Campus

Loopbaanbeleid bestaat niet aan de universiteit

,,Er is aan de Nederlandse universiteiten geen sprake van loopbaanbeleid.” Rector-magnificus prof. dr. P.W.M. de Meijer van de Universiteit van Amsterdam is er openhartig over: de universiteiten komen niet veel verder dan het opstellen en toepassen van regeltjes.

Aio’s en postdocs die verder willen in de wetenschap moeten het zelf maar uitzoeken.

Wie een loopbaan in de wetenschap nastreeft, loopt een grote kans in een fuik terecht te komen. De eerste drempel, een aio- plaats verwerven, is nog de minst hoge. Maar na zijn promotie zal een onderzoeker doorgaans merken dat de universiteit geen plaats meer voor hem heeft – terwijl men ook elders op de arbeidsmarkt vaak niet op een onderzoeker met specialistische wetenschappelijke kennis zit te wachten.

Alleen een beperkt aantal uitverkorenen mag als postdoc verder in de wetenschap. Die postdocs komen na een paar jaar echter in dezelfde situatie terecht: hun nòg grotere specialisatie heeft hen voor werk buiten de wetenschap niet aantrekkelijker gemaakt, en de universiteit heeft ook hen meestal geen vervolg te bieden.

,,Als er al een plaats vrijkomt”, zei bijvoorbeeld dr. P. Bakker vorige week, ,,dan moet die bij voorkeur bezet worden door een wachtgelder.” Bakker klaagde zijn nood tijdens een symposium over loopbaanbeleid aan de universiteiten. Tot en met vorige maand was hij postdoc aan de letterenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam. Maar die faculteit zit diep in de rode cijfers, en Bakker kan een nieuwe aanstelling dus wel vergeten. ,,Zelfs tijdelijke aanstellingen wil men niet meer geven; want als de tijdelijk aangestelde onderzoeker na afloop van zijn contract geen werk vindt, draait de faculteit op voor zijn wachtgelduitkering.”

Shell

Het symposium was georganiseerd door de zogeheten ‘Akademie- onderzoekers’. Dat zijn postdocs die betaald worden door de academie van wetenschappen (KNAW), maar werken aan een universiteit. Zij hebben een tijdelijke aanstelling, maar de universiteit belooft om hen na afloop daarvan in vaste dienst te nemen. Die belofte wordt met name in de alfa- en gamma- faculteiten echter lang niet altijd vervuld, en voor de KNAW- postdocs was dat aanleiding genoeg zich eens te buigen over de vraag of de universiteiten onderzoekers wel een loopbaan te bieden hebben.

Nee, werd er in vele toonaarden beweerd. Het was dan ook geen wonder dat er tijdens het symposium onder meer pleidooien te horen waren voor het wegsturen van slecht functionerende proffen. ,,Die houden plaatsen bezet die beter door jongeren bezet kunnen worden”, zei iemand onder applaus. ,,Vergelijk het met Shell: als je daar niet functioneert, kun je gewoon vertrekken.”

De Amsterdamse rector De Meijer is aan zijn universiteit verantwoordelijk voor personeelsbeleid, en hij stak de hand ineigen boezem. Loopbaanbeleid – door hem uit de losse pols omschreven als: ,,Dat je als werkgever van elk van je werknemers weet wat-ie over vijf jaar kan en wil” – is aan de universiteiten een vrijwel onbekend verschijnsel. Wel wilde hij beloven dat mensen die niet functioneren in de nabije toekomst inderdaad ontslagen worden; maar, waarschuwde hij, er is een juridisch obstakel. ,,Omdat functioneringsgesprekken pas sinds kort gevoerd worden, is er vaak geen dossier voorhanden als je iemand wilt ontslaan. En een rechter zal zeker naar zo’n dossier vragen.”

De universiteiten zullen, met andere woorden, nog jaren de wrange vruchten plukken, niet alleen van de afwezigheid van een loopbaanbeleid, maar van een falend personeelsbeleid in het algemeen.

Gat

Veel van de ellende wordt uiteraard veroorzaakt door de bezuinigingen die de universiteiten de afgelopen jaren hebben moeten uitvoeren. Die hebben er onder meer toe geleid dat veel plaatsen voor tijdelijk personeel verdwenen zijn. ,,Het beleid van de universiteiten is: minder vast en meer tijdelijk personeel aanstellen”, zei De Meijer. ,,Maar de praktijk is: meer vast en minder tijdelijk.”

Het kan zelfs nog scherper gesteld worden, want onder de vaste staf neemt het percentage hoogleraren en hoofddocenten toe (zoals het dagblad Trouw vorige week voorrekende), terwijl het percentage gewone docenten afneemt. Het gat in de personeelsopbouw tussen tijdelijk personeel (postdocs, aio’s) en hoogleraar wordt dus groter.

Dat zou wel eens een probleem kunnen worden dat verder reikt dan wat met loopbaanbeleid op te lossen is. Alom wordt erkend dat het van groot belang is dat de universiteiten niet dichtgroeien. Prof. dr. C. van der Waals, emeritus-hoogleraar en voorzitter van de KNAW-commissie die onderzoekscholen keurt, waarschuwde er vorige week nog eens voor. Hij is nu bezig, in opdracht van het universiteitsbestuur, de kwaliteit van wat er aan de Leidse universiteit gebeurt in kaart te brengen. ,,De verschillen zijn vrij groot”, zei hij, ,,en wat opvalt, is dat de wetenschap met name bloeit waar van mobiliteit sprake is, waar niet al jaren dezelfde mensen werken.”

Maar onder de huidige omstandigheden is alléén nadruk op tijdelijke aanstellingen niet genoeg om de gewenste mobiliteit op een zinvolle manier tot stand te brengen. ,,Die nadruk is zo groot dat personeelsbeleid soms vrijwel alleen het aanstellen van tijdelijken lijkt te omvatten”, waarschuwde een half jaar geleden de Tilburgse onderzoeker dr. B. Fruytier, die onderzoek deed naar strategisch personeelsbeleid van universiteiten.

Dat kan er bijvoorbeeld toe leiden dat de beste tijdelijken hun heil elders zoeken, zodra zij vast werk vinden, schreef Fruytier. En ook dreigt er een generatiekloof te ontstaan: de vaste staf wordt steeds ouder, de tijdelijke wordt steeds opnieuw vervangen door jongeren. Dat is niet alleen slecht voor aio’s en postdocs, die na hun afloop van hun contract op straat staan, maar ook voor de wetenschap.

Terugloop

Over het gat in de personeelsopbouw wordt al jaren gesproken, maar in de tussentijd is het slechts gegroeid – en verder is weinig of niets gebeurd. Minister Ritzen heeft het gat nu eindelijk als probleem erkend. Hij wil geld vrijmaken om goede onderzoekers nu al hoogleraar te kunnen maken; zo kan in ieder geval voorkomen worden dat er een gat valt als rond het jaar 2000 een hele generatie hoogleraren met pensioen gaat. Ook voelt Ritzen er wel wat voor, net als de belangenvereniging van aio’s zelf, om het aantal aio’s te verminderen.

Die terugloop is overigens al ingezet: in 1986, kort na de invoering van het stelsel, lag het aantal aio’s op 1147, het steeg in 1992 naar 1507, maar vervolgens daalde het naar 1247 in 1994. Of deze trend doorzet, is nog niet te voorspellen, maar zolang de universiteiten nog steeds per promotie een forse premie van de overheid krijgen, zullen die het aantal promovendi niet snel zelf terugbrengen. Of zij die promovendi een aio-salaris of een promotiebeurs geven, maakt in dit verband niet uit.

Om jonge onderzoekers werkelijk perspectief op een wetenschappelijke loopbaan te geven, is er de komende jaren waarschijnlijk simpelweg te weinig ruimte. Volgens Jeroen Bartelse moet er dan ook iets anders gebeuren. Bartelse is voorzitter van de dienstcommissie voor tijdelijk personeel van de onderzoeksorganisatie NWO en doet promotie-onderzoek naar de opleidingsfunctie van onderzoekscholen. ,,Je zou als gepromoveerde meer kanten op moeten kunnen dan alleen verder in de wetenschap”, zegt hij.

,,Ooit was een proefschrift het opus magnum van een wetenschapper, tegenwoordig geldt het als proeve van bekwaamheid. Maar misschien moeten we wat minder gericht zijn op het produkt, het proefschrift, en wat meer aandacht besteden aan het proces van vier jaar dat tot dat proefschrift leidt, aan de vaardigheden die daarin opgedaan worden. Met die vaardigheden moet je ook buiten de wetenschap aan het werk kunnen.”

En aio’s of postdocs die per se in de wetenschap aan de slag willen blijven, doen er het best aan de woorden van de Utrechtse astronoom prof. dr. H. van der Laan, vorige week tijdens het symposium, ter harte te nemen: zorg voor jezelf. ,,Ga na hoe de leeftijdsopbouw van wetenschappers in je vakgebied is”, aldus Van der Laan. ,,Ziet dat er niet gunstig uit, oriënteer je dan op de rest van de wereld. Die is groot en breed en boeiend.” Dat biedt meer soelaas dan wachten op de een universitair loopbaanbeleid, voegde hij er ten overvloede aan toe.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.