Welcome to ‘The Big Freeze’, which is as cold as its name implies. And while you might think me daft, in a lot of ways The Netherlands has never been better, because winter weather gives us new ways to enjoy life.
A temperature of -23 was recorded in the village of Markenesse in Flevoland (east of Amsterdam) on the night of Friday, February 3 – the coldest temperature recorded in the Netherlands this century. If this keeps up, we’ll get to see an Elfstedentocht, or ‘Eleven cities tour’, a Dutch speed skating competition that is the longest in the world, held in Friesland in winter if it gets cold enough. This only happens every 15 years or so, and since the last Elfstedentocht was in 1997, we’re probably due – and some of the Dutch are absolutely giddy. Speed skating is a beloved sport in a country that is flat and cold and snow-less enough that skating has actually been a way to get around since the 17th century. My Dutch friends tell me that the hotels are already booked all along the route, and if you even want to see the race then you need to go early, because half the Netherlands will be alongside the rivers and canals cheer the participants along the 200km route. The Dutch meteorological service predicted 25cm of ice along the route on Sunday February 5, and since only 15cm of ice is required, it giet oan! (‘it is on!’ in Frisian).
We’re also finally getting a bit of snow, which leads me to ask: is snow a great part of winter, or the greatest part of winter? I’m from Alaska, and I love the snow. It gives the world a muffled stillness, a quiet beauty, and even asks you to slow down and appreciate it. This is especially true in the Netherlands, where just a few centimeters of snow brings life to a crawl, if not a full stop. As an Alaskan, I find this pretty humorous: during winter in Alaska drivers are going 100 kilometers an hour on the highway, just as they do in summer. But I hope everyone is appreciating the snow too, even though they’re also probably cursing it for dragging out their daily commutes. Sure the trains stop, drivers panic and biking is a pain – so this weekend, don’t worry about getting around. Forget about clubbing in Rotterdam. The museums in Amsterdam will still be there a couple weeks from now. Take some time to enjoy your town in a way you might not get to again, especially if you’re an international student – many of us have either never seen snow or have never felt so at home. Have a snowball fight. Stomp out a note for your friends on the 15th floor. Take cool pictures. Go ice skating. And afterwards, come inside and enjoy a hot chocolate – I swear it tastes better after being out in the cold.
Devin Malone, a recent MSc graduate in industrial ecology, is from Anchorage, Alaska.
Het was een van de mooiste ongelukjes uit de wetenschapsgeschiedenis. In het Leidse koudelaboratorium werd een stroomdraad van bevroren kwik onderzocht bij een temperatuur van enkele graden boven het absolute nulpunt (-273 graden). De elektrische weerstand verdween – het verschijnsel dat we nu supergeleiding noemen. Het werd eerst aangezien voor kortsluiting. Een assistent van Kamerlingh Onnes viel daarna in slaap en vergat de koeling. Even later schrok hij wakker en zag dat de weerstand terugkeerde. Het was geen kortsluiting, maar een verschijnsel!
Maar zo ging het helemaal niet, ontdekten Boerhaave-directeur Dirk van Delft en Leidse natuurkundige Peter Kes onlangs. Zij lazen in herontdekte aantekeningenboeken van Kamerlingh Onnes de opmerking op 8 april, vier uur ’s middags: ‘Kwik nagenoeg nul’. Geen stom toeval of ingedommelde assistent, maar knap experimenteel onderzoek lag ten grondslag aan de ontdekking. Ter ere daarvan is er nu de tentoonstelling ‘Kwik nagenoeg nul’ in museum Boerhaave.
In het museum wordt het laboratorium van de natuurkundige opnieuw tot leven gewekt. “Het lab was op dat moment enig in zijn soort, waar experimenten met extreem lage temperaturen gedaan werden. Kamerlingh Onnes zag direct de consequenties van zijn ontdekking voor supermagneten, al wist hij natuurlijk nog niet in wat voor geavanceerde apparatuur supergeleiding gebruikt zou worden”, zegt samensteller van de tentoonstelling Esther van Gelder. Supergeleiding wordt onder meer gebruikt in MRI-scanners en deeltjesversnellers.
Het koudelab van de natuurkundige wordt gezien als een van de eerste moderne laboratoria. “Daarvoor waren ze klein. Vaak werkte een wetenschapper met een assistent en een instrumentmaker. Kamerlingh Onnes was een geweldige organisator. Hij haalde overal financiering vandaan en had veel mensen in dienst. Hij realiseerde een groot lab met aparte werkplaatsen voor glasblazers en instrumentmakers. Het was er in onze ogen rommelig. Overal hingen losse draden en liepen buizen. Er moet ook heel veel lawaai geweest zijn. Met behulp van de originele instrumenten uit het lab en uitvergrote foto’s krijgen bezoekers een beeld van de onderzoeksruimte.”
Een van de topstukken is de heliumliquefactor. In 1908 maakte de natuurkundige met dat koelapparaat als eerste helium vloeibaar. Het leverde Kamerlingh Onnes in 1913 de prestigieuze Nobelprijs voor de natuurkunde op. “Hij wilde de allereerste zijn die dat lukte en was daar lang en zeer intensief mee bezig”, weet Van Gelder.
Maar het lab was groter dan alleen Kamerlingh Onnes. Hij werd overladen met toonaangevende prijzen voor de ontdekkingen. Voor zijn personeel was veel minder aandacht. “Daar willen wij verandering in brengen. We eren niet alleen Kamerlingh Onnes, maar ook zijn werknemers. Zij waren onmisbaar.”
De meest markante medewerker was hoofd techniek Gerrit-Jan Flim. “Kamerlingh Onnes noemde hem de tovenaar. Hij was het technisch brein achter de installaties, zoals de heliumliquefactor. Het was een technisch hoogstandje dat helium koud bleef met behulp van verschillende ruimtes en gassen.”
Ook andere technici zoals de instrumentmakers en glasblazers krijgen aandacht. “Over hen en hun werk hebben we vitrines ingericht. Samenwerking in zo’n groot lab was noodzakelijk. In zijn publicaties vermeldt Kamerlingh Onnes hun namen niet. Dat is een kwestie die nog steeds speelt bij universiteiten, zoals de TU Delft, waar in labs wordt samengewerkt. Wie wordt er genoemd in publicatie en in welke volgorde? Voor medewerkers en studenten van de TU is het interessant om te zien hoe er toen werd omgegaan met die discussie.”
De tentoonstelling ‘Kwik nagenoeg nul’ is tot en met 8 januari 2012 te zien in museum Boerhaave, Lange St. Agnietenstraat 10 te Leiden. www.museumboerhaave.nl
Comments are closed.