Campus

Leuke wetenswaardigheden en diepe filosofieën

Ter vergroting van het ‘maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef’ gaf de minister vijftig jaar geleden opdracht tot de oprichting van Studium Generale (SG).

Het gezicht van SG is in die afgelopen vijftig jaar aan verandering onderhevig geweest. Van gedegen culturele vorming, via Marx, naar een tijd waarin bijna alles kan, van filosofie tot bungy-jumping. ,,Een ontzettend mooie baan, maar je werkt je te pletter.”


1 Knippen en plakken om een affiche voor de tatoeëerder te maken

Studium Generale Delft is gehuisvest in het WTM-pand aan de Kanaalweg. Drie kamers staan tot de beschikking van de vijf medewerkers die allen een aanstelling hebben voor tweeëneenhalve dag per week. ,,Allemaal tamelijk veelzijdige mensen”, omschrijft Marion Vredeling het vijftal waaruit SG Delft bestaat. Alle vijf werken ze al minstens acht jaar bij SG, en veelzijdigheid is daar ergens een logisch gevolg van. ,,Je bent zelf de hele tijd aan het studeren. Dat is hèt motief om hier te blijven. Het wordt nooit saai, je ontmoet steeds nieuwe dingen”, legt Vredeling uit.

Naast Vredeling, die bouwkunde gestudeerd heeft, maken Gertjan Broekman (natuurkunde) Els Koppelman (docente geschiedenis), Johan den Hartog (theaterdocent) en Pauline Harmsen (politicologe) deel uit van SG in Delft. Het gemêleerde gezelschap heeft nog een zweem van de jaren zeventig over zich. Het culturele en maatschappelijke zendelingenwerk in de Delftse barbarij voeren ze vol overgave uit.

Vijf aanstellingen voor tweeëneenhalve dag in de week is daarvoor veel te weinig, vinden ze zelf. ,,Een structurele overbelasting van het zittende personeel”, heet het in het jaarverslag. ,,Chronisch overwerk”, klaagt Vredeling.

Eenmaal in de twee weken is er intern overleg. Ideeën worden voorgelegd en besproken, luchtbellen doorgeprikt. ,,Lange sessies. Heel dodelijk. Aan het eind is iedereen helemaal kapot”, vertelt Koppelman.

Alle vijf zijn ze verantwoordelijk voor de activiteiten, maar de meeste projecten worden door één persoon georganiseerd. ,,We kiezen onderwerpen die niet te voor de hand liggend zijn”, zegt Marion Vredeling, de vrouw achter het nu lopende programma ‘Kunst & Wetenschap in Beweging’. Lezingen op de vaste dinsdagavond en een tweetal workshops zijn onder meer door haar georganiseerd.

Naast het hoofdprogramma kent SG ook kleinere nevenactiviteiten. ‘Muziek tussen de middag’ bijvoorbeeld, en het maandelijks van faculteit naar faculteit rondtrekkende SG-paviljoen, waarin onder de naam ‘De vrolijke wetenschap’ luchtiger onderwerpen aan bod komen. Els Koppelman, verantwoordelijk voor de lezing over taoeages vorige week donderdag: ,,Gewoon leuke wetenswaardigheden. Onderwerpen waarvoor je geen hond op een avond zou krijgen, omdat daarvoor te weinig te vertellen is.”

SG is ‘horizontaal georganiseerd’, wat inhoudt dat iedereendezelfde taken heeft. ,,Dat heeft dit werk in zich, maar een nadeel is dat je versnippert”, vindt Vredeling. Haar dagindeling spreekt boekdelen. ,,Vandaag… op en neer naar de boekhandel, een stuk voor het jaarverslag schrijven, publicatie-materiaal maken en ermee naar de huisdrukkerij, een bundel informatie samenstellen voor de ingevallen voorzitster van de discussie dinsdagavond, haar inpraten over de gang van zaken, sprekers opbellen of ze mee willen eten, of ze apparatuur nodig hebben, zo ja, dat regelen bij het Audio-Visueel Centrum. Verder nog een hoop kleine, praktische dingen.”
Rommeltje

Het is dinsdagmiddag 22 oktober. Els Koppelman, Johan den Hartog en Marion Vredeling zijn aan het werk. Vanavond vinden de vaste lezingen plaats, en Vredeling is druk bezig met de voorbereidingen. Ze is bezig met een tekstje als inleiding, maar wordt geregeld van haar werk gehaald door de telefoon. Af en toe steekt Koppelman haar hoofd om de deur, om te kijken of de pc al vrij is. Den Hartog houdt de andere bezet.

Koppelman zit in de kamer tegenover Vredeling waar het een gezellig rommeltje is. Grote thermoskannen koffie en thee staan op tafel. Koppelman zit wat te knippen en te plakken. Affiches voor de tatoeëerder die donderdag een lezing komt geven. ,,De tekstjes moeten netjes onder elkaar op ons briefpapier. Met de computer kan dat niet.”

Hoewel de medewerkers ‘horizontaal’ werken, heeft iedereen toch zijn eigen specialiteiten. Zo heeft Koppelman de functie van ‘zeurpiet’ op zich genomen, ze doet de financiële zaken. ,,Niemand hier vindt dat leuk werk, maar ik vind het niet zo erg. Lekker een beetje zeuren tegen iedereen. Waar blijft dat geld nou? Ik houd ook mijn collega’s een beetje wakker. ‘Wist je dat je al zo veel aan het project hebt uitgegeven’, zeg ik af en toe voorzichtig.”

Koppelman toont zich een gezellige kletskous, met een meisjesachtige spontaniteit. Het knip- en plakwerk heeft er duidelijk onder te lijden. ,,In de krant las ik een artikel over tatoeages. Goh, dat is leuk, dacht ik. Zeker voor zo’n degelijke universiteit. Dan ga je alle tatoeage-clubjes afbellen. Aanvankelijk had ik Henk Schiffmacher van het tattoo-museum geregeld. Toen alles bijna rond was, kreeg hij een uitnodiging voor Nieuw-Zeeland. Dus moest ik iemand anders zoeken. Heen en weer rijden naar die persoon, informatie sturen. Vervolgens persberichten sturen, zorgen voor de locatie. Je bent zeker twee dagen bezig voor een presentatie van een half uur.”

,,Het is hartstikke leuk, een unieke baan. Maar je werkt je te pletter”, vat Koppelman haar werk samen. Maar er is ook een probeem, dat Koppelman met de meeste van haar collega’s deelt: ,,Ik kan geen krant lezen of tv-programma zien zonder te denken: hé, is dat wat. Af en toe is dat doodvermoeiend.”
Sneu


2 Marion Vredeling: ,,Het wordt nooit saai”

Vredeling wipt er ondertussen even tussenuit naar de boekhandel. Het is voor geïnteresseerden vanavond wel zo leukals ze een boek van de sprekers, de auterus Rogi Wieg en Tijs Goldschmidt, kunnen kopen. Op een dienstfiets rijdt Vredeling door de gang van WTM het gebouw uit. De boekhandel heeft zoals afgesproken drie exemplaren van ieder boek van Wieg besteld, maar het werk van Goldschmidt blijkt in herdruk. ,,Wat sneu, wat sneu voor Tijs”, betreurt Vredeling dit. ,,Sorry, overmacht”, excuseert de boekverkoopster zich.

Met een stapel boeken onder de arm, racet Vredeling weer terug naar WTM, hier en daar een inrijverbodsbord negerend. Terug op het honk, belt Vredeling direct naar Goldschmidt. ,,Loopt je boek zo goed? Het is niet meer te krijgen. Heb je zelf misschien nog een paar exemplaren?” Gelukkig, Goldschmidt is zo vriendelijk zelf wat mee te willen nemen.

Vervolgens rijdt Vredeling naar het Bouwkunde-paviljoen waar de workshop ‘De Tuin van Doppler’ plaatsvindt. Maar de deelnemers zijn in geen velden of wegen te bekennen. Geen secretaresse die weet waar ze uithangen. Dan maar naar IO, waar de workshop ‘Ontwerp een prothese voor een danser’ zijn voltooiing nadert.

In de werkplaats is een tiental artistiek ogende jongeren, gedeeltelijk TU-studenten, gedeeltelijk afkomstig van de kunstacademie, bezig met een creatief ontwerp dat met enige verbeelding iets van een prothese weg heeft. Begeleiders, onder wie een kunstenares en een danser, helpen bij de afwerking.

Touwtjes, geknoopt tussen de haren en de schoenen; ballonnen op de rug bevestigd; een webachtige constructie waarin alle ledematen zijn betrokken. Een medewerker van Werktuigbouwkunde, die beroepsmatig bezig is met het ontwikkelen van protheses, geeft toe in het begin even aan dit idee te moeten wennen. ,,Af en toe moet ik de neiging onderdrukken de ideeën te willen verbeteren.”
Verderop

Om vijf uur gaat de groep in optocht naar de Aula, waar de ontwerpen tot vervelens toe op foto en video worden vastgelegd. ,,Duidelijk een man”, lacht één van de dames over het lange cilindervormige ontwerp van één van haar cursusgenoten.

Vredeling haast zich ondertussen naar café Verderop, voor een gezamenlijk diner met collega Gertjan Broekman en de voorzitster van de geplande discussie vanavond, Liesbeth van der Kruit, programmamaakster bij Radio Rijnmond. Om onduidelijke redenen is ook de vrouwelijke secretaris-beheerder van WTM aanwezig. Wanneer de botten afgekloven zijn, en de gesprekken langzaam overgaan in geleuter, arriveren de beide sprekers van vanavond, Rogi Wieg en Tijs Goldschmidt, om nog even een kopje koffie mee te drinken. ,,Wat voor soort mensen komen er”, wil Goldschmidt nog even weten voor hij straks op moet. ,,Ja… eigenlijk allerlei mensen”, krijgt hij als antwoord.

De aanwezigen worden over de beschikbare auto’s verdeeld, en zo vertrekt het gezelschap naar Cultureel Centrum Mekelweg 10. Vredeling houdt haar openingspraatje waarin ze beweert dat in de wetenschap en de kunst de traditionele scheidslijnen steeds meer vervagen. Evolutiebioloog Tijs Goldschmidt mengde wetenschap en literatuur in zijn voor de AKO-prijsgenomineerde boek ‘Darwin’s Hofvijver’.

Auteur Rogi Wieg overschreed de grens vanaf de andere zijde. De literator met een een passie voor de natuurwetenschap, probeerde onder meer in zijn dichtbundel ‘Sneeuwvlok’ ‘metaforen te vinden voor wetenschappelijke zaken’. Anders dan Goldschmidt viel hem minder waardering ten deel: ,,Literatuurrecensenten wisten niet wat ze er mee aan moesten.”

In het debat dat volgde, bleken Goldschmidt en Wieg op hoofdpunten op één lijn te zitten: wetenschap moet leesbaarder, en alpha’s dienen ook wat van beta-zaken af te weten. ,,Ze waren het te veel met elkaar eens”, betreurt Vredeling na afloop. ,,In het voorgesprek was dat niet zo, maar ondertussen hebben ze elkaars werk gelezen.”
Tatoeage-model


3 De workshop ‘Ontwerp een prothese voor een danser’ nadert zijn voltooiing

We zijn inmiddels twee dagen verder, donderdag 24 oktober rond het middaguur. Vredeling en Koppelman zijn bezig de ’tent’ op te zetten bij de hoofdingang van het hoofdgebouw. Tatoeëerder Marco Bratt zal zo een lezing geven in de serie ‘De vrolijke Wetenschap’. Bratt en zijn uit de kluiten gewassen vriend annex tatoeage-model staan met de armen over elkaar te wachten tot de dames alle touwtjes hebben vastgeknoopt, en de hele tent met de gebruikelijke attributen hebben uitgedost.

,,Ik zou liever echt iemand tatoeëren, maar dat willen ze niet”, haalt de eigenaar van een Scheveningse tatoeage-zaak de schouders op. De tent staat, en Koppelman sleept een tafel aan. Bratt stalt zijn boeken en apparaten uit.

Het blijft rustig. Een heer op leeftijd laat zich uitgebreid over het tatoeage-vak voorlichten, maar verder loopt het niet storm. ,,Het blijkt tentamenperiode te zijn. Daar hadden we geen rekening mee gehouden”, zegt Koppelman. Geen drommen studenten dus om half één richting kantine. Maar de advertentie in Delta blijkt zijn uitwerking toch niet gemist te hebben. Als Bratt om kwart voor één zijn ‘lezing’ begint, leggen al gauw een dozijn nieuwsgierigen hun oor te luister.

Bratt vertelt over de culturele verscheidenheid van de tatoeage-motieven. De Maori’s, Japanners, en natuurlijk de traditionele zeemansmotieven. ,,Jezus, dat heb wel wat”, laat Bratt een voorbeeld zien. ,,Dat hebben de Latino-gangs in Amerika veel.” Hij ontbloot zijn been, een soort reclame-zuil voor potentiële klanten. ,,In Japan zitten tatoeages in de taboesfeer, omdat veel misdadigers zich laten tatoeëren. Als ik in een restaurant kom in Japan word ik geweigerd.”

Met name de beide tentenbouwers lopen over van enthousiasme en bestoken hun ruige gast met vragen. ,,Op je buik?”, wil Koppelman weten. ,,Dat is moeilijk. Een harde ondergrond werkt makkelijker.”

Kwart over één en de lezing is afgelopen. Geïnteresseerden praten nog wat na. Vredeling is erg tevreden. ,,Normaal kom je toch nooit met zulke mensen in contact.” Wijzend op de zwijgzame metgezel van Bratt, fluisterend: ,,Als je die op straat tegenkomt ga je normaal een blokje om. Wij hebben niet alleen een brugfunctie tussen de verschillende wetenschappen, maar ook tussen de universiteit en de wereld daarbuiten.”
———————————————

‘Stootblok tegen het gebral van deze eeuw’

Vijftig jaar geleden zag Studium Generale het levenslicht. De apathie van een deel van de academische wereld ten tijde van de bezetting, was een belangrijk motief voor de oprichting. De ivoren toren van de wetenschap, een gevolg van de steeds verder gaande specialisatie, had zijn schaduwzijde getoond. Het intellectuele bastion moest worden gewezen op de politieke en maatschappelijke verantwoordelijkheden.

Vijf jaar na de oprichting verscheen een evaluatierapport, waarin de visie die men destijds op de functie van SG had, goed werd verwoord: ,,Vroeger bestond aan een universiteit voor elke student ruimschoots gelegenheid zich algemeen te ontwikkelen en buiten zijn vak te oriënteren. Door de overbelasting der onderwijsprogramma’s, wellicht ook door de gewijzigde mentaliteit der studenten, is dit thans veranderd. (..) Studium Generale is bedoeld als een soort algemene propedeuse voor studenten in alle faculteiten.”

De belangstelling was overweldigend vlak na de oorlog. Uitpuilende zalen gevuld met honderden studenten vormden geen uitzondering. Wijsgerige en soms theologische onderwerpen stonden centraal in deze beginperiode. Het negentiende-eeuwse Bildungs-ideaal klonk nog door, zoals de Utrechtse hoogleraar prof.dr. G. Quispel in 1960 nog formuleerde: ,,Het Studium Generale is bedoeld als een stootblok tegen het gebral dezer eeuw. Het is in het leven geroepen omdat de senaat vreesde dat de universiteit specialisten zou gaan kweken, die de nodige beschaving misten om hun roeping als intellectueel te vervullen.”

Maar de tijden waren aan het veranderen, en SG werd de vertolker van een nieuwe tijdgeest. Lezingenseries als ‘Crisis van den geest’ of ‘Aspecten van het religieuze lied’, werden verdrongen door Marx, Marcuse en Habermas. Bij SG werden politieke en ideologische debatten gevoerd. Nieuwe disciplines als vrouwenstudies en homostudies vonden bescherming onder haar beschermende vleugels. SG werd de lastige luis in de pels van de conservatieve universiteit.

Maar de interesse voor ideologisch getinte onderwerpen nam snel af naarmate de jaren tachtig vorderden. Met enige vertraging werkte deze cultuuromslag ook door in het programma-aanbod. De onderwerpen werden breder, daarnaast deden nieuwe vormen hun intrede. Lezingen konden ondersteund worden door nieuwe technieken zoals video, verder kwamen er bijvoorbeeld ook korte presentaties, workshops en muziekuitvoeringen.
Wildgroei


4 ,,We kiezen onderwerpen die niet te voor de hand liggend zijn”

De diversiteit aan behandelde onderwerpen is de laatste jaren enorm. De verschillende SG’s in Nederland varen echter alle hun eigen koers. Het verst uiteen liggen Utrecht en Tilburg. Utrecht is het meest traditioneel, met vooral degelijkelezingen over onderwerpen als ‘de grote filosofieën’ en ‘de grote godsdiensten’. De medewerkers waken voor oppervlakkigheid en wildgroei. SG Tilburg heeft zich daarentegen van de strakke academische leiband losgerukt. Zo stonden kortgeleden onderwerpen als bungy-jumping en piercing op het programma.

Delft neemt een middenpositie in tussen Utrecht en Tilburg. Maar de vijf medewerkers van SG Delft hebben uiteenlopende persoonlijke interesses. Gertjan Broekman en Marion Vredeling hebben een voorliefde voor filosofisch getinte onderwerpen. Maar de lezing over tatoeages bedacht door Els Koppelman kan volgens een Utrechtse collega niet door de beugel.

SG is in de loop van de vijftig jaar professioneler geworden. Vroeger werd de functie van medewerker bij SG beschouwd als doorstroombaan. Tegenwoordig zitten veel mederwerkers al meer dan tien jaar op hun plek. Verder zijn de folders in tegenstelling tot vroeger professioneel vormgegeven. Saillant detail: de bezoersaantallen van net na de oorlog worden nog niet gehaald, maar er is een duidelijke opleving in de belangstelling. Naast universitaire medewerkers en studenten, trekt SG ook steeds meer mensen van ‘buiten’.

Kees Versluis

,,,

Ter vergroting van het ‘maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef’ gaf de minister vijftig jaar geleden opdracht tot de oprichting van Studium Generale (SG). Het gezicht van SG is in die afgelopen vijftig jaar aan verandering onderhevig geweest. Van gedegen culturele vorming, via Marx, naar een tijd waarin bijna alles kan, van filosofie tot bungy-jumping. ,,Een ontzettend mooie baan, maar je werkt je te pletter.”


1 Knippen en plakken om een affiche voor de tatoeëerder te maken

Studium Generale Delft is gehuisvest in het WTM-pand aan de Kanaalweg. Drie kamers staan tot de beschikking van de vijf medewerkers die allen een aanstelling hebben voor tweeëneenhalve dag per week. ,,Allemaal tamelijk veelzijdige mensen”, omschrijft Marion Vredeling het vijftal waaruit SG Delft bestaat. Alle vijf werken ze al minstens acht jaar bij SG, en veelzijdigheid is daar ergens een logisch gevolg van. ,,Je bent zelf de hele tijd aan het studeren. Dat is hèt motief om hier te blijven. Het wordt nooit saai, je ontmoet steeds nieuwe dingen”, legt Vredeling uit.

Naast Vredeling, die bouwkunde gestudeerd heeft, maken Gertjan Broekman (natuurkunde) Els Koppelman (docente geschiedenis), Johan den Hartog (theaterdocent) en Pauline Harmsen (politicologe) deel uit van SG in Delft. Het gemêleerde gezelschap heeft nog een zweem van de jaren zeventig over zich. Het culturele en maatschappelijke zendelingenwerk in de Delftse barbarij voeren ze vol overgave uit.

Vijf aanstellingen voor tweeëneenhalve dag in de week is daarvoor veel te weinig, vinden ze zelf. ,,Een structurele overbelasting van het zittende personeel”, heet het in het jaarverslag. ,,Chronisch overwerk”, klaagt Vredeling.

Eenmaal in de twee weken is er intern overleg. Ideeën worden voorgelegd en besproken, luchtbellen doorgeprikt. ,,Lange sessies. Heel dodelijk. Aan het eind is iedereen helemaal kapot”, vertelt Koppelman.

Alle vijf zijn ze verantwoordelijk voor de activiteiten, maar de meeste projecten worden door één persoon georganiseerd. ,,We kiezen onderwerpen die niet te voor de hand liggend zijn”, zegt Marion Vredeling, de vrouw achter het nu lopende programma ‘Kunst & Wetenschap in Beweging’. Lezingen op de vaste dinsdagavond en een tweetal workshops zijn onder meer door haar georganiseerd.

Naast het hoofdprogramma kent SG ook kleinere nevenactiviteiten. ‘Muziek tussen de middag’ bijvoorbeeld, en het maandelijks van faculteit naar faculteit rondtrekkende SG-paviljoen, waarin onder de naam ‘De vrolijke wetenschap’ luchtiger onderwerpen aan bod komen. Els Koppelman, verantwoordelijk voor de lezing over taoeages vorige week donderdag: ,,Gewoon leuke wetenswaardigheden. Onderwerpen waarvoor je geen hond op een avond zou krijgen, omdat daarvoor te weinig te vertellen is.”

SG is ‘horizontaal georganiseerd’, wat inhoudt dat iedereendezelfde taken heeft. ,,Dat heeft dit werk in zich, maar een nadeel is dat je versnippert”, vindt Vredeling. Haar dagindeling spreekt boekdelen. ,,Vandaag… op en neer naar de boekhandel, een stuk voor het jaarverslag schrijven, publicatie-materiaal maken en ermee naar de huisdrukkerij, een bundel informatie samenstellen voor de ingevallen voorzitster van de discussie dinsdagavond, haar inpraten over de gang van zaken, sprekers opbellen of ze mee willen eten, of ze apparatuur nodig hebben, zo ja, dat regelen bij het Audio-Visueel Centrum. Verder nog een hoop kleine, praktische dingen.”
Rommeltje

Het is dinsdagmiddag 22 oktober. Els Koppelman, Johan den Hartog en Marion Vredeling zijn aan het werk. Vanavond vinden de vaste lezingen plaats, en Vredeling is druk bezig met de voorbereidingen. Ze is bezig met een tekstje als inleiding, maar wordt geregeld van haar werk gehaald door de telefoon. Af en toe steekt Koppelman haar hoofd om de deur, om te kijken of de pc al vrij is. Den Hartog houdt de andere bezet.

Koppelman zit in de kamer tegenover Vredeling waar het een gezellig rommeltje is. Grote thermoskannen koffie en thee staan op tafel. Koppelman zit wat te knippen en te plakken. Affiches voor de tatoeëerder die donderdag een lezing komt geven. ,,De tekstjes moeten netjes onder elkaar op ons briefpapier. Met de computer kan dat niet.”

Hoewel de medewerkers ‘horizontaal’ werken, heeft iedereen toch zijn eigen specialiteiten. Zo heeft Koppelman de functie van ‘zeurpiet’ op zich genomen, ze doet de financiële zaken. ,,Niemand hier vindt dat leuk werk, maar ik vind het niet zo erg. Lekker een beetje zeuren tegen iedereen. Waar blijft dat geld nou? Ik houd ook mijn collega’s een beetje wakker. ‘Wist je dat je al zo veel aan het project hebt uitgegeven’, zeg ik af en toe voorzichtig.”

Koppelman toont zich een gezellige kletskous, met een meisjesachtige spontaniteit. Het knip- en plakwerk heeft er duidelijk onder te lijden. ,,In de krant las ik een artikel over tatoeages. Goh, dat is leuk, dacht ik. Zeker voor zo’n degelijke universiteit. Dan ga je alle tatoeage-clubjes afbellen. Aanvankelijk had ik Henk Schiffmacher van het tattoo-museum geregeld. Toen alles bijna rond was, kreeg hij een uitnodiging voor Nieuw-Zeeland. Dus moest ik iemand anders zoeken. Heen en weer rijden naar die persoon, informatie sturen. Vervolgens persberichten sturen, zorgen voor de locatie. Je bent zeker twee dagen bezig voor een presentatie van een half uur.”

,,Het is hartstikke leuk, een unieke baan. Maar je werkt je te pletter”, vat Koppelman haar werk samen. Maar er is ook een probeem, dat Koppelman met de meeste van haar collega’s deelt: ,,Ik kan geen krant lezen of tv-programma zien zonder te denken: hé, is dat wat. Af en toe is dat doodvermoeiend.”
Sneu


2 Marion Vredeling: ,,Het wordt nooit saai”

Vredeling wipt er ondertussen even tussenuit naar de boekhandel. Het is voor geïnteresseerden vanavond wel zo leukals ze een boek van de sprekers, de auterus Rogi Wieg en Tijs Goldschmidt, kunnen kopen. Op een dienstfiets rijdt Vredeling door de gang van WTM het gebouw uit. De boekhandel heeft zoals afgesproken drie exemplaren van ieder boek van Wieg besteld, maar het werk van Goldschmidt blijkt in herdruk. ,,Wat sneu, wat sneu voor Tijs”, betreurt Vredeling dit. ,,Sorry, overmacht”, excuseert de boekverkoopster zich.

Met een stapel boeken onder de arm, racet Vredeling weer terug naar WTM, hier en daar een inrijverbodsbord negerend. Terug op het honk, belt Vredeling direct naar Goldschmidt. ,,Loopt je boek zo goed? Het is niet meer te krijgen. Heb je zelf misschien nog een paar exemplaren?” Gelukkig, Goldschmidt is zo vriendelijk zelf wat mee te willen nemen.

Vervolgens rijdt Vredeling naar het Bouwkunde-paviljoen waar de workshop ‘De Tuin van Doppler’ plaatsvindt. Maar de deelnemers zijn in geen velden of wegen te bekennen. Geen secretaresse die weet waar ze uithangen. Dan maar naar IO, waar de workshop ‘Ontwerp een prothese voor een danser’ zijn voltooiing nadert.

In de werkplaats is een tiental artistiek ogende jongeren, gedeeltelijk TU-studenten, gedeeltelijk afkomstig van de kunstacademie, bezig met een creatief ontwerp dat met enige verbeelding iets van een prothese weg heeft. Begeleiders, onder wie een kunstenares en een danser, helpen bij de afwerking.

Touwtjes, geknoopt tussen de haren en de schoenen; ballonnen op de rug bevestigd; een webachtige constructie waarin alle ledematen zijn betrokken. Een medewerker van Werktuigbouwkunde, die beroepsmatig bezig is met het ontwikkelen van protheses, geeft toe in het begin even aan dit idee te moeten wennen. ,,Af en toe moet ik de neiging onderdrukken de ideeën te willen verbeteren.”
Verderop

Om vijf uur gaat de groep in optocht naar de Aula, waar de ontwerpen tot vervelens toe op foto en video worden vastgelegd. ,,Duidelijk een man”, lacht één van de dames over het lange cilindervormige ontwerp van één van haar cursusgenoten.

Vredeling haast zich ondertussen naar café Verderop, voor een gezamenlijk diner met collega Gertjan Broekman en de voorzitster van de geplande discussie vanavond, Liesbeth van der Kruit, programmamaakster bij Radio Rijnmond. Om onduidelijke redenen is ook de vrouwelijke secretaris-beheerder van WTM aanwezig. Wanneer de botten afgekloven zijn, en de gesprekken langzaam overgaan in geleuter, arriveren de beide sprekers van vanavond, Rogi Wieg en Tijs Goldschmidt, om nog even een kopje koffie mee te drinken. ,,Wat voor soort mensen komen er”, wil Goldschmidt nog even weten voor hij straks op moet. ,,Ja… eigenlijk allerlei mensen”, krijgt hij als antwoord.

De aanwezigen worden over de beschikbare auto’s verdeeld, en zo vertrekt het gezelschap naar Cultureel Centrum Mekelweg 10. Vredeling houdt haar openingspraatje waarin ze beweert dat in de wetenschap en de kunst de traditionele scheidslijnen steeds meer vervagen. Evolutiebioloog Tijs Goldschmidt mengde wetenschap en literatuur in zijn voor de AKO-prijsgenomineerde boek ‘Darwin’s Hofvijver’.

Auteur Rogi Wieg overschreed de grens vanaf de andere zijde. De literator met een een passie voor de natuurwetenschap, probeerde onder meer in zijn dichtbundel ‘Sneeuwvlok’ ‘metaforen te vinden voor wetenschappelijke zaken’. Anders dan Goldschmidt viel hem minder waardering ten deel: ,,Literatuurrecensenten wisten niet wat ze er mee aan moesten.”

In het debat dat volgde, bleken Goldschmidt en Wieg op hoofdpunten op één lijn te zitten: wetenschap moet leesbaarder, en alpha’s dienen ook wat van beta-zaken af te weten. ,,Ze waren het te veel met elkaar eens”, betreurt Vredeling na afloop. ,,In het voorgesprek was dat niet zo, maar ondertussen hebben ze elkaars werk gelezen.”
Tatoeage-model


3 De workshop ‘Ontwerp een prothese voor een danser’ nadert zijn voltooiing

We zijn inmiddels twee dagen verder, donderdag 24 oktober rond het middaguur. Vredeling en Koppelman zijn bezig de ’tent’ op te zetten bij de hoofdingang van het hoofdgebouw. Tatoeëerder Marco Bratt zal zo een lezing geven in de serie ‘De vrolijke Wetenschap’. Bratt en zijn uit de kluiten gewassen vriend annex tatoeage-model staan met de armen over elkaar te wachten tot de dames alle touwtjes hebben vastgeknoopt, en de hele tent met de gebruikelijke attributen hebben uitgedost.

,,Ik zou liever echt iemand tatoeëren, maar dat willen ze niet”, haalt de eigenaar van een Scheveningse tatoeage-zaak de schouders op. De tent staat, en Koppelman sleept een tafel aan. Bratt stalt zijn boeken en apparaten uit.

Het blijft rustig. Een heer op leeftijd laat zich uitgebreid over het tatoeage-vak voorlichten, maar verder loopt het niet storm. ,,Het blijkt tentamenperiode te zijn. Daar hadden we geen rekening mee gehouden”, zegt Koppelman. Geen drommen studenten dus om half één richting kantine. Maar de advertentie in Delta blijkt zijn uitwerking toch niet gemist te hebben. Als Bratt om kwart voor één zijn ‘lezing’ begint, leggen al gauw een dozijn nieuwsgierigen hun oor te luister.

Bratt vertelt over de culturele verscheidenheid van de tatoeage-motieven. De Maori’s, Japanners, en natuurlijk de traditionele zeemansmotieven. ,,Jezus, dat heb wel wat”, laat Bratt een voorbeeld zien. ,,Dat hebben de Latino-gangs in Amerika veel.” Hij ontbloot zijn been, een soort reclame-zuil voor potentiële klanten. ,,In Japan zitten tatoeages in de taboesfeer, omdat veel misdadigers zich laten tatoeëren. Als ik in een restaurant kom in Japan word ik geweigerd.”

Met name de beide tentenbouwers lopen over van enthousiasme en bestoken hun ruige gast met vragen. ,,Op je buik?”, wil Koppelman weten. ,,Dat is moeilijk. Een harde ondergrond werkt makkelijker.”

Kwart over één en de lezing is afgelopen. Geïnteresseerden praten nog wat na. Vredeling is erg tevreden. ,,Normaal kom je toch nooit met zulke mensen in contact.” Wijzend op de zwijgzame metgezel van Bratt, fluisterend: ,,Als je die op straat tegenkomt ga je normaal een blokje om. Wij hebben niet alleen een brugfunctie tussen de verschillende wetenschappen, maar ook tussen de universiteit en de wereld daarbuiten.”
———————————————

‘Stootblok tegen het gebral van deze eeuw’

Vijftig jaar geleden zag Studium Generale het levenslicht. De apathie van een deel van de academische wereld ten tijde van de bezetting, was een belangrijk motief voor de oprichting. De ivoren toren van de wetenschap, een gevolg van de steeds verder gaande specialisatie, had zijn schaduwzijde getoond. Het intellectuele bastion moest worden gewezen op de politieke en maatschappelijke verantwoordelijkheden.

Vijf jaar na de oprichting verscheen een evaluatierapport, waarin de visie die men destijds op de functie van SG had, goed werd verwoord: ,,Vroeger bestond aan een universiteit voor elke student ruimschoots gelegenheid zich algemeen te ontwikkelen en buiten zijn vak te oriënteren. Door de overbelasting der onderwijsprogramma’s, wellicht ook door de gewijzigde mentaliteit der studenten, is dit thans veranderd. (..) Studium Generale is bedoeld als een soort algemene propedeuse voor studenten in alle faculteiten.”

De belangstelling was overweldigend vlak na de oorlog. Uitpuilende zalen gevuld met honderden studenten vormden geen uitzondering. Wijsgerige en soms theologische onderwerpen stonden centraal in deze beginperiode. Het negentiende-eeuwse Bildungs-ideaal klonk nog door, zoals de Utrechtse hoogleraar prof.dr. G. Quispel in 1960 nog formuleerde: ,,Het Studium Generale is bedoeld als een stootblok tegen het gebral dezer eeuw. Het is in het leven geroepen omdat de senaat vreesde dat de universiteit specialisten zou gaan kweken, die de nodige beschaving misten om hun roeping als intellectueel te vervullen.”

Maar de tijden waren aan het veranderen, en SG werd de vertolker van een nieuwe tijdgeest. Lezingenseries als ‘Crisis van den geest’ of ‘Aspecten van het religieuze lied’, werden verdrongen door Marx, Marcuse en Habermas. Bij SG werden politieke en ideologische debatten gevoerd. Nieuwe disciplines als vrouwenstudies en homostudies vonden bescherming onder haar beschermende vleugels. SG werd de lastige luis in de pels van de conservatieve universiteit.

Maar de interesse voor ideologisch getinte onderwerpen nam snel af naarmate de jaren tachtig vorderden. Met enige vertraging werkte deze cultuuromslag ook door in het programma-aanbod. De onderwerpen werden breder, daarnaast deden nieuwe vormen hun intrede. Lezingen konden ondersteund worden door nieuwe technieken zoals video, verder kwamen er bijvoorbeeld ook korte presentaties, workshops en muziekuitvoeringen.
Wildgroei


4 ,,We kiezen onderwerpen die niet te voor de hand liggend zijn”

De diversiteit aan behandelde onderwerpen is de laatste jaren enorm. De verschillende SG’s in Nederland varen echter alle hun eigen koers. Het verst uiteen liggen Utrecht en Tilburg. Utrecht is het meest traditioneel, met vooral degelijkelezingen over onderwerpen als ‘de grote filosofieën’ en ‘de grote godsdiensten’. De medewerkers waken voor oppervlakkigheid en wildgroei. SG Tilburg heeft zich daarentegen van de strakke academische leiband losgerukt. Zo stonden kortgeleden onderwerpen als bungy-jumping en piercing op het programma.

Delft neemt een middenpositie in tussen Utrecht en Tilburg. Maar de vijf medewerkers van SG Delft hebben uiteenlopende persoonlijke interesses. Gertjan Broekman en Marion Vredeling hebben een voorliefde voor filosofisch getinte onderwerpen. Maar de lezing over tatoeages bedacht door Els Koppelman kan volgens een Utrechtse collega niet door de beugel.

SG is in de loop van de vijftig jaar professioneler geworden. Vroeger werd de functie van medewerker bij SG beschouwd als doorstroombaan. Tegenwoordig zitten veel mederwerkers al meer dan tien jaar op hun plek. Verder zijn de folders in tegenstelling tot vroeger professioneel vormgegeven. Saillant detail: de bezoersaantallen van net na de oorlog worden nog niet gehaald, maar er is een duidelijke opleving in de belangstelling. Naast universitaire medewerkers en studenten, trekt SG ook steeds meer mensen van ‘buiten’.

Kees Versluis

Ter vergroting van het ‘maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef’ gaf de minister vijftig jaar geleden opdracht tot de oprichting van Studium Generale (SG). Het gezicht van SG is in die afgelopen vijftig jaar aan verandering onderhevig geweest. Van gedegen culturele vorming, via Marx, naar een tijd waarin bijna alles kan, van filosofie tot bungy-jumping. ,,Een ontzettend mooie baan, maar je werkt je te pletter.”


1 Knippen en plakken om een affiche voor de tatoeëerder te maken

Studium Generale Delft is gehuisvest in het WTM-pand aan de Kanaalweg. Drie kamers staan tot de beschikking van de vijf medewerkers die allen een aanstelling hebben voor tweeëneenhalve dag per week. ,,Allemaal tamelijk veelzijdige mensen”, omschrijft Marion Vredeling het vijftal waaruit SG Delft bestaat. Alle vijf werken ze al minstens acht jaar bij SG, en veelzijdigheid is daar ergens een logisch gevolg van. ,,Je bent zelf de hele tijd aan het studeren. Dat is hèt motief om hier te blijven. Het wordt nooit saai, je ontmoet steeds nieuwe dingen”, legt Vredeling uit.

Naast Vredeling, die bouwkunde gestudeerd heeft, maken Gertjan Broekman (natuurkunde) Els Koppelman (docente geschiedenis), Johan den Hartog (theaterdocent) en Pauline Harmsen (politicologe) deel uit van SG in Delft. Het gemêleerde gezelschap heeft nog een zweem van de jaren zeventig over zich. Het culturele en maatschappelijke zendelingenwerk in de Delftse barbarij voeren ze vol overgave uit.

Vijf aanstellingen voor tweeëneenhalve dag in de week is daarvoor veel te weinig, vinden ze zelf. ,,Een structurele overbelasting van het zittende personeel”, heet het in het jaarverslag. ,,Chronisch overwerk”, klaagt Vredeling.

Eenmaal in de twee weken is er intern overleg. Ideeën worden voorgelegd en besproken, luchtbellen doorgeprikt. ,,Lange sessies. Heel dodelijk. Aan het eind is iedereen helemaal kapot”, vertelt Koppelman.

Alle vijf zijn ze verantwoordelijk voor de activiteiten, maar de meeste projecten worden door één persoon georganiseerd. ,,We kiezen onderwerpen die niet te voor de hand liggend zijn”, zegt Marion Vredeling, de vrouw achter het nu lopende programma ‘Kunst & Wetenschap in Beweging’. Lezingen op de vaste dinsdagavond en een tweetal workshops zijn onder meer door haar georganiseerd.

Naast het hoofdprogramma kent SG ook kleinere nevenactiviteiten. ‘Muziek tussen de middag’ bijvoorbeeld, en het maandelijks van faculteit naar faculteit rondtrekkende SG-paviljoen, waarin onder de naam ‘De vrolijke wetenschap’ luchtiger onderwerpen aan bod komen. Els Koppelman, verantwoordelijk voor de lezing over taoeages vorige week donderdag: ,,Gewoon leuke wetenswaardigheden. Onderwerpen waarvoor je geen hond op een avond zou krijgen, omdat daarvoor te weinig te vertellen is.”

SG is ‘horizontaal georganiseerd’, wat inhoudt dat iedereendezelfde taken heeft. ,,Dat heeft dit werk in zich, maar een nadeel is dat je versnippert”, vindt Vredeling. Haar dagindeling spreekt boekdelen. ,,Vandaag… op en neer naar de boekhandel, een stuk voor het jaarverslag schrijven, publicatie-materiaal maken en ermee naar de huisdrukkerij, een bundel informatie samenstellen voor de ingevallen voorzitster van de discussie dinsdagavond, haar inpraten over de gang van zaken, sprekers opbellen of ze mee willen eten, of ze apparatuur nodig hebben, zo ja, dat regelen bij het Audio-Visueel Centrum. Verder nog een hoop kleine, praktische dingen.”
Rommeltje

Het is dinsdagmiddag 22 oktober. Els Koppelman, Johan den Hartog en Marion Vredeling zijn aan het werk. Vanavond vinden de vaste lezingen plaats, en Vredeling is druk bezig met de voorbereidingen. Ze is bezig met een tekstje als inleiding, maar wordt geregeld van haar werk gehaald door de telefoon. Af en toe steekt Koppelman haar hoofd om de deur, om te kijken of de pc al vrij is. Den Hartog houdt de andere bezet.

Koppelman zit in de kamer tegenover Vredeling waar het een gezellig rommeltje is. Grote thermoskannen koffie en thee staan op tafel. Koppelman zit wat te knippen en te plakken. Affiches voor de tatoeëerder die donderdag een lezing komt geven. ,,De tekstjes moeten netjes onder elkaar op ons briefpapier. Met de computer kan dat niet.”

Hoewel de medewerkers ‘horizontaal’ werken, heeft iedereen toch zijn eigen specialiteiten. Zo heeft Koppelman de functie van ‘zeurpiet’ op zich genomen, ze doet de financiële zaken. ,,Niemand hier vindt dat leuk werk, maar ik vind het niet zo erg. Lekker een beetje zeuren tegen iedereen. Waar blijft dat geld nou? Ik houd ook mijn collega’s een beetje wakker. ‘Wist je dat je al zo veel aan het project hebt uitgegeven’, zeg ik af en toe voorzichtig.”

Koppelman toont zich een gezellige kletskous, met een meisjesachtige spontaniteit. Het knip- en plakwerk heeft er duidelijk onder te lijden. ,,In de krant las ik een artikel over tatoeages. Goh, dat is leuk, dacht ik. Zeker voor zo’n degelijke universiteit. Dan ga je alle tatoeage-clubjes afbellen. Aanvankelijk had ik Henk Schiffmacher van het tattoo-museum geregeld. Toen alles bijna rond was, kreeg hij een uitnodiging voor Nieuw-Zeeland. Dus moest ik iemand anders zoeken. Heen en weer rijden naar die persoon, informatie sturen. Vervolgens persberichten sturen, zorgen voor de locatie. Je bent zeker twee dagen bezig voor een presentatie van een half uur.”

,,Het is hartstikke leuk, een unieke baan. Maar je werkt je te pletter”, vat Koppelman haar werk samen. Maar er is ook een probeem, dat Koppelman met de meeste van haar collega’s deelt: ,,Ik kan geen krant lezen of tv-programma zien zonder te denken: hé, is dat wat. Af en toe is dat doodvermoeiend.”
Sneu


2 Marion Vredeling: ,,Het wordt nooit saai”

Vredeling wipt er ondertussen even tussenuit naar de boekhandel. Het is voor geïnteresseerden vanavond wel zo leukals ze een boek van de sprekers, de auterus Rogi Wieg en Tijs Goldschmidt, kunnen kopen. Op een dienstfiets rijdt Vredeling door de gang van WTM het gebouw uit. De boekhandel heeft zoals afgesproken drie exemplaren van ieder boek van Wieg besteld, maar het werk van Goldschmidt blijkt in herdruk. ,,Wat sneu, wat sneu voor Tijs”, betreurt Vredeling dit. ,,Sorry, overmacht”, excuseert de boekverkoopster zich.

Met een stapel boeken onder de arm, racet Vredeling weer terug naar WTM, hier en daar een inrijverbodsbord negerend. Terug op het honk, belt Vredeling direct naar Goldschmidt. ,,Loopt je boek zo goed? Het is niet meer te krijgen. Heb je zelf misschien nog een paar exemplaren?” Gelukkig, Goldschmidt is zo vriendelijk zelf wat mee te willen nemen.

Vervolgens rijdt Vredeling naar het Bouwkunde-paviljoen waar de workshop ‘De Tuin van Doppler’ plaatsvindt. Maar de deelnemers zijn in geen velden of wegen te bekennen. Geen secretaresse die weet waar ze uithangen. Dan maar naar IO, waar de workshop ‘Ontwerp een prothese voor een danser’ zijn voltooiing nadert.

In de werkplaats is een tiental artistiek ogende jongeren, gedeeltelijk TU-studenten, gedeeltelijk afkomstig van de kunstacademie, bezig met een creatief ontwerp dat met enige verbeelding iets van een prothese weg heeft. Begeleiders, onder wie een kunstenares en een danser, helpen bij de afwerking.

Touwtjes, geknoopt tussen de haren en de schoenen; ballonnen op de rug bevestigd; een webachtige constructie waarin alle ledematen zijn betrokken. Een medewerker van Werktuigbouwkunde, die beroepsmatig bezig is met het ontwikkelen van protheses, geeft toe in het begin even aan dit idee te moeten wennen. ,,Af en toe moet ik de neiging onderdrukken de ideeën te willen verbeteren.”
Verderop

Om vijf uur gaat de groep in optocht naar de Aula, waar de ontwerpen tot vervelens toe op foto en video worden vastgelegd. ,,Duidelijk een man”, lacht één van de dames over het lange cilindervormige ontwerp van één van haar cursusgenoten.

Vredeling haast zich ondertussen naar café Verderop, voor een gezamenlijk diner met collega Gertjan Broekman en de voorzitster van de geplande discussie vanavond, Liesbeth van der Kruit, programmamaakster bij Radio Rijnmond. Om onduidelijke redenen is ook de vrouwelijke secretaris-beheerder van WTM aanwezig. Wanneer de botten afgekloven zijn, en de gesprekken langzaam overgaan in geleuter, arriveren de beide sprekers van vanavond, Rogi Wieg en Tijs Goldschmidt, om nog even een kopje koffie mee te drinken. ,,Wat voor soort mensen komen er”, wil Goldschmidt nog even weten voor hij straks op moet. ,,Ja… eigenlijk allerlei mensen”, krijgt hij als antwoord.

De aanwezigen worden over de beschikbare auto’s verdeeld, en zo vertrekt het gezelschap naar Cultureel Centrum Mekelweg 10. Vredeling houdt haar openingspraatje waarin ze beweert dat in de wetenschap en de kunst de traditionele scheidslijnen steeds meer vervagen. Evolutiebioloog Tijs Goldschmidt mengde wetenschap en literatuur in zijn voor de AKO-prijsgenomineerde boek ‘Darwin’s Hofvijver’.

Auteur Rogi Wieg overschreed de grens vanaf de andere zijde. De literator met een een passie voor de natuurwetenschap, probeerde onder meer in zijn dichtbundel ‘Sneeuwvlok’ ‘metaforen te vinden voor wetenschappelijke zaken’. Anders dan Goldschmidt viel hem minder waardering ten deel: ,,Literatuurrecensenten wisten niet wat ze er mee aan moesten.”

In het debat dat volgde, bleken Goldschmidt en Wieg op hoofdpunten op één lijn te zitten: wetenschap moet leesbaarder, en alpha’s dienen ook wat van beta-zaken af te weten. ,,Ze waren het te veel met elkaar eens”, betreurt Vredeling na afloop. ,,In het voorgesprek was dat niet zo, maar ondertussen hebben ze elkaars werk gelezen.”
Tatoeage-model


3 De workshop ‘Ontwerp een prothese voor een danser’ nadert zijn voltooiing

We zijn inmiddels twee dagen verder, donderdag 24 oktober rond het middaguur. Vredeling en Koppelman zijn bezig de ’tent’ op te zetten bij de hoofdingang van het hoofdgebouw. Tatoeëerder Marco Bratt zal zo een lezing geven in de serie ‘De vrolijke Wetenschap’. Bratt en zijn uit de kluiten gewassen vriend annex tatoeage-model staan met de armen over elkaar te wachten tot de dames alle touwtjes hebben vastgeknoopt, en de hele tent met de gebruikelijke attributen hebben uitgedost.

,,Ik zou liever echt iemand tatoeëren, maar dat willen ze niet”, haalt de eigenaar van een Scheveningse tatoeage-zaak de schouders op. De tent staat, en Koppelman sleept een tafel aan. Bratt stalt zijn boeken en apparaten uit.

Het blijft rustig. Een heer op leeftijd laat zich uitgebreid over het tatoeage-vak voorlichten, maar verder loopt het niet storm. ,,Het blijkt tentamenperiode te zijn. Daar hadden we geen rekening mee gehouden”, zegt Koppelman. Geen drommen studenten dus om half één richting kantine. Maar de advertentie in Delta blijkt zijn uitwerking toch niet gemist te hebben. Als Bratt om kwart voor één zijn ‘lezing’ begint, leggen al gauw een dozijn nieuwsgierigen hun oor te luister.

Bratt vertelt over de culturele verscheidenheid van de tatoeage-motieven. De Maori’s, Japanners, en natuurlijk de traditionele zeemansmotieven. ,,Jezus, dat heb wel wat”, laat Bratt een voorbeeld zien. ,,Dat hebben de Latino-gangs in Amerika veel.” Hij ontbloot zijn been, een soort reclame-zuil voor potentiële klanten. ,,In Japan zitten tatoeages in de taboesfeer, omdat veel misdadigers zich laten tatoeëren. Als ik in een restaurant kom in Japan word ik geweigerd.”

Met name de beide tentenbouwers lopen over van enthousiasme en bestoken hun ruige gast met vragen. ,,Op je buik?”, wil Koppelman weten. ,,Dat is moeilijk. Een harde ondergrond werkt makkelijker.”

Kwart over één en de lezing is afgelopen. Geïnteresseerden praten nog wat na. Vredeling is erg tevreden. ,,Normaal kom je toch nooit met zulke mensen in contact.” Wijzend op de zwijgzame metgezel van Bratt, fluisterend: ,,Als je die op straat tegenkomt ga je normaal een blokje om. Wij hebben niet alleen een brugfunctie tussen de verschillende wetenschappen, maar ook tussen de universiteit en de wereld daarbuiten.”
———————————————

‘Stootblok tegen het gebral van deze eeuw’

Vijftig jaar geleden zag Studium Generale het levenslicht. De apathie van een deel van de academische wereld ten tijde van de bezetting, was een belangrijk motief voor de oprichting. De ivoren toren van de wetenschap, een gevolg van de steeds verder gaande specialisatie, had zijn schaduwzijde getoond. Het intellectuele bastion moest worden gewezen op de politieke en maatschappelijke verantwoordelijkheden.

Vijf jaar na de oprichting verscheen een evaluatierapport, waarin de visie die men destijds op de functie van SG had, goed werd verwoord: ,,Vroeger bestond aan een universiteit voor elke student ruimschoots gelegenheid zich algemeen te ontwikkelen en buiten zijn vak te oriënteren. Door de overbelasting der onderwijsprogramma’s, wellicht ook door de gewijzigde mentaliteit der studenten, is dit thans veranderd. (..) Studium Generale is bedoeld als een soort algemene propedeuse voor studenten in alle faculteiten.”

De belangstelling was overweldigend vlak na de oorlog. Uitpuilende zalen gevuld met honderden studenten vormden geen uitzondering. Wijsgerige en soms theologische onderwerpen stonden centraal in deze beginperiode. Het negentiende-eeuwse Bildungs-ideaal klonk nog door, zoals de Utrechtse hoogleraar prof.dr. G. Quispel in 1960 nog formuleerde: ,,Het Studium Generale is bedoeld als een stootblok tegen het gebral dezer eeuw. Het is in het leven geroepen omdat de senaat vreesde dat de universiteit specialisten zou gaan kweken, die de nodige beschaving misten om hun roeping als intellectueel te vervullen.”

Maar de tijden waren aan het veranderen, en SG werd de vertolker van een nieuwe tijdgeest. Lezingenseries als ‘Crisis van den geest’ of ‘Aspecten van het religieuze lied’, werden verdrongen door Marx, Marcuse en Habermas. Bij SG werden politieke en ideologische debatten gevoerd. Nieuwe disciplines als vrouwenstudies en homostudies vonden bescherming onder haar beschermende vleugels. SG werd de lastige luis in de pels van de conservatieve universiteit.

Maar de interesse voor ideologisch getinte onderwerpen nam snel af naarmate de jaren tachtig vorderden. Met enige vertraging werkte deze cultuuromslag ook door in het programma-aanbod. De onderwerpen werden breder, daarnaast deden nieuwe vormen hun intrede. Lezingen konden ondersteund worden door nieuwe technieken zoals video, verder kwamen er bijvoorbeeld ook korte presentaties, workshops en muziekuitvoeringen.
Wildgroei


4 ,,We kiezen onderwerpen die niet te voor de hand liggend zijn”

De diversiteit aan behandelde onderwerpen is de laatste jaren enorm. De verschillende SG’s in Nederland varen echter alle hun eigen koers. Het verst uiteen liggen Utrecht en Tilburg. Utrecht is het meest traditioneel, met vooral degelijkelezingen over onderwerpen als ‘de grote filosofieën’ en ‘de grote godsdiensten’. De medewerkers waken voor oppervlakkigheid en wildgroei. SG Tilburg heeft zich daarentegen van de strakke academische leiband losgerukt. Zo stonden kortgeleden onderwerpen als bungy-jumping en piercing op het programma.

Delft neemt een middenpositie in tussen Utrecht en Tilburg. Maar de vijf medewerkers van SG Delft hebben uiteenlopende persoonlijke interesses. Gertjan Broekman en Marion Vredeling hebben een voorliefde voor filosofisch getinte onderwerpen. Maar de lezing over tatoeages bedacht door Els Koppelman kan volgens een Utrechtse collega niet door de beugel.

SG is in de loop van de vijftig jaar professioneler geworden. Vroeger werd de functie van medewerker bij SG beschouwd als doorstroombaan. Tegenwoordig zitten veel mederwerkers al meer dan tien jaar op hun plek. Verder zijn de folders in tegenstelling tot vroeger professioneel vormgegeven. Saillant detail: de bezoersaantallen van net na de oorlog worden nog niet gehaald, maar er is een duidelijke opleving in de belangstelling. Naast universitaire medewerkers en studenten, trekt SG ook steeds meer mensen van ‘buiten’.

Kees Versluis