Studeerbaarheid is een veelbesproken begrip. Het was dan ook niet zo vreemd dat rector Wakker erop inging tijdens zijn diesrede begin deze maand. Tot verbazing van een student-lid van de universiteitsraad zei de rector dat het gevaar van ‘infantilisering’ op de loer lag.
Rector Wakker vindt studeerbaarheid een vaag en niet operationeel begrip en suggereerde in zijn diesrede dat studeerbaarheid ten koste gaat van de academische vorming. Een deel van de opleiding is immers de opdracht aan de student om zijn weg te vinden in een complexe omgeving.
In het rapport ‘Te doen of niet te doen’ van de Adviescommissie Studeerbaarheid (ingesteld door de minister van onderwijs) werd echter een volkomen heldere definitie van het begrip studeerbaarheid gegeven. Het rapport stelde namelijk dat een programma studeerbaar is als er geen duidelijke belemmeringen te constateren zijn in de afstemming op aanleg, voorkennis en leervermogen, en op de interesse en eigen doelen van de studenten, en als er voldoende rekening gehouden is met de omgevingsfactoren.
Het is met deze definitie niet mogelijk om de studeerbaarheid absoluut te beoordelen, je kunt er geen cijfer aanhangen. Wel kunnen tekortkomingen in de studeerbaarheid geconstateerd worden. Om dit nu gemakkelijk en operationeel te maken is er als bijlage bij het rapport een checklist opgenomen. Deze gaat in op onderwerpen als cursus, studieprogramma en voorwaarden.
Inruilen?
Waneer Wakker suggereert dat door studeerbaarheid gemakkelijk infantilisering van het onderwijs ontstaat, zou je ook kunnen zeggen dat de gemakkelijkste weg om een programma studeerbaar te maken is door de tentamenvragen of de stof gemakkelijker te maken. Hier wordt dus kwaliteit ingeruild voor studeerbaarheid. Dit kan nooit de bedoeling zijn. Zoals in de strategienota staat, wil onze universiteit kwalitatief hoogwaardige ingenieurs afleveren, en dan moet je de kwaliteit behouden of zelfs verbeteren.
Gelukkig zijn er andere manieren om een opleiding studeerbaar te maken. De definitie en vooral de checklist geven hiervoor voldoende aanknopingspunten. Zo wordt een opleiding studeerbaarder als een student binnen een redelijke termijn practica kan doen zodra hij aan de voorwaarden hiervoor voldoet. Hetzelfde geldt als een docent goed kan doceren.
Dan blijft de vraag of door een opleiding studeerbaarder te maken, een student nog wel academisch gevormd wordt. Aangezien dat hetgene is wat een TU onderscheidt van een hts willen we dit ook graag behouden.
Eerst moet je dan echter weten wat academische vorming precies is. Voor dit begrip bestaat geen algemene, breed gedragen definitie. Het lijkt dus dat de rector over een begrip met een heldere en operationele definitie zegt dat deze vaag is en niet te gebruiken, terwijl we een niet of niet goed gedefinieerd begrip vooral moeten behouden. Over het begrip academische vorming kan ik alleen maar steekwoorden opnoemen,maar die zijn vast niet uitputtend. Een ingenieur moet zelfstandig problemen op kunnen lossen, moet tegenslagen kunnen verwerken, moet grote delen tekst zelfstandig door kunnen werken, moet zelf achter dingen aan kunnen gaan, enzovoort.
Doorlezen
Het verbeteren van de studeerbaarheid wil niet gelijk zeggen dat de academische vorming weg is. De organisatie van het onderwijs kan op veel plaatsen verbeterd worden, en dat zal niet ten koste gaan van de academische vorming. Ook het precies formuleren van de leerdoelen en het hanteerbaar maken van de eindtermen zullen dit niet zijn. Als je naar de checklist uit het studeerbaarheidsrapport kijkt, blijkt dat daar ook over nagedacht is en dat voorstellen niet ten koste gaan van de academische vorming. Misschien is het handig als de rector deze checklist eens doorleest.
In de strategienota wordt als onderwijsdoelstelling gesteld dat de TU Delft het onderwijsproces moet optimaliseren, zodanig dat de studenten binnen bestaande randvoorwaarden (cursusduur, studiefinanciering) kunnen afstuderen en dat zij een hoge mate van motivering en inspiratie ontvangen. Ook heeft de TU met het verkrijgen van de vijfjarige studieduur de verplichting op zich genomen om de gemiddelde studieduur van ongeveer zes jaar terug te brengen naar vijf en half jaar, terwijl de nominale studieduur een jaar langer wordt.
De TU zou hierom alleen al bezig moeten zijn met studeerbaarheid. Deze studeerbaarheid mag niet tot stand komen ten koste van de kwaliteit en dit hoeft ook niet. Ik hoop dat de beleidsmakers op de TU slim en betrokken genoeg zijn om dit in te zien.
Studeerbaarheid is een veelbesproken begrip. Het was dan ook niet zo vreemd dat rector Wakker erop inging tijdens zijn diesrede begin deze maand. Tot verbazing van een student-lid van de universiteitsraad zei de rector dat het gevaar van ‘infantilisering’ op de loer lag.
Rector Wakker vindt studeerbaarheid een vaag en niet operationeel begrip en suggereerde in zijn diesrede dat studeerbaarheid ten koste gaat van de academische vorming. Een deel van de opleiding is immers de opdracht aan de student om zijn weg te vinden in een complexe omgeving.
In het rapport ‘Te doen of niet te doen’ van de Adviescommissie Studeerbaarheid (ingesteld door de minister van onderwijs) werd echter een volkomen heldere definitie van het begrip studeerbaarheid gegeven. Het rapport stelde namelijk dat een programma studeerbaar is als er geen duidelijke belemmeringen te constateren zijn in de afstemming op aanleg, voorkennis en leervermogen, en op de interesse en eigen doelen van de studenten, en als er voldoende rekening gehouden is met de omgevingsfactoren.
Het is met deze definitie niet mogelijk om de studeerbaarheid absoluut te beoordelen, je kunt er geen cijfer aanhangen. Wel kunnen tekortkomingen in de studeerbaarheid geconstateerd worden. Om dit nu gemakkelijk en operationeel te maken is er als bijlage bij het rapport een checklist opgenomen. Deze gaat in op onderwerpen als cursus, studieprogramma en voorwaarden.
Inruilen?
Waneer Wakker suggereert dat door studeerbaarheid gemakkelijk infantilisering van het onderwijs ontstaat, zou je ook kunnen zeggen dat de gemakkelijkste weg om een programma studeerbaar te maken is door de tentamenvragen of de stof gemakkelijker te maken. Hier wordt dus kwaliteit ingeruild voor studeerbaarheid. Dit kan nooit de bedoeling zijn. Zoals in de strategienota staat, wil onze universiteit kwalitatief hoogwaardige ingenieurs afleveren, en dan moet je de kwaliteit behouden of zelfs verbeteren.
Gelukkig zijn er andere manieren om een opleiding studeerbaar te maken. De definitie en vooral de checklist geven hiervoor voldoende aanknopingspunten. Zo wordt een opleiding studeerbaarder als een student binnen een redelijke termijn practica kan doen zodra hij aan de voorwaarden hiervoor voldoet. Hetzelfde geldt als een docent goed kan doceren.
Dan blijft de vraag of door een opleiding studeerbaarder te maken, een student nog wel academisch gevormd wordt. Aangezien dat hetgene is wat een TU onderscheidt van een hts willen we dit ook graag behouden.
Eerst moet je dan echter weten wat academische vorming precies is. Voor dit begrip bestaat geen algemene, breed gedragen definitie. Het lijkt dus dat de rector over een begrip met een heldere en operationele definitie zegt dat deze vaag is en niet te gebruiken, terwijl we een niet of niet goed gedefinieerd begrip vooral moeten behouden. Over het begrip academische vorming kan ik alleen maar steekwoorden opnoemen,maar die zijn vast niet uitputtend. Een ingenieur moet zelfstandig problemen op kunnen lossen, moet tegenslagen kunnen verwerken, moet grote delen tekst zelfstandig door kunnen werken, moet zelf achter dingen aan kunnen gaan, enzovoort.
Doorlezen
Het verbeteren van de studeerbaarheid wil niet gelijk zeggen dat de academische vorming weg is. De organisatie van het onderwijs kan op veel plaatsen verbeterd worden, en dat zal niet ten koste gaan van de academische vorming. Ook het precies formuleren van de leerdoelen en het hanteerbaar maken van de eindtermen zullen dit niet zijn. Als je naar de checklist uit het studeerbaarheidsrapport kijkt, blijkt dat daar ook over nagedacht is en dat voorstellen niet ten koste gaan van de academische vorming. Misschien is het handig als de rector deze checklist eens doorleest.
In de strategienota wordt als onderwijsdoelstelling gesteld dat de TU Delft het onderwijsproces moet optimaliseren, zodanig dat de studenten binnen bestaande randvoorwaarden (cursusduur, studiefinanciering) kunnen afstuderen en dat zij een hoge mate van motivering en inspiratie ontvangen. Ook heeft de TU met het verkrijgen van de vijfjarige studieduur de verplichting op zich genomen om de gemiddelde studieduur van ongeveer zes jaar terug te brengen naar vijf en half jaar, terwijl de nominale studieduur een jaar langer wordt.
De TU zou hierom alleen al bezig moeten zijn met studeerbaarheid. Deze studeerbaarheid mag niet tot stand komen ten koste van de kwaliteit en dit hoeft ook niet. Ik hoop dat de beleidsmakers op de TU slim en betrokken genoeg zijn om dit in te zien.
Comments are closed.