Campus

‘Mijn passie is leerlingen enthousiast maken’

Martin Bruggink wil wat betekenen voor de maatschappij. Na een periode als rijkstrainee bij Rijkswaterstaat en functies bij overheidgerelateerde organisaties koos hij voor het onderwijs.

Sinds 2007 geeft hij wiskunde en informatica aan het Hofstad College in Den Haag. Op 28 augustus kreeg hij als eerste op de TU Delft zijn masterdiploma vho-leraar informatica.

Je bent de eerste leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs informatica die de masteropleiding van de TU aflevert. Voel je je vereerd?
“Ja, wel een beetje. Ik vind het leuk om nieuwe dingen te doen, om niet de standaardweg te bewandelen. Deze master is ook voor het vak weer een stap vooruit. Tot nu toe wordt informatica vaak gedoceerd door docenten die al een ander vak geven, vaak wiskunde of natuurkunde. Deze docenten hebben minder een ict-achtergrond. Daar is op zich niets mis mee. Zelf geef ik met mijn ict-achtergrond wiskunde in de onderbouw. Maar ik denk dat het goed is dat het vak gedoceerd wordt door informaticamensen. En dat ook jonge docenten het vak helpen ontwikkelen. Eigenlijk staat informatica op de middelbare school nog in de kinderschoenen.” 

Waarom ben je na je studie deze master gaan doen?
“Na mijn studie technische informatica in Nijmegen heb ik eerst een jaar of zes gewerkt. Ik was technisch specialist en coördinator bij Rijkswaterstaat en stichting ICT Uitvoeringsorganisatie, die onder meer verantwoordelijk is voor het ontwikkelen van DigiD. Toen ik besloot leraar te worden, leek het me logisch eerst mijn bevoegdheid te halen. Ik wilde leren hoe je stof overdraagt, hoe je in een klas staat. Ook hoe mensen leren, theoretisch én praktisch.”

Voldeed de masteropleiding aan je verwachtingen?
“Het was deels zoals ik had verwacht. Ik kreeg onder meer didactische vaardigheden: hoe geef je les, hoe gebruik je het bord, hoe sta je in de klas. Allemaal praktische zaken. Ook wordt veel aandacht besteed aan hoe mensen leren, dus hoe ze informatie verwerken. Dat vond ik ook heel nuttig, omdat ik het leuk vind zelf lesmateriaal te ontwikkelen.”

Hoe is de master georganiseerd?
“De master duurt twee jaar. Ik deed hem in één jaar omdat ik al een informaticastudie had afgerond. Voor mij is de opleiding opgerekt tot anderhalf jaar, omdat ik ook werkte als ict-adviseur. Ik was de enige student, dus leek het soms wel privébegeleiding. Dat was heel fijn. Ongeveer een derde van mijn master bestond uit stage. Die kon ik deels doen op mijn eigen school, het Hofstad Lyceum, en deels op een andere school. Ongeveer eenzesde van de opleiding bestaat uit vakdidaktiek informatica. Daarnaast vakken als didactische vaardigheden en onderwijskunde, met onderwerpen als adolescenten, autisme, pdd-nos, adhd, pesten. Ik moest op mijn school ook onderzoek doen, zoals keuzegedrag of pesten. En er was een vak communicatie, de theorie achter het overbrengen van informatie, over onderlinge omgang. Ik had tijdens de master geen tentamens. Er hoorden bij de diverse vakken wel opdrachten. Ik kon zelf onderwerpen kiezen die mij interesseren en deze gebruiken tijdens mijn stage of in lessen.”

Is het uit persoonlijk economisch opzicht niet onhandig om als ict’er voor de klas te staan?
“Ja! Maar dat interesseert me niet zo. als docent verdien ik genoeg. Als fulltime adviseur zou ik veel meer kunnen verdienen, maar dat hoef ik niet. Lesgeven is leuk en een heel brede professie. Je doet veel meer dan alleen voor de klas staan. Je werkt bijvoorbeeld ook samen met collega’s. Je hebt te maken met huiswerkbegeleiding en je zet vakoverschrijdende projecten op. Je doet ook buitenschoolse projecten, zoals de Eco-marathon, waarbij geprobeerd wordt zo ver mogelijk te rijden op één liter brandstof.”

Heb je een missie?
“Ik heb passie voor informatica. Ook passie om leerlingen daarvoor enthousiast te maken, om ze te laten zien wat je allemaal kunt met informatica. Bijvoorbeeld: tijdens de masterstudie heb ik samen met iemand van de TU een workshop opgezet voor vwo-scholieren rond het voorspellen via het DNA of iemand vatbaar is voor kanker. Bij een dergelijk onderzoek komen veel data kijken die via de computer worden bekeken op patronen. Zulke workshops spreken leerlingen  aan. Ze zien dat een studie informatica leidt tot werk op tal van werkplekken en rond allerlei onderwerpen. Routeplanners, serious gaming, biologisch onderzoek, noem maar op.”

Wat maakt het voortzet onderwijs voor jou fascinerend?
“De levendigheid op school: het werken met kinderen, het werken in een school. Elke dag is echt anders. Je leert er als docent zelf veel van. Je krijgt van leerlingen namelijk alles terug; het werkt als een spiegel. Dat maakt het voor een leraar een intensieve leerschool. Je blijft als docent steeds proberen het anders te doen, het beter te doen.”

Zou je het andere studenten aanraden om de onderwijsmaster te kiezen?
“Ja, ik kan het zeker aanraden. In deze master mag je proeven aan het onderwijs. Je leert veel over hoe je dingen overbrengt. Daar heb je ook wat aan als je niet voor de klas gaat staan. Ik gebruik mijn ervaringen in mijn advieswerk. En, onderwijs geven is maatschappelijk belangrijk. Je kunt als docent iets betekenen voor de samenleving. Dat wil ik, het is voor mij een vorm van zingeving.”

Zie je jezelf tot je 67ste voor de klas staan?
“Ik heb geen idee, het zou kunnen. Ik ben zelf parttime leraar en ik heb bewondering voor mensen die het fulltime doen, want het is best zwaar. Heel intensief. Maar tegelijk merk ik ook: hoe meer ik het doe, des te leuker wordt het.”

Welke carrièreswitch zie je jezelf nog wel eens maken?
“Ik zie mezelf nog wel eens in het buitenland een school opzetten. En materiaal ontwikkelen, dat vond ik tijdens de opleiding zo leuk, daar zou ik veel meer tijd aan willen besteden. Serious gaming, mensen iets leren met spelvormen, dat trekt me ook. En nieuwe technologieën ontwikkelen. Dat gaan we op mijn school nu ook doen. Een spel ontwerpen, een applicatie maken die inzetbaar is bij een ander vak.”

Wolken zijn lastposten in klimaatmodellen. Ze kunnen warmte vasthouden, maar ook zonnestralen reflecteren en dus voor verkoeling zorgen. Om te bepalen welk effect het zwaarst weegt, is inzicht vereist in het functioneren van wolken. Onderzoeker Thijs Heus heeft flink aan die kennis bijgedragen, met zijn proefschrift ‘On the edge of a cloud’. Deze week promoveerde hij.
Heus ontdekte dat koude lucht langs de randen van stapelwolken naar beneden stroomt. Dat is een radicaal nieuwe visie in wolkenwetenschap. Tot dusver werd namelijk aangenomen dat koude lucht als een waaier van de top van wolken afstroomt en dat wolken daardoor tot op grote afstand de omringende atmosfeer beïnvloeden. Dit is ook de aanname die in klimaatmodellen wordt gebruikt.
“Aangezien lucht omhoog gaat in een wolk, moet hij elders ter compensatie weer naar beneden gaan”, vertelt Heus, die inmiddels bij het KNMI werkt. “Wij hebben aangetoond dat het grootste gedeelte van de compenserende neerwaartse stroming direct om de wolk heen plaatsvindt. Deze ring van dalende lucht ontstaat doordat wolkenlucht mengt met de omgeving, die warmer is en droger. Daar verdampt het vocht. Door dit verdampingsproces koelt de lucht af en daalt hij.”
De interactie tussen de wolk en zijn omgeving is dus indirect. De ring om de wolk heeft een bufferende werking op de omgeving. Deze bufferlaag wordt nu nog helemaal niet meegenomen in klimaatmodellen.
Metingen uit vliegtuigen leken er op te wijzen dat de neerdalende lucht afkomstig was vanaf de top van wolken. Daar zou de lucht uitwaaieren en schuin naar beneden glijden. De temperatuur en de vochtigheid van de lucht die verder van wolken was verwijderd kwamen namelijk mooi overeen met atmosferische omstandigheden vlak boven wolken. Maar wat er aan de wolkentop gebeurt, blijkt weinig invloed te hebben op onderliggende lagen.
“We hebben opnieuw naar die data uit vliegtuigen gekeken en met nauwkeuriger rekentuig stromingsberekeningen gedaan”, vertelt Heus’ promotor Harry van den Akker. “Daardoor hebben we een heel nieuwe kijk ontwikkeld op wat in wolken gebeurt.” Heus vult aan: “Na die berekeningen, die aangaven dat er een ring was, heb ik simulaties gedaan met stofdeeltjes in de lucht. Ik kon zo zien hoe de deeltjes bewogen en waar ze uiteindelijk terechtkwamen.” Ook deze techniek toonde hetzelfde patroon.
Maar hoe is het mogelijk dat die ring nooit vanuit vliegtuigen is ontdekt? De toestellen die de metingen verrichten, vliegen er nota bene recht doorheen. “Ja, en dan schudt het toestel flink heen en weer”, zegt Heus. “Het is in en rond wolken erg turbulent. Alleen wanneer je naar gemiddelden van een groot aantal metingen kijkt, blijkt pas dat er tegen de rand van de wolk veel lucht naar beneden gaat. Als je niet weet dat je daar naar moet zoeken, zie je het gemakkelijk over het hoofd.”
De klimaatmodellen kloppen fysisch niet, concludeert de onderzoeker. Kwestie van aanpassen, zou je denken, en Heus’ nieuwe collega Erwin Kroll kan ons nog beter informeren over het weer.
“Nou nee, zo simpel is het niet”, zegt Heus. “Vaak is het zo dat als je de onderliggende fysica van de modellen verbetert, de resultaten verslechteren. In de loop der tijd is er namelijk zo veel gedraaid aan allerlei parameterknoppen om de beste voorspellingen te kunnen doen, dat een fysische fout ergens in het model vaak wordt gecompenseerd door een andere misvatting. Maar op de langere termijn, als nog meer fouten worden verbeterd, levert dit soort onderzoek natuurlijk wel nauwkeuriger modellen op.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.