Campus

‘Kwaliteitsplan is een wassen neus’

Op het VSSD-symposium over kwaliteitsmanagementplannen was vorige week harde kritiek te horen op het plan van de TU Delft. Volgens de honderd aanwezigen leidde de korte tijd waarin dit plan is opgesteld – twee weken – tot een stapel vlugschriftjes met een nietje erdoorheen.

br />

Om de collegegeldverhogingen wat te verzachten heeft minister Ritzen vijfhonderd miljoen gulden ter beschikking gesteld van de universiteiten om de studeerbaarheid te verbeteren, het zogenaamde ‘studeerbaarheidsfonds’. Een van de voorwaarden om voor een subsidie uit dit fonds in aanmerking te komen, is het opstellen van een kwaliteitsmanagementplan. In dit plan moeten alle activiteiten staan, die de kwaliteit van het onderwijs betreffen.

Vorig jaar juni werd besloten dat dit plan er zou moeten liggen voor 1 april 1996. Elke faculteit kan haar eigen deel schrijven, dat vervolgens per universiteit gebundeld wordt tot een compleet plan. Volgens de deelnemers aan het symposium was het Delftse college van bestuur rijkelijk laat met de boodschap aan de faculteiten dat zij dit stuk moesten schrijven. Pas na zeven maanden, eind januari dit jaar, kregen de faculteiten te horen dat het document er begin februari moest liggen.

Een lid van een faculteitsraad beschrijft in een van de workshops hoe de procedure toen verliep. ,,De visitatie van de VSNU werd er maar bijgehaald om daar een stuk uit over te nemen. Echt veel tijd om iets nieuws te bedenken of er lang over na te denken was er toch niet.”

Later op de dag, tijdens de forumdiscussie bevestigden alle aanwezigen de stelling dat ,,het Delftse kwaliteitsmanagementplan een wassen neus is”. En Delft is niet de enige universiteit waar het zo gelopen is, bleek uit de verhalen.
Weerstand

Na de vaststelling dat de huidige methode om een plan vast te stellen niet werkt, lag de discussie open. De verschillende sprekers gingen in op de kwaliteitssystemen die er al in de wereld zijn. De universiteit kent bijvoorbeeld de visitaties en sinds kort ook de accreditatie.

Dr. A. Pilot, die onlangs meewerkte aan de internationale ABET-accreditatie van Lucht- en Ruimtevaart, legde het Amerikaanse systeem uit. ,,Een accreditatie krijgt de opleiding pas wanneer ze aan de minimum-eisen voldoet, die zijn opgesteld door de beroepsgroep. Daarbij wordt niet alleen het lesprogramma bekeken, maar er is ook veel aandacht voor het curriculum vitae, de achtergrond, van de werknemers. Wat mij opviel is dat er bij dit systeem weinig aandacht aan de studenten wordt gegeven. De commissie praat maar kort met studenten, bovendien ontbreken gegevens over de doorstroming, studieduur en dergelijke.”

Pilot legt uit dat accreditatie niet altijd een geschiktmiddel is. ,,De uitgebreide checklist is te star voor innovatieve onderwijsmethoden, zoals het Maastrichtse systeem. Maastricht zou nooit een ABET-accreditering krijgen.”

Mike Riegel, voorzitter van de LSVb is echter wel een voorstander van een Nederlands systeem van accreditatie. ,,Het zegt misschien niet veel over welke opleiding de beste is, maar het legt de instellingen wel minimum-eisen op. Daarmee stopt de neergang van de kwaliteit.”

Certificatie is een andere methode voor kwaliteitsmanagement. Dit systeem wordt vooral in het bedrijfsleven gebruikt, vertelt drs. M.A.G.H. van Rixtel. Zij werkt bij een organisatie-adviesbureau dat onder andere werkt in opdracht van de TU Delft. Ook het adviesbureau moest zelf een kwaliteitsplan opstellen, wat volgens Van Rixtel aanvankelijk veel weerstand opriep. ,,Toch zijn wij er uiteindelijk wel trots op. Wij zijn onderworpen aan een ISO-9000 certificatie. Bij de ISO-norm stel je zelf de normen op waaraan je moet voldoen, dus verbetering is helemaal van jezelf afhankelijk.”

Je moet het zelf willen, luidt de boodschap van Van Rixtel. Certificatie op zichzelf betekent immers niets. Ook een slechte organisatie – al maakt ze reddingsboeien van beton -kan gecertificeerd worden, als ze maar alles keurig op papier heeft.
Goed onderwijs

In een workshop legt dr. J. Box, organisatie-adviseur, uit dat de universiteit een soort gespleten geest heeft. Studenten zijn de ‘klanten’ van de universiteit, ,,maar de overheid heeft de pot met geld, studenten hebben alleen behoeftes. Vandaar dat het niet gek is dat de universiteit zich snel op de overheid richt”, aldus Box. ,,Stel je eens voor dat studenten alle geld zouden hebben, wat denk je dat er dan met die oriëntatie van de universiteit gebeurt?”

Het forum aan het eind van de dag is niet echt fel. Een spreker uit de zaal vraagt zich af waar het cvb, waar de grote stoet docenten en alle professionele bestuurders zijn. De deelnemers zijn vooral studenten. Dat betekent dat de zaal zich prima kan vinden in de stelling van Box: ,,Goed onderwijs is dat wat een student waardeert als hij er na tien jaar aan terugdenkt.” En bij die opmerking over goed onderwijs bleef het. ,,Over wat kwaliteit eigenlijk inhoudt, hebben we het nog niet eens gehad”, verzucht een deelnemer aan het eind van de dag.

Paul Rutten

Op het VSSD-symposium over kwaliteitsmanagementplannen was vorige week harde kritiek te horen op het plan van de TU Delft. Volgens de honderd aanwezigen leidde de korte tijd waarin dit plan is opgesteld – twee weken – tot een stapel vlugschriftjes met een nietje erdoorheen.

Om de collegegeldverhogingen wat te verzachten heeft minister Ritzen vijfhonderd miljoen gulden ter beschikking gesteld van de universiteiten om de studeerbaarheid te verbeteren, het zogenaamde ‘studeerbaarheidsfonds’. Een van de voorwaarden om voor een subsidie uit dit fonds in aanmerking te komen, is het opstellen van een kwaliteitsmanagementplan. In dit plan moeten alle activiteiten staan, die de kwaliteit van het onderwijs betreffen.

Vorig jaar juni werd besloten dat dit plan er zou moeten liggen voor 1 april 1996. Elke faculteit kan haar eigen deel schrijven, dat vervolgens per universiteit gebundeld wordt tot een compleet plan. Volgens de deelnemers aan het symposium was het Delftse college van bestuur rijkelijk laat met de boodschap aan de faculteiten dat zij dit stuk moesten schrijven. Pas na zeven maanden, eind januari dit jaar, kregen de faculteiten te horen dat het document er begin februari moest liggen.

Een lid van een faculteitsraad beschrijft in een van de workshops hoe de procedure toen verliep. ,,De visitatie van de VSNU werd er maar bijgehaald om daar een stuk uit over te nemen. Echt veel tijd om iets nieuws te bedenken of er lang over na te denken was er toch niet.”

Later op de dag, tijdens de forumdiscussie bevestigden alle aanwezigen de stelling dat ,,het Delftse kwaliteitsmanagementplan een wassen neus is”. En Delft is niet de enige universiteit waar het zo gelopen is, bleek uit de verhalen.
Weerstand

Na de vaststelling dat de huidige methode om een plan vast te stellen niet werkt, lag de discussie open. De verschillende sprekers gingen in op de kwaliteitssystemen die er al in de wereld zijn. De universiteit kent bijvoorbeeld de visitaties en sinds kort ook de accreditatie.

Dr. A. Pilot, die onlangs meewerkte aan de internationale ABET-accreditatie van Lucht- en Ruimtevaart, legde het Amerikaanse systeem uit. ,,Een accreditatie krijgt de opleiding pas wanneer ze aan de minimum-eisen voldoet, die zijn opgesteld door de beroepsgroep. Daarbij wordt niet alleen het lesprogramma bekeken, maar er is ook veel aandacht voor het curriculum vitae, de achtergrond, van de werknemers. Wat mij opviel is dat er bij dit systeem weinig aandacht aan de studenten wordt gegeven. De commissie praat maar kort met studenten, bovendien ontbreken gegevens over de doorstroming, studieduur en dergelijke.”

Pilot legt uit dat accreditatie niet altijd een geschiktmiddel is. ,,De uitgebreide checklist is te star voor innovatieve onderwijsmethoden, zoals het Maastrichtse systeem. Maastricht zou nooit een ABET-accreditering krijgen.”

Mike Riegel, voorzitter van de LSVb is echter wel een voorstander van een Nederlands systeem van accreditatie. ,,Het zegt misschien niet veel over welke opleiding de beste is, maar het legt de instellingen wel minimum-eisen op. Daarmee stopt de neergang van de kwaliteit.”

Certificatie is een andere methode voor kwaliteitsmanagement. Dit systeem wordt vooral in het bedrijfsleven gebruikt, vertelt drs. M.A.G.H. van Rixtel. Zij werkt bij een organisatie-adviesbureau dat onder andere werkt in opdracht van de TU Delft. Ook het adviesbureau moest zelf een kwaliteitsplan opstellen, wat volgens Van Rixtel aanvankelijk veel weerstand opriep. ,,Toch zijn wij er uiteindelijk wel trots op. Wij zijn onderworpen aan een ISO-9000 certificatie. Bij de ISO-norm stel je zelf de normen op waaraan je moet voldoen, dus verbetering is helemaal van jezelf afhankelijk.”

Je moet het zelf willen, luidt de boodschap van Van Rixtel. Certificatie op zichzelf betekent immers niets. Ook een slechte organisatie – al maakt ze reddingsboeien van beton -kan gecertificeerd worden, als ze maar alles keurig op papier heeft.
Goed onderwijs

In een workshop legt dr. J. Box, organisatie-adviseur, uit dat de universiteit een soort gespleten geest heeft. Studenten zijn de ‘klanten’ van de universiteit, ,,maar de overheid heeft de pot met geld, studenten hebben alleen behoeftes. Vandaar dat het niet gek is dat de universiteit zich snel op de overheid richt”, aldus Box. ,,Stel je eens voor dat studenten alle geld zouden hebben, wat denk je dat er dan met die oriëntatie van de universiteit gebeurt?”

Het forum aan het eind van de dag is niet echt fel. Een spreker uit de zaal vraagt zich af waar het cvb, waar de grote stoet docenten en alle professionele bestuurders zijn. De deelnemers zijn vooral studenten. Dat betekent dat de zaal zich prima kan vinden in de stelling van Box: ,,Goed onderwijs is dat wat een student waardeert als hij er na tien jaar aan terugdenkt.” En bij die opmerking over goed onderwijs bleef het. ,,Over wat kwaliteit eigenlijk inhoudt, hebben we het nog niet eens gehad”, verzucht een deelnemer aan het eind van de dag.

Paul Rutten

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.