‘Waren de goden kosmonauten?’, ‘Het Roswell incident’; het zijn slechts een paar titels in de uitpuilende boekenkast over buitenaards leven. Voegt de Duitse astronaut en wetenschapper Ulrich Walter iets toe aan de vraag ‘of wij alleen zijn in het heelal?’ Het antwoord is een volmondig ja.
Want waar de meeste auteurs in dit genre uitvoerig stilstaan bij onverklaarbare waarnemingen van groene mannetjes in sigaarvormige schotels en mysterieuze graancirkels in het Engelse platteland, ontstijgt Ulrich het niveau van dromerige speculatie door met beide benen op de grond te blijven staan. Zijn invalshoek voor het vraagstuk over buitenaards leven is namelijk die van de wetenschap.
Met een formule waarin factoren zijn opgenomen als de fractie sterren met een ecosfeer, en de fractie sterren in staat om biologisch leven voort te brengen, berekent hij hoe veel intelligente beschavingen er op dit moment bestaan. Zoals het een wetenschapper betaamt, noemt hij ook netjes de aannamen die hij gebruikt in zijn berekening en de beperkingen van zijn methode. De uiteindelijke conclusie: er bestaan 10^3 tot 10^17 hoogontwikkelde beschavingen. Toch moet de sciencefictionliefhebber nu niet direct een gat in de lucht springen. De kans dat wij met de buitenaardsen in contact zullen komen, acht Ulrich verwaarloosbaar klein. De afstand tussen de hemellichamen is te groot, de middelen om ze te overbruggen te beperkt.
Ondanks de wetenschappelijke invalshoek leest het boek prettig. Ulrich gebruikt duidelijke vergelijkingen om de getallen levendig te houden. (,,Er zijn meer sterren in het heelal dan zandkorrels op aarde. Is het voorstelbaar dat onze kleine planeet de enige is die intelligent leven herbergt?”) Ook durft hij verder te kijken dan zijn rekenmachine; het denken over buitenaards leven wordt in een breed historisch, filosofisch en zelfs religieus perspectief geplaatst.
Buren
Natuurlijk zijn er ook argumenten tégen de wetenschappelijke methode van Ulrich. Want laten onze buitenaardse buren zich wel door menselijke ratio beschrijven? In zijn hoofdstuk ‘hoe zien buitenaardse wezens eruit’ gaat hij er van uit dat de buitenaardsen net als dieren en mensen een energievoorzieningssysteem moeten hebben. Op basis van de evolutie van organismen op aarde beredeneert hij dat het buitenaards wezen ,,een lichaamsondersteunend geraamte moet hebben, en waarschijnlijk ook ogen, longen, een mond en een functionele uitgang”. Bij dergelijke passages staart Ulrich zich wel heel erg blind op de aardse wetenschap. Want wie zegt dat buitenaards leven zich uit in voor ons tastbare wezens? Voor een boek dat zijn voornaamste bestaansrecht vindt in de kansrekening, had Ulrich niet mogen verwaarlozen dat onze kosmische lotgenoten zich misschien wel helemaal niet zo netjes aan Darwins evolutiewetten houden als wij aardbewoners.
‘Buitenaards leven. Zijn wij alleen in het heelal?’ door Ulrich Walter. ISBN 90 7303 590 2. Uitgever: Natuur & Techniek. 240 pagina’s, _ 37,50.
‘Waren de goden kosmonauten?’, ‘Het Roswell incident’; het zijn slechts een paar titels in de uitpuilende boekenkast over buitenaards leven. Voegt de Duitse astronaut en wetenschapper Ulrich Walter iets toe aan de vraag ‘of wij alleen zijn in het heelal?’ Het antwoord is een volmondig ja. Want waar de meeste auteurs in dit genre uitvoerig stilstaan bij onverklaarbare waarnemingen van groene mannetjes in sigaarvormige schotels en mysterieuze graancirkels in het Engelse platteland, ontstijgt Ulrich het niveau van dromerige speculatie door met beide benen op de grond te blijven staan. Zijn invalshoek voor het vraagstuk over buitenaards leven is namelijk die van de wetenschap.
Met een formule waarin factoren zijn opgenomen als de fractie sterren met een ecosfeer, en de fractie sterren in staat om biologisch leven voort te brengen, berekent hij hoe veel intelligente beschavingen er op dit moment bestaan. Zoals het een wetenschapper betaamt, noemt hij ook netjes de aannamen die hij gebruikt in zijn berekening en de beperkingen van zijn methode. De uiteindelijke conclusie: er bestaan 10^3 tot 10^17 hoogontwikkelde beschavingen. Toch moet de sciencefictionliefhebber nu niet direct een gat in de lucht springen. De kans dat wij met de buitenaardsen in contact zullen komen, acht Ulrich verwaarloosbaar klein. De afstand tussen de hemellichamen is te groot, de middelen om ze te overbruggen te beperkt.
Ondanks de wetenschappelijke invalshoek leest het boek prettig. Ulrich gebruikt duidelijke vergelijkingen om de getallen levendig te houden. (,,Er zijn meer sterren in het heelal dan zandkorrels op aarde. Is het voorstelbaar dat onze kleine planeet de enige is die intelligent leven herbergt?”) Ook durft hij verder te kijken dan zijn rekenmachine; het denken over buitenaards leven wordt in een breed historisch, filosofisch en zelfs religieus perspectief geplaatst.
Buren
Natuurlijk zijn er ook argumenten tégen de wetenschappelijke methode van Ulrich. Want laten onze buitenaardse buren zich wel door menselijke ratio beschrijven? In zijn hoofdstuk ‘hoe zien buitenaardse wezens eruit’ gaat hij er van uit dat de buitenaardsen net als dieren en mensen een energievoorzieningssysteem moeten hebben. Op basis van de evolutie van organismen op aarde beredeneert hij dat het buitenaards wezen ,,een lichaamsondersteunend geraamte moet hebben, en waarschijnlijk ook ogen, longen, een mond en een functionele uitgang”. Bij dergelijke passages staart Ulrich zich wel heel erg blind op de aardse wetenschap. Want wie zegt dat buitenaards leven zich uit in voor ons tastbare wezens? Voor een boek dat zijn voornaamste bestaansrecht vindt in de kansrekening, had Ulrich niet mogen verwaarlozen dat onze kosmische lotgenoten zich misschien wel helemaal niet zo netjes aan Darwins evolutiewetten houden als wij aardbewoners.
‘Buitenaards leven. Zijn wij alleen in het heelal?’ door Ulrich Walter. ISBN 90 7303 590 2. Uitgever: Natuur & Techniek. 240 pagina’s, _ 37,50.
Comments are closed.