De vraag naar levenslange scholing groeit, maar Nederlandse universiteiten en hogescholen spelen er nog te weinig op in.,,Als op onze faculteit ’s avonds de deeltijdstudenten komen, zijn er veel minder faciliteiten dan overdag.”
Volgens de Amsterdamse onderwijskundige Willem Houtkoop illustreert alleen dit al hoe het hoger onderwijs aan werkenden er in Nederland bijhangt.
Houtkoop meldde woensdag (8 maart) op de conferentie %Hoger onderwijs en een leven lang leren% resultaten van onderzoek dat hij voor de OESO deed: tweederde van alle werkenden in Nederland volgt scholing in relatie tot het werk. Een groeiend deel daarvan is op hbo- of wo-niveau.
Toch is het aandeel van universiteiten en hogescholen op deze miljardenmarkt maar acht procent. Houtkoop vindt dat cijfer overigens nog meevallen. Want ondanks mooie woorden over “onderhoudscontracten” voor afgestudeerden is van actief beleid voor levenslang leren nog bij weinig instellingen sprake. Er is wel een historisch gegroeid aanbod van nascholingscursussen, maar zowel inhoudelijk als organisatorisch hangt dat er nogal los bij.
De Leidse pedagoog Barry Hake en zijn Groningse collega’s Max van der Kamp en Meindert Slagter, betrokken bij een Europees onderzoeksproject naar levenslang leren, denken er net zo over. Omdat kennis steeds sneller veroudert, zouden universiteiten en hogescholen samenhangende plannen moeten maken waarin de ‘initiële’ opleiding gevolgd wordt door geregelde en systematische actualisering. Ook zouden ze de drempels moeten verlagen voor werkenden die met een aangepaste opleiding een diploma willen halen.
Beide acties vereisen serieuze aandacht voor 25- en 30-plussers, als onderdeel van de core business van het hoger onderwijs. Maar volgens de drie pedagogen wordt aan die voorwaarde nauwelijks voldaan. Het aantal ‘oudere’ studenten in het reguliere hoger onderwijs is de laatste jaren zelfs gedaald.
De vraag naar levenslange scholing groeit, maar Nederlandse universiteiten en hogescholen spelen er nog te weinig op in.
,,Als op onze faculteit ’s avonds de deeltijdstudenten komen, zijn er veel minder faciliteiten dan overdag.” Volgens de Amsterdamse onderwijskundige Willem Houtkoop illustreert alleen dit al hoe het hoger onderwijs aan werkenden er in Nederland bijhangt.
Houtkoop meldde woensdag (8 maart) op de conferentie %Hoger onderwijs en een leven lang leren% resultaten van onderzoek dat hij voor de OESO deed: tweederde van alle werkenden in Nederland volgt scholing in relatie tot het werk. Een groeiend deel daarvan is op hbo- of wo-niveau.
Toch is het aandeel van universiteiten en hogescholen op deze miljardenmarkt maar acht procent. Houtkoop vindt dat cijfer overigens nog meevallen. Want ondanks mooie woorden over “onderhoudscontracten” voor afgestudeerden is van actief beleid voor levenslang leren nog bij weinig instellingen sprake. Er is wel een historisch gegroeid aanbod van nascholingscursussen, maar zowel inhoudelijk als organisatorisch hangt dat er nogal los bij.
De Leidse pedagoog Barry Hake en zijn Groningse collega’s Max van der Kamp en Meindert Slagter, betrokken bij een Europees onderzoeksproject naar levenslang leren, denken er net zo over. Omdat kennis steeds sneller veroudert, zouden universiteiten en hogescholen samenhangende plannen moeten maken waarin de ‘initiële’ opleiding gevolgd wordt door geregelde en systematische actualisering. Ook zouden ze de drempels moeten verlagen voor werkenden die met een aangepaste opleiding een diploma willen halen.
Beide acties vereisen serieuze aandacht voor 25- en 30-plussers, als onderdeel van de core business van het hoger onderwijs. Maar volgens de drie pedagogen wordt aan die voorwaarde nauwelijks voldaan. Het aantal ‘oudere’ studenten in het reguliere hoger onderwijs is de laatste jaren zelfs gedaald.
Comments are closed.