Duur pak, snelle auto, ruim te laat vanwege de files. Af en toe vindt een succesvol ontwerper een gaatje in de agenda voor een bezoek aan de TU Delft.
Hij is een voorbeeld, een idool, een god. Maar waar zijn de ontwerpers van marktconforme kantoorgebouwen? Nooit wordt de TU bezocht door de bedenker van lekkende witte schenktuitjes op pakken sinaasappelsap. Ook zij zijn waarschijnlijk in Delft opgeleid en afgestudeerd.
Niet iedereen gaat het maken. In het gebouw van industrieel ontwerpen lopen de toekomstige bedenkers van Blokker-producten. Misschien is nog onbekend wie van je medestudenten in de toekomst ‘hier openen’ zet op een verpakking die slechts met de tanden te scheuren is. Eén ding is zeker: he is out there…
Bij Bouwkunde is het weinig anders. Over tien jaar verrijst ergens in de periferie een afzichtelijk bouwwerk dat door een van mijn medestudenten is getekend. Laat het een meubelboulevard zijn, een Mazda-garage of een rijtje Vijfnex-woningen. Het komt uit Delft en ik weet wie het heeft getekend.
Bert Schonkig is klein van stuk. Dat zegt op zichzelf weinig over zijn ontwerpkwaliteiten. Zo kan Herman Hertzberger zich staand verstoppen achter het spreekgestoelte en begon Erick van Egeraat een gastlezing met de woorden ,,Koud porselein tegen m’n zak, heerlijk om weer eens hier te zijn.” Wat iets zegt over Schonkig is het hulpmiddel dat hij gebruikt ter compensatie.
Schonkig verstopt in zijn aktetas een zwart metalen staafje van spaghettilengte. Het staafje is uitschuifbaar als een antenne. Vlak voor zijn presentatie klikt hij zijn aktetas open, pakt het staafje maar schuift het nog niet uit. Hij stelt zich op voor zijn tekeningen en drumt dreigend op zijn handpalm. De blik is ernstig, architectuur is immers niet om grapjes over te maken.
Schonkig vraagt de aandacht. Hij schuift de antenne uit en tikt met de uiterste punt tegen een tekening. ,,De ingang…” Een rondgaande blik controleert of iedereen hem heeft begrepen. Hij is een musketier die met zijn sabel strijdt voor de toekomst van de architectuur. ,,Dan loop je naar links via de receptie in de garderobe.” Afdwalende blikken worden door Schonkigs sabel naar de linkerzijde van de plattegrond gedirigeerd. ,,Ingang-tik-, receptie-tik-, garderobe-tik-.” Als een schoolmeester staat hij voor de tekening. Van Starkenborghkanaal, Winschoterdiep, Kielsterdiep.
Ruimte voor kritiek is er niet. De afmetingen stonden in het programma van eisen, kunststof kozijnen zijn gemakkelijk in onderhoud en overigens niet alleen in wit verkrijgbaar. Schonkig is vastbesloten ooit architect te worden en werkt zich het schompes. Te vrezen valt dus dat hij het wordt.
Laatst zag ik hem over straat benen. Koker op de rug, vingers aan het handvat van de aktetas, ernstige blik. Tegen zijn oorschelp drukte hij een mobiele telefoon. Misschien bellend over spruitjes en doperwten wekte hij de indruk in vergadering te zijn. Zwarte broek, zwarte jas, zwarte schoenen. Hij is al bijna architect. De toekomst kleurde zwart, slechts de witte sokken gaven een sprankjehoop.
Duur pak, snelle auto, ruim te laat vanwege de files. Af en toe vindt een succesvol ontwerper een gaatje in de agenda voor een bezoek aan de TU Delft. Hij is een voorbeeld, een idool, een god. Maar waar zijn de ontwerpers van marktconforme kantoorgebouwen? Nooit wordt de TU bezocht door de bedenker van lekkende witte schenktuitjes op pakken sinaasappelsap. Ook zij zijn waarschijnlijk in Delft opgeleid en afgestudeerd.
Niet iedereen gaat het maken. In het gebouw van industrieel ontwerpen lopen de toekomstige bedenkers van Blokker-producten. Misschien is nog onbekend wie van je medestudenten in de toekomst ‘hier openen’ zet op een verpakking die slechts met de tanden te scheuren is. Eén ding is zeker: he is out there…
Bij Bouwkunde is het weinig anders. Over tien jaar verrijst ergens in de periferie een afzichtelijk bouwwerk dat door een van mijn medestudenten is getekend. Laat het een meubelboulevard zijn, een Mazda-garage of een rijtje Vijfnex-woningen. Het komt uit Delft en ik weet wie het heeft getekend.
Bert Schonkig is klein van stuk. Dat zegt op zichzelf weinig over zijn ontwerpkwaliteiten. Zo kan Herman Hertzberger zich staand verstoppen achter het spreekgestoelte en begon Erick van Egeraat een gastlezing met de woorden ,,Koud porselein tegen m’n zak, heerlijk om weer eens hier te zijn.” Wat iets zegt over Schonkig is het hulpmiddel dat hij gebruikt ter compensatie.
Schonkig verstopt in zijn aktetas een zwart metalen staafje van spaghettilengte. Het staafje is uitschuifbaar als een antenne. Vlak voor zijn presentatie klikt hij zijn aktetas open, pakt het staafje maar schuift het nog niet uit. Hij stelt zich op voor zijn tekeningen en drumt dreigend op zijn handpalm. De blik is ernstig, architectuur is immers niet om grapjes over te maken.
Schonkig vraagt de aandacht. Hij schuift de antenne uit en tikt met de uiterste punt tegen een tekening. ,,De ingang…” Een rondgaande blik controleert of iedereen hem heeft begrepen. Hij is een musketier die met zijn sabel strijdt voor de toekomst van de architectuur. ,,Dan loop je naar links via de receptie in de garderobe.” Afdwalende blikken worden door Schonkigs sabel naar de linkerzijde van de plattegrond gedirigeerd. ,,Ingang-tik-, receptie-tik-, garderobe-tik-.” Als een schoolmeester staat hij voor de tekening. Van Starkenborghkanaal, Winschoterdiep, Kielsterdiep.
Ruimte voor kritiek is er niet. De afmetingen stonden in het programma van eisen, kunststof kozijnen zijn gemakkelijk in onderhoud en overigens niet alleen in wit verkrijgbaar. Schonkig is vastbesloten ooit architect te worden en werkt zich het schompes. Te vrezen valt dus dat hij het wordt.
Laatst zag ik hem over straat benen. Koker op de rug, vingers aan het handvat van de aktetas, ernstige blik. Tegen zijn oorschelp drukte hij een mobiele telefoon. Misschien bellend over spruitjes en doperwten wekte hij de indruk in vergadering te zijn. Zwarte broek, zwarte jas, zwarte schoenen. Hij is al bijna architect. De toekomst kleurde zwart, slechts de witte sokken gaven een sprankjehoop.
Comments are closed.