990 werd ik aangenomen als onderzoeker bij een grote financiële instelling.

De eerste maanden waren voor mij een regelrechte ramp. Na het kennismakingsrondje over de afdeling en een demonstratie van de werking van het koffieapparaat werd ik naar mijn nieuwe werplek geleid: een fonkelnieuw, maar lelijk bureau bij een dertig jaar oudere collega op de kamer. Op het bureau stond een doos op mij te wachten met daarin het basismateriaal voor kantoormensen: een gelinieerd schrijfblok, enkele pennen en potloden, een gum, liniaal, doosje paperclips, nietmachine, zakrekenapparaat en een stapel onderzoeksrapporten over de Britse economie.

Daar zat ik. In kleren die ik met Kerstmis nog niet voor mijn oma zou aantrekken. Na ongeveer twee uur hield ik het niet meer uit en heb buiten in een snackbar huilend mijn ouders opgebeld % ‘Ik loop nu weg!’ %, die mij vervolgens overreedden te proberen het einde van de dag te halen. De volgende dag herhaalde dit tafereel zich, waarbij het advies nu luidde dat ik de zaak tot het einde van de week moest aanzien. De banen voor academici lagen destijds niet voor het oprapen en je moet toch ergens beginnen. Andere problemen in die beginperiode waren verveling en vooral slaap: na zes jaar als student te hebben geleefd kon ik ’s middags vaak mijn ogen nauwelijks openhouden.

Uiteindelijk ben ik er meer dan twaalf jaar gebleven % iets dat mij tot op de dag van vandaag een mengeling van schaamte en trots bezorgt % en ben de voordelen van een gewone kantoorbaan boven het zogenaamd vrije leven van mijn freelancende vrienden gaan inzien. Ik heb nooit hoeven te slijmen bij opdrachtgevers en geen tijd verspild aan mislukte acquisities. Ik heb nooit zorgen gehad over geld, zodat ik mijn energie volledig aan de inhoud van het werk kon besteden. Ik heb alle ruimte gekregen om dingen te doen die ik nog niet kon % en werd daar ook nog goed voor betaald. Ik hou ervan om met anderen samen te werken (en lol te maken en eerlijk gezegd hou ik ook wel van roddelen). Het handigste is dan om met elkaar op vaste uren samen te komen in een meestal saai gebouw dat kantoor of universiteit heet.

Toen er kinderen kwamen bleek zelfs de uithuizige regelmaat van het kantoorleven zijn voordelen te hebben. Vaak wordt gezegd dat thuiswerken de oplossing is om werk en gezin te combineren. De laptop op de keukentafel, het klinkt leuk, maar het einde van het liedje is dat er van werk én van opvoeden weinig terechtkomt.

Binnenkort begin ik aan een nieuwe baan. Ook op kantoor. Ik verwacht nu minder te zullen schrikken dan veertien jaar geleden, ook al zijn de condities vanuit het vrije-jongens-en-meisjes-ideaal nog afschrikwekkender. Ik kan nu bijvoorbeeld niet meer op de fiets naar mijn werk (die ik in mijn vorige baan overigens principieel aan een lantarenpaal op straat vastmaakte, zodat mijn fiets tenminste niet naar kantoor hoefde), en ga dus meemaken hoe de collega-forensen in de eersteklascoup dagelijks elk hun eigen vaste plek veroveren. Bovendien word ik rijksambtenaar, wat betekent dat mijn externe publicaties onder verantwoordelijkheid van de minister vallen. Dit is daarom mijn voorlopig laatste column.

Drs. Brigitte Slot is econoom. Ze bereidt een proefschrift voor waarop ze dit jaar aan de TU Delft hoopt te promoveren.

“Je eerste echte baan wordt de schok van je leven”, voorspelde een vijftien jaar oudere vriend mij toen ik eind jaren tachtig bezig was met mijn afstudeerscriptie. Hij kreeg meer dan gelijk. In 1990 werd ik aangenomen als onderzoeker bij een grote financiële instelling.

De eerste maanden waren voor mij een regelrechte ramp. Na het kennismakingsrondje over de afdeling en een demonstratie van de werking van het koffieapparaat werd ik naar mijn nieuwe werplek geleid: een fonkelnieuw, maar lelijk bureau bij een dertig jaar oudere collega op de kamer. Op het bureau stond een doos op mij te wachten met daarin het basismateriaal voor kantoormensen: een gelinieerd schrijfblok, enkele pennen en potloden, een gum, liniaal, doosje paperclips, nietmachine, zakrekenapparaat en een stapel onderzoeksrapporten over de Britse economie.

Daar zat ik. In kleren die ik met Kerstmis nog niet voor mijn oma zou aantrekken. Na ongeveer twee uur hield ik het niet meer uit en heb buiten in een snackbar huilend mijn ouders opgebeld % ‘Ik loop nu weg!’ %, die mij vervolgens overreedden te proberen het einde van de dag te halen. De volgende dag herhaalde dit tafereel zich, waarbij het advies nu luidde dat ik de zaak tot het einde van de week moest aanzien. De banen voor academici lagen destijds niet voor het oprapen en je moet toch ergens beginnen. Andere problemen in die beginperiode waren verveling en vooral slaap: na zes jaar als student te hebben geleefd kon ik ’s middags vaak mijn ogen nauwelijks openhouden.

Uiteindelijk ben ik er meer dan twaalf jaar gebleven % iets dat mij tot op de dag van vandaag een mengeling van schaamte en trots bezorgt % en ben de voordelen van een gewone kantoorbaan boven het zogenaamd vrije leven van mijn freelancende vrienden gaan inzien. Ik heb nooit hoeven te slijmen bij opdrachtgevers en geen tijd verspild aan mislukte acquisities. Ik heb nooit zorgen gehad over geld, zodat ik mijn energie volledig aan de inhoud van het werk kon besteden. Ik heb alle ruimte gekregen om dingen te doen die ik nog niet kon % en werd daar ook nog goed voor betaald. Ik hou ervan om met anderen samen te werken (en lol te maken en eerlijk gezegd hou ik ook wel van roddelen). Het handigste is dan om met elkaar op vaste uren samen te komen in een meestal saai gebouw dat kantoor of universiteit heet.

Toen er kinderen kwamen bleek zelfs de uithuizige regelmaat van het kantoorleven zijn voordelen te hebben. Vaak wordt gezegd dat thuiswerken de oplossing is om werk en gezin te combineren. De laptop op de keukentafel, het klinkt leuk, maar het einde van het liedje is dat er van werk én van opvoeden weinig terechtkomt.

Binnenkort begin ik aan een nieuwe baan. Ook op kantoor. Ik verwacht nu minder te zullen schrikken dan veertien jaar geleden, ook al zijn de condities vanuit het vrije-jongens-en-meisjes-ideaal nog afschrikwekkender. Ik kan nu bijvoorbeeld niet meer op de fiets naar mijn werk (die ik in mijn vorige baan overigens principieel aan een lantarenpaal op straat vastmaakte, zodat mijn fiets tenminste niet naar kantoor hoefde), en ga dus meemaken hoe de collega-forensen in de eersteklascoup dagelijks elk hun eigen vaste plek veroveren. Bovendien word ik rijksambtenaar, wat betekent dat mijn externe publicaties onder verantwoordelijkheid van de minister vallen. Dit is daarom mijn voorlopig laatste column.

Drs. Brigitte Slot is econoom. Ze bereidt een proefschrift voor waarop ze dit jaar aan de TU Delft hoopt te promoveren.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.