De rivier Styx vormde volgens de Grieken de grens tussen leven en dood. ‘Styx, leven en dood in de letteren’ is het thema van de Boekenweek 2003 die op 12 maart begon.
Twee ‘Delftse’ dichteressen en een prozaschrijver vertellen over hun liefde voor letteren.
,,Dichten is een kwestie van knutselen”, vindt bouwkundestudente Claire de Loo (26), die inmiddels zo’n dertig gedichten schreef. ,,Tot twee jaar gelden heb ik alleen ‘gesinterklaasd’, wat overigens ook erg leuk is en volgens mij zwaar wordt onderschat. Toen ontdekte ik gedichten als cabaretvorm tijdens een cursus kleinkunst.
Mijn gedichten vallen in het genre Drs. P. en Ivo de Wijs; het gaat me niet om diepe gevoelens, maar om het opwekken van een glimlach. De meeste van mijn gedichten rijmen. Vaak krabbel ik eerst een ideetje op papier en pak vervolgens de ‘Jaap Bakker’. Die naam is een begrip; waar André Hazes zijn Prisma-rijmwoordenboek gebruikt, pakken mensen die meer willen de versie van Jaap Bakker.”
Een vaste werkwijze of vast schrijftijdstip heeft De Loo niet. ,,Soms besluit ik halverwege dat het niks wordt en stop ik, soms raak ik gedichten kwijt, soms verander ik na een paar maanden woorden die me niet langer bevallen.” Hoe dat zo? ,,Woorden hebben niet alleen een klank, maar ook een uiterlijk. Denk aan cake en week; dat rijmt voor het oor, maar niet voor het oog. Soms ziet het ene woord er beter uit, maar klinkt het andere beter. Het één is belangrijk op papier, het andere tijdens een voordracht: waar kies ik dan voor?”
Haar eerste voordracht hield ze bij een studentenvereniging. ,,Dankzij het grote aantal bekenden was dat niet zo eng. Daarna heb ik voordrachten gehouden in Speakers, de Koornbeurs en tijdens een literaire zondag in De Consul in Rotterdam.” Ambities voor een eigen dichtbundel heeft ze niet. ,,Als ik al droom dan is dat over een optreden als sneldichter in de Bijenkorf. Inmiddels kun je sinterklaasgedichten gewoon downloaden van internet, maar vroeger zaten in de warenhuizen sneldichters die het winkelend publiek hielpen met sinterklaasgedichten.”
Schuw
Oud-IO’er Annemarie van den Berg (24) won met een twintigtal ingezonden gedichten vorig jaar een aanmoedigingsprijs in de literaire wedstrijd ‘Write Now!’. Ondanks de waardering van professionals treedt ze niet graag voor het voetlicht.
,,Er bestaan twee typen schrijvers: verlegen schrijvers en zij die het van de daken schreeuwen. Ik hoor bij de eerste categorie”, bekent Van den Berg. ,,Ik vind het al doodeng om mijn gedichten te laten lezen. Wanneer ik iets opstuur naar een select groepje bekenden zeg ik erbij dat ze niet hoeven te reageren. Ik heb maar één keer een gedicht in het openbaar voorgedragen; op de begrafenis van mijn opa. Dat was minder eng vanwege het grote aantal bekenden en omdat mijn opa natuurlijk niet kon reageren.”
De meeste van haar gedichten ontstaan ’s avonds. ,,Meestal vlak voor het slapen. Sommige mensen lezen dan een boek, ik schrijf gedichten. In mijn bed liggen altijd pen en papier klaar. Ik probeer met de woorden die ik opschrijf mensen mee te voeren in mijn gedachten. Poëzie hoeft niet – zoals op de middelbare school – diep, zwaar en onbegrijpelijk te zijn.”
Sinds kort is Van den Berg vierentwintig uur per dag met letters bezig. ,,Ik ben overgestapt van industrieel ontwerpen naar de kunstacademie met als specialisatie typografie. Er zijn waarschijnlijk weinig mensen die letters zo leuk vinden als ik; wanneer ik flyers zie pak ik de flyer met de meeste tekst. Of neem bijvoorbeeld de lachende e’tjes in Heineken; het lijkt me geweldig een heel depressief stuk te schrijven met allemaal van die vrolijke e’s.”
Een einde schrijven vindt Van den Berg het moeilijkst. ,,Hoewel het net zo werkt als in de film: ook geen einde is een einde. Een titel bedenken is ook lastig. Meestal vernoem ik gedichten naar het onderwerp, net als bij een spreekbeurt op de basisschool. Een spreekbeurt over pinguïns heet dan ‘De pinguïn’. Het gedicht ‘Sumo’ bevat een trucje dat ik wel vaker toepas; de titel maakt tevens deel uit van het eerste woord.”
Ambitie
,,Een van de lastigste momenten van het schrijven is wanneer je andere mensen werk laat lezen”, bekent Pierijn van der Putt (29), afgestudeerd bouwkundige. ,,Binnen een vast gezelschap is de drempel lager.”
Van der Putt maakt deel uit van het schrijverstrio ‘Lazy young men; drie verwarde techneuten met literaire ambities’. ,,Het is begonnen als iets tussen grap en serieus, maar de naam heeft inmiddels een soort marktwaarde. We hebbenonder die naam een boekje uitgegeven en opgetreden.”
Maandelijks komen de drie voormalig TU-studenten bijeen. ,,We bespreken ideeën achter verhalen, de vorm waarin een verhaal is gegoten of zelfs één woord op zich. Ik ben voorstander van oefeningen; eerst opschrijven wat je wilt vertellen, later het resultaat vergelijken met de bedoelingen. Een van de geheimen van het schrijven is niet alles uit te spellen: show don’t tell. Dan schrijf je bijvoorbeeld: ‘Hij zweette en beet op zijn nagels’, in plaats van: ‘Hij was zenuwachtig’.
Inspiratie voor verhalen haalt Van der Putt uit alledaagse gebeurtenissen. ,,Een kort verhaal waaraan ik op dit moment werk is gebaseerd op wat een vrouw me vertelde over een jongetje dat al zijn melktanden mist en daarmee wordt gepest. Ik stel me voor dat hij over een paar jaar een oersterk grotemensengebit heeft en dan ineens wel stoer en populair is. Naast die fantasie zit er een extra laag in het verhaal; denk aan de mythe van Samson die met zijn haren zijn oerkracht verliest. Het korte verhaal begint chronologisch gezien met het einde waarin de klasgenoten van Sjimmie uit jaloezie al zijn tanden uit zijn kaken hebben geramd.”
De bouwkundige heeft de ambitie schrijver te worden. ,,Tijdens mijn studie was schrijver worden ‘iets voor later’, maar de tijd van goede voornemens is voorbij: ik word dertig, woon in een koophuis en trouw binnenkort.” Hoe het schrijversbestaan vorm te geven weet de huidige redacteur voor architectuurvakbladen nog niet. ,,Na mijn afstuderen ben ik drie maanden naar Chigago geweest met als doel het schrijven van een boek. Dat werkt niet; je kunt jezelf niet voor het blok zetten. Maar hoe werkt het wel? Moet je als schrijver dan toch wekenlang wijnflessen opentrekken voor een goed verhaal?”
Fragment: De Tanden van Sjimmie O.
Jim Olieslagers verloor zijn fenomenale krachten om zeventien minuten over elf op een warme zondagavond. Het gebeurde in de donkere schaduw van een kermiswagen, naast een ruwbetonnen muur waar het stonk naar urine. Hij zat op handen en knieën, met zijn hoofd voorover en zijn lange blonde haar bijna op de grond. Hij rook het natte gras, voelde hoe het zijn broek doorweekte, en verbaasde zich over het feit dat hij nog kon ruiken en voelen. Toen drong ook langzaam weer geluid van buitenaf tot hem door. Het suizen in zijn oren ging over in het geluid van de kermis. Hij hoorde het onophoudelijke gerinkel en gebel en geloei van attracties en daarbovenuit het geschreeuw van kinderen. Aanvankelijk hoorde hij het aanzwellen en weer afzwakken, aanzwellen en weer afzwakken, maar uiteindelijk bleef het hangen op een constant volume. Hij knipperde een paar keer met zijn ogen en probeerde te kijken. Eerst rolden de tranen over zijn wangen en keek hij door een donkere mist, maar langzaam droogde zijn gezichtsveld op tot een zwart vlak. Hij zag niets. Hij staarde in het duister, naar het gras waarvan hij wist, had geroken, dat het er was, maar dat hij niet kon zien. Hij ademde hard door zijn opengesperde mond. Er hing iets aan zijn lippen, maar hij wist niet wat en hij durfde niet te voelen, laat staan te slikken. Want ook zonder te slikken proefde hij de metaalachtige smaak van bloed. Hij rook het nu ook, door de geur van het gras heen, en zijn hoofd bonkte. Maar hij zag nog steeds niets, dus bleef hij ineengedoken zitten en wachtte.
Toen sloeg iemand met een doffe klap op een Kop van Jut. Een sirene ging af, er werd gejoeld en gelachen. Een lichtfontein spoot triomfantelijk omhoog en zette Jims wereldje in lichterlaaie. Hij zag ze liggen, ingekaderd door zijn knieën en zijn blonde lokken, door bloederige slijmdraden verbonden met zijn mond: de gebroken resten van zijn gebit.
Pierijn van der Putt
Dagboek van een bedlegerige
Het is acht mei als ik dit schrijf
Ben voor het tochtje uitgeloot
Zodat ik in mijn eentje overblijf
De rest een weekje naar de boot
De vroege morgen, de zuster is gebeld
Geen respons op mijn verzoek, want
Ze hebben zich allemaal aangemeld
Als hulp op de Henri Dunant.
Ik lig hier maar wat in mijn bed
De vaas met bloemen lest mijn dorst
Ik hoop dat ik snel wordt ontzet
Want al mijn vuil wordt langzaam korst
Treurig kauw ik op de tulpenstelen
Een doorligplek, niet omgedraaid
Ik wacht zolang op hulp, en velen
moet ik dat het systeem mij naait.
Ach was ik nu toch niet alleen!
Het wordt beantwoord, mijn verlangen
Er zwermen vliegen om me heen
Ik ben te zwak om ze te vangen
Dit relaas eindigt op dag veertien.
Mijn Freunde rollen van de schuit
Ik heb nog nooit een Schloss gezien
Ik blaas mijn laatste adem uit.
Claire van der Loo
Sumo
worstelende mensen met lange nagels
prikken zich vast in vel
en daaronder koude vloeistof
onverwachts verkoelend.
Nagels trekken terug
ze zijn betrapt ze worstelen
verder en de vloer dreunt.
Grote boze lompe drillende
lijven stomen razen
– nu nog meer dan net –
Hoe hebben ze de koeling kunnen raken
en stilgestaan en genoten?
Als ze harder stampen en inspannen
stroomt het bloed als artillerie
gaten door de tegenstander.
Annemarie van den Berg
De rivier Styx vormde volgens de Grieken de grens tussen leven en dood. ‘Styx, leven en dood in de letteren’ is het thema van de Boekenweek 2003 die op 12 maart begon. Twee ‘Delftse’ dichteressen en een prozaschrijver vertellen over hun liefde voor letteren.
,,Dichten is een kwestie van knutselen”, vindt bouwkundestudente Claire de Loo (26), die inmiddels zo’n dertig gedichten schreef. ,,Tot twee jaar gelden heb ik alleen ‘gesinterklaasd’, wat overigens ook erg leuk is en volgens mij zwaar wordt onderschat. Toen ontdekte ik gedichten als cabaretvorm tijdens een cursus kleinkunst.
Mijn gedichten vallen in het genre Drs. P. en Ivo de Wijs; het gaat me niet om diepe gevoelens, maar om het opwekken van een glimlach. De meeste van mijn gedichten rijmen. Vaak krabbel ik eerst een ideetje op papier en pak vervolgens de ‘Jaap Bakker’. Die naam is een begrip; waar André Hazes zijn Prisma-rijmwoordenboek gebruikt, pakken mensen die meer willen de versie van Jaap Bakker.”
Een vaste werkwijze of vast schrijftijdstip heeft De Loo niet. ,,Soms besluit ik halverwege dat het niks wordt en stop ik, soms raak ik gedichten kwijt, soms verander ik na een paar maanden woorden die me niet langer bevallen.” Hoe dat zo? ,,Woorden hebben niet alleen een klank, maar ook een uiterlijk. Denk aan cake en week; dat rijmt voor het oor, maar niet voor het oog. Soms ziet het ene woord er beter uit, maar klinkt het andere beter. Het één is belangrijk op papier, het andere tijdens een voordracht: waar kies ik dan voor?”
Haar eerste voordracht hield ze bij een studentenvereniging. ,,Dankzij het grote aantal bekenden was dat niet zo eng. Daarna heb ik voordrachten gehouden in Speakers, de Koornbeurs en tijdens een literaire zondag in De Consul in Rotterdam.” Ambities voor een eigen dichtbundel heeft ze niet. ,,Als ik al droom dan is dat over een optreden als sneldichter in de Bijenkorf. Inmiddels kun je sinterklaasgedichten gewoon downloaden van internet, maar vroeger zaten in de warenhuizen sneldichters die het winkelend publiek hielpen met sinterklaasgedichten.”
Schuw
Oud-IO’er Annemarie van den Berg (24) won met een twintigtal ingezonden gedichten vorig jaar een aanmoedigingsprijs in de literaire wedstrijd ‘Write Now!’. Ondanks de waardering van professionals treedt ze niet graag voor het voetlicht.
,,Er bestaan twee typen schrijvers: verlegen schrijvers en zij die het van de daken schreeuwen. Ik hoor bij de eerste categorie”, bekent Van den Berg. ,,Ik vind het al doodeng om mijn gedichten te laten lezen. Wanneer ik iets opstuur naar een select groepje bekenden zeg ik erbij dat ze niet hoeven te reageren. Ik heb maar één keer een gedicht in het openbaar voorgedragen; op de begrafenis van mijn opa. Dat was minder eng vanwege het grote aantal bekenden en omdat mijn opa natuurlijk niet kon reageren.”
De meeste van haar gedichten ontstaan ’s avonds. ,,Meestal vlak voor het slapen. Sommige mensen lezen dan een boek, ik schrijf gedichten. In mijn bed liggen altijd pen en papier klaar. Ik probeer met de woorden die ik opschrijf mensen mee te voeren in mijn gedachten. Poëzie hoeft niet – zoals op de middelbare school – diep, zwaar en onbegrijpelijk te zijn.”
Sinds kort is Van den Berg vierentwintig uur per dag met letters bezig. ,,Ik ben overgestapt van industrieel ontwerpen naar de kunstacademie met als specialisatie typografie. Er zijn waarschijnlijk weinig mensen die letters zo leuk vinden als ik; wanneer ik flyers zie pak ik de flyer met de meeste tekst. Of neem bijvoorbeeld de lachende e’tjes in Heineken; het lijkt me geweldig een heel depressief stuk te schrijven met allemaal van die vrolijke e’s.”
Een einde schrijven vindt Van den Berg het moeilijkst. ,,Hoewel het net zo werkt als in de film: ook geen einde is een einde. Een titel bedenken is ook lastig. Meestal vernoem ik gedichten naar het onderwerp, net als bij een spreekbeurt op de basisschool. Een spreekbeurt over pinguïns heet dan ‘De pinguïn’. Het gedicht ‘Sumo’ bevat een trucje dat ik wel vaker toepas; de titel maakt tevens deel uit van het eerste woord.”
Ambitie
,,Een van de lastigste momenten van het schrijven is wanneer je andere mensen werk laat lezen”, bekent Pierijn van der Putt (29), afgestudeerd bouwkundige. ,,Binnen een vast gezelschap is de drempel lager.”
Van der Putt maakt deel uit van het schrijverstrio ‘Lazy young men; drie verwarde techneuten met literaire ambities’. ,,Het is begonnen als iets tussen grap en serieus, maar de naam heeft inmiddels een soort marktwaarde. We hebbenonder die naam een boekje uitgegeven en opgetreden.”
Maandelijks komen de drie voormalig TU-studenten bijeen. ,,We bespreken ideeën achter verhalen, de vorm waarin een verhaal is gegoten of zelfs één woord op zich. Ik ben voorstander van oefeningen; eerst opschrijven wat je wilt vertellen, later het resultaat vergelijken met de bedoelingen. Een van de geheimen van het schrijven is niet alles uit te spellen: show don’t tell. Dan schrijf je bijvoorbeeld: ‘Hij zweette en beet op zijn nagels’, in plaats van: ‘Hij was zenuwachtig’.
Inspiratie voor verhalen haalt Van der Putt uit alledaagse gebeurtenissen. ,,Een kort verhaal waaraan ik op dit moment werk is gebaseerd op wat een vrouw me vertelde over een jongetje dat al zijn melktanden mist en daarmee wordt gepest. Ik stel me voor dat hij over een paar jaar een oersterk grotemensengebit heeft en dan ineens wel stoer en populair is. Naast die fantasie zit er een extra laag in het verhaal; denk aan de mythe van Samson die met zijn haren zijn oerkracht verliest. Het korte verhaal begint chronologisch gezien met het einde waarin de klasgenoten van Sjimmie uit jaloezie al zijn tanden uit zijn kaken hebben geramd.”
De bouwkundige heeft de ambitie schrijver te worden. ,,Tijdens mijn studie was schrijver worden ‘iets voor later’, maar de tijd van goede voornemens is voorbij: ik word dertig, woon in een koophuis en trouw binnenkort.” Hoe het schrijversbestaan vorm te geven weet de huidige redacteur voor architectuurvakbladen nog niet. ,,Na mijn afstuderen ben ik drie maanden naar Chigago geweest met als doel het schrijven van een boek. Dat werkt niet; je kunt jezelf niet voor het blok zetten. Maar hoe werkt het wel? Moet je als schrijver dan toch wekenlang wijnflessen opentrekken voor een goed verhaal?”
Fragment: De Tanden van Sjimmie O.
Jim Olieslagers verloor zijn fenomenale krachten om zeventien minuten over elf op een warme zondagavond. Het gebeurde in de donkere schaduw van een kermiswagen, naast een ruwbetonnen muur waar het stonk naar urine. Hij zat op handen en knieën, met zijn hoofd voorover en zijn lange blonde haar bijna op de grond. Hij rook het natte gras, voelde hoe het zijn broek doorweekte, en verbaasde zich over het feit dat hij nog kon ruiken en voelen. Toen drong ook langzaam weer geluid van buitenaf tot hem door. Het suizen in zijn oren ging over in het geluid van de kermis. Hij hoorde het onophoudelijke gerinkel en gebel en geloei van attracties en daarbovenuit het geschreeuw van kinderen. Aanvankelijk hoorde hij het aanzwellen en weer afzwakken, aanzwellen en weer afzwakken, maar uiteindelijk bleef het hangen op een constant volume. Hij knipperde een paar keer met zijn ogen en probeerde te kijken. Eerst rolden de tranen over zijn wangen en keek hij door een donkere mist, maar langzaam droogde zijn gezichtsveld op tot een zwart vlak. Hij zag niets. Hij staarde in het duister, naar het gras waarvan hij wist, had geroken, dat het er was, maar dat hij niet kon zien. Hij ademde hard door zijn opengesperde mond. Er hing iets aan zijn lippen, maar hij wist niet wat en hij durfde niet te voelen, laat staan te slikken. Want ook zonder te slikken proefde hij de metaalachtige smaak van bloed. Hij rook het nu ook, door de geur van het gras heen, en zijn hoofd bonkte. Maar hij zag nog steeds niets, dus bleef hij ineengedoken zitten en wachtte.
Toen sloeg iemand met een doffe klap op een Kop van Jut. Een sirene ging af, er werd gejoeld en gelachen. Een lichtfontein spoot triomfantelijk omhoog en zette Jims wereldje in lichterlaaie. Hij zag ze liggen, ingekaderd door zijn knieën en zijn blonde lokken, door bloederige slijmdraden verbonden met zijn mond: de gebroken resten van zijn gebit.
Pierijn van der Putt
Dagboek van een bedlegerige
Het is acht mei als ik dit schrijf
Ben voor het tochtje uitgeloot
Zodat ik in mijn eentje overblijf
De rest een weekje naar de boot
De vroege morgen, de zuster is gebeld
Geen respons op mijn verzoek, want
Ze hebben zich allemaal aangemeld
Als hulp op de Henri Dunant.
Ik lig hier maar wat in mijn bed
De vaas met bloemen lest mijn dorst
Ik hoop dat ik snel wordt ontzet
Want al mijn vuil wordt langzaam korst
Treurig kauw ik op de tulpenstelen
Een doorligplek, niet omgedraaid
Ik wacht zolang op hulp, en velen
moet ik dat het systeem mij naait.
Ach was ik nu toch niet alleen!
Het wordt beantwoord, mijn verlangen
Er zwermen vliegen om me heen
Ik ben te zwak om ze te vangen
Dit relaas eindigt op dag veertien.
Mijn Freunde rollen van de schuit
Ik heb nog nooit een Schloss gezien
Ik blaas mijn laatste adem uit.
Claire van der Loo
Sumo
worstelende mensen met lange nagels
prikken zich vast in vel
en daaronder koude vloeistof
onverwachts verkoelend.
Nagels trekken terug
ze zijn betrapt ze worstelen
verder en de vloer dreunt.
Grote boze lompe drillende
lijven stomen razen
– nu nog meer dan net –
Hoe hebben ze de koeling kunnen raken
en stilgestaan en genoten?
Als ze harder stampen en inspannen
stroomt het bloed als artillerie
gaten door de tegenstander.
Annemarie van den Berg
Comments are closed.