Als vakantiebaantje heb ik ooit nog eens gewerkt bij Verolme Electra. Waar dat bedrijf stond, of wat ik daar precies deed, weet ik niet meer zo goed % ik geloof ergens in Vlaardingen, en het zou gaan om het bedraden van schakelpanelen voor schepen, iets dergelijks.
Wat ik me nog wel herinner is de enorme foto van Cornelis Verolme die in de kantine hing. Zwart-wit toen nog. Tijdens het schaften mocht men grappen en schunnigheden ten beste geven wat men wilde, de mannen stonden echter niet toe dat er geschamperd werd over de Directeur. Cornelis was de grote baas, en daar had je af te blijven. Nog altijd werd er met ontzag gesproken over die keer dat hij een bezoek had gebracht aan die vestiging.
Bij ons is dat niet anders. Ik merk al dagen om mij heen een verhoogd adrenalinegehalte, nu wij aan de vooravond staan van een bezoek van Nico de Voogd en Karel Wakker aan onze afdeling. Alles wordt nog eens gedubbelcheckt, en links en rechts worden nog de laatste indringende instructies gefluisterd. Morgen strijkt het hoge bezoek in het kader van de Spring Tour ’99 neer in onze vestiging, en we zullen het enthousiast ontvangen. Beschaafd, natuurlijk. Geen ordinaire grote foto’s van Nico aan de muur en zeker geen ordinaire vragen uit de zaal. Wel kritische natuurlijk, dat hoort bij academisch gedrag.
Ik slaap dus al een week slecht. Niet alleen omdat ik steeds het protocol vergeet % wel of niet een driewerf hoera bij het voorrijden van de koets, wel of niet gaan staan als het gezelschap weer naar buiten schrijdt? % maar vooral vanwege die vragenstellerij. Nu is mijn kans. Gá ik iets vragen, of nog gewaagder, ga ik iets zéggen? En wat dan? Woelend van mijn rechter- naar mijn linkerzij heb ik de volgende opties overwogen:
Geachte directie, vindt u ook niet dat de huidige bestuursgang te wensen overlaat? Ik kom voortdurend mannen tegen, die elkaar weliswaar bij de voornaam noemen en op de schouder slaan, maar die her en der curieuze beslissingen nemen, ad hoc, haastig, zonder de tijd te nemen om anderen fatsoenlijk in te lichten. Mistig. Zo ziet het bestuursgedrag er vanaf de werkvloer uit. Of:
Geachte directie, als u voor de FOM-oio’s niets beters kunt uitonderhandelen dan het geleidelijk vullen van een spaarpot die de oio’s pas na hun promotie mogen gebruiken om hun werkelijke salaris te krijgen, vindt u het dan ook niet redelijk als de oio’s een flink deel van hun onderzoeksresultaten pas na hun promotie ter beschikking stellen? Of:
Geachte directie, help me aan argumenten voor het financieringsmodel. Outputsturing is nog wel uit te leggen op de betere verjaarspartijtjes. Maar als ik vertel dat het budget van mijn groep met 540 gulden opgehoogd wordt iedere keer dat ik een student een voldoende geef voor een tentamen van twee studiepunten, word ik zo uitgelachen. Wat moet ik dan terugzeggen?
Vanochtend werd ik wakker, nat van het zweet. Ik had alle vragen alweer verworpen, niet goed genoeg. Nu had ik helemaalniets voor de grote dag. Nou, dat moest dan maar. Bij het doorbladeren van de Volkskrant sprong het lepeltje zowat uit mijn koffie: een interview met Nico! Dit keer niet in Stan Huygens’ Journaal maar in een serieuze krant. Na lezing bleef mijn mond een kwartier openhangen. Huh? Nog eens goed kijken, tussen mijn vingers door. Ja hoor, het stond er nog steeds: ‘De universiteit is het bedrijfsleven overmatig ter wille… Voor onderwijs en onderzoek is dat funest… Onze rol is het genereren van nieuwe kennis’. Tjeempie, dat is nog eens wat anders dan al die eerdere motto’s en missies met buzzwords als ‘breed inzetbaar’, en ‘hechte band met het bedrijfsleven’, ‘oplossen van technologische problemen’. We gaan weer als universiteit aan het werk. Nico, van mij mag je foto aan de muur en ga je op de schouders. De koning is dood, leve de koning!
Het wordt weer lente.
Als vakantiebaantje heb ik ooit nog eens gewerkt bij Verolme Electra. Waar dat bedrijf stond, of wat ik daar precies deed, weet ik niet meer zo goed % ik geloof ergens in Vlaardingen, en het zou gaan om het bedraden van schakelpanelen voor schepen, iets dergelijks. Wat ik me nog wel herinner is de enorme foto van Cornelis Verolme die in de kantine hing. Zwart-wit toen nog. Tijdens het schaften mocht men grappen en schunnigheden ten beste geven wat men wilde, de mannen stonden echter niet toe dat er geschamperd werd over de Directeur. Cornelis was de grote baas, en daar had je af te blijven. Nog altijd werd er met ontzag gesproken over die keer dat hij een bezoek had gebracht aan die vestiging.
Bij ons is dat niet anders. Ik merk al dagen om mij heen een verhoogd adrenalinegehalte, nu wij aan de vooravond staan van een bezoek van Nico de Voogd en Karel Wakker aan onze afdeling. Alles wordt nog eens gedubbelcheckt, en links en rechts worden nog de laatste indringende instructies gefluisterd. Morgen strijkt het hoge bezoek in het kader van de Spring Tour ’99 neer in onze vestiging, en we zullen het enthousiast ontvangen. Beschaafd, natuurlijk. Geen ordinaire grote foto’s van Nico aan de muur en zeker geen ordinaire vragen uit de zaal. Wel kritische natuurlijk, dat hoort bij academisch gedrag.
Ik slaap dus al een week slecht. Niet alleen omdat ik steeds het protocol vergeet % wel of niet een driewerf hoera bij het voorrijden van de koets, wel of niet gaan staan als het gezelschap weer naar buiten schrijdt? % maar vooral vanwege die vragenstellerij. Nu is mijn kans. Gá ik iets vragen, of nog gewaagder, ga ik iets zéggen? En wat dan? Woelend van mijn rechter- naar mijn linkerzij heb ik de volgende opties overwogen:
Geachte directie, vindt u ook niet dat de huidige bestuursgang te wensen overlaat? Ik kom voortdurend mannen tegen, die elkaar weliswaar bij de voornaam noemen en op de schouder slaan, maar die her en der curieuze beslissingen nemen, ad hoc, haastig, zonder de tijd te nemen om anderen fatsoenlijk in te lichten. Mistig. Zo ziet het bestuursgedrag er vanaf de werkvloer uit. Of:
Geachte directie, als u voor de FOM-oio’s niets beters kunt uitonderhandelen dan het geleidelijk vullen van een spaarpot die de oio’s pas na hun promotie mogen gebruiken om hun werkelijke salaris te krijgen, vindt u het dan ook niet redelijk als de oio’s een flink deel van hun onderzoeksresultaten pas na hun promotie ter beschikking stellen? Of:
Geachte directie, help me aan argumenten voor het financieringsmodel. Outputsturing is nog wel uit te leggen op de betere verjaarspartijtjes. Maar als ik vertel dat het budget van mijn groep met 540 gulden opgehoogd wordt iedere keer dat ik een student een voldoende geef voor een tentamen van twee studiepunten, word ik zo uitgelachen. Wat moet ik dan terugzeggen?
Vanochtend werd ik wakker, nat van het zweet. Ik had alle vragen alweer verworpen, niet goed genoeg. Nu had ik helemaalniets voor de grote dag. Nou, dat moest dan maar. Bij het doorbladeren van de Volkskrant sprong het lepeltje zowat uit mijn koffie: een interview met Nico! Dit keer niet in Stan Huygens’ Journaal maar in een serieuze krant. Na lezing bleef mijn mond een kwartier openhangen. Huh? Nog eens goed kijken, tussen mijn vingers door. Ja hoor, het stond er nog steeds: ‘De universiteit is het bedrijfsleven overmatig ter wille… Voor onderwijs en onderzoek is dat funest… Onze rol is het genereren van nieuwe kennis’. Tjeempie, dat is nog eens wat anders dan al die eerdere motto’s en missies met buzzwords als ‘breed inzetbaar’, en ‘hechte band met het bedrijfsleven’, ‘oplossen van technologische problemen’. We gaan weer als universiteit aan het werk. Nico, van mij mag je foto aan de muur en ga je op de schouders. De koning is dood, leve de koning!
Het wordt weer lente.
Comments are closed.