Onderwijs

‘Kwaliteit kandidaat-promovendi vaak te laag’

De kwaliteit van sollicitanten voor een promotieplaats laat vaak te wensen over. Soms moet zelfs onder druk van subsidievoorwaarden een niet-excellente promovendus worden aangesteld.

Dat constateert de taskforce promotiebeleid in het rapport ‘Promotiebeleid TU Delft’, dat onlangs uitkwam. Volgens de taakgroep zoeken topstudenten van internationale universiteiten vooral banen bij zeer gerenommeerde instellingen in de VS en UK, en niet bij de TU Delft.

De taakgroep denkt dat de wervingskracht van de TU zou kunnen toenemen als leden van de wetenschappelijke staf regelmatig zouden worden uitgewisseld. Zij zouden gastcolleges kunnen geven aan buitenlandse universiteiten.

Rector magnificus prof.dr.ir. Jacob Fokkema, die opdracht gaf tot het onderzoek, vindt het ‘kort door de bocht’ om te stellen dat de kwaliteit van sollicitanten tekortschiet. Hij kent geen voorbeelden waarbij mensen maar zijn aangenomen omdat anders de termijn voor een subsidie van externe geldschieters verloopt. Wel geeft hij toe dat het moeilijk is om vacatures te vervullen. Niet voor niets komt meer dan de helft van de promovendi aan de TU uit het buitenland. Alleen zo kan de universiteit zijn doelstelling van 250 promoties per jaar in 2011 halen.

Dat laatste lukt volgens het Instellingsplan 2007-2011 als driekwart van de promovendi binnen vier jaar een bul haalt. Feit is alleen, meldt de taskforce, dat op dit moment niemand een overzicht heeft van de resultaten die promovendi boeken. Tegelijkertijd kan de kwaliteit van de begeleiding van promovendi onder druk komen te staan als het aantal promovendi toeneemt, en er steeds meer uit het buitenland komen.

Net als de taakgroep vindt Fokkema het belangrijk dat het werk van promovendi regelmatig onder de loep wordt genomen. Volgens de rector zou het alom gebruikelijk moeten zijn om na een jaar een go or no go- moment in te lassen. Zo’n moment zou volgens de taakgroep onderdeel moeten zijn van een promovendi volgsysteem.

Fokkema ziet wel wat in zo’n systeem. “Het geeft ons een idee hoe het ermee gaat. Het is belangrijk om dat objectief vast te stellen, want het gelijk ligt niet altijd bij de hoogleraar en ook niet altijd bij de promovendus.”

Om de kwaliteit verder te garanderen, stelt de taskforce voor na te denken over het inrichten van een Graduate School. Daar kunnen masterstudenten, promovendi, promotoren en onderzoekers met elkaar samenwerken. Fokkema kan nog niet met zekerheid zeggen dat zo’n school er komt, maar verzekert dat de TU er serieus over nadenkt. “Het voordeel is dat de selectieprocedure al tijdens het laatste jaar van de master plaatsheeft.”

Frederik de Wit, voorzitter van promovendivereniging Promood en lid van de taskforce, zou daar nog een idee aan willen toevoegen. “Waarom eisen we niet van promovendi dat ze jaarlijks publiceren? Dat levert geld op en je houdt de vinger aan de pols. Ook komt dan vanzelf wel naar voren of de begeleiding goed is. Publiceren doe je immers niet alleen.”

Dat constateert de taskforce promotiebeleid in het rapport ‘Promotiebeleid TU Delft’, dat onlangs uitkwam. Volgens de taakgroep zoeken topstudenten van internationale universiteiten vooral banen bij zeer gerenommeerde instellingen in de VS en UK, en niet bij de TU Delft.

De taakgroep denkt dat de wervingskracht van de TU zou kunnen toenemen als leden van de wetenschappelijke staf regelmatig zouden worden uitgewisseld. Zij zouden gastcolleges kunnen geven aan buitenlandse universiteiten.

Rector magnificus prof.dr.ir. Jacob Fokkema, die opdracht gaf tot het onderzoek, vindt het ‘kort door de bocht’ om te stellen dat de kwaliteit van sollicitanten tekortschiet. Hij kent geen voorbeelden waarbij mensen maar zijn aangenomen omdat anders de termijn voor een subsidie van externe geldschieters verloopt. Wel geeft hij toe dat het moeilijk is om vacatures te vervullen. Niet voor niets komt meer dan de helft van de promovendi aan de TU uit het buitenland. Alleen zo kan de universiteit zijn doelstelling van 250 promoties per jaar in 2011 halen.

Dat laatste lukt volgens het Instellingsplan 2007-2011 als driekwart van de promovendi binnen vier jaar een bul haalt. Feit is alleen, meldt de taskforce, dat op dit moment niemand een overzicht heeft van de resultaten die promovendi boeken. Tegelijkertijd kan de kwaliteit van de begeleiding van promovendi onder druk komen te staan als het aantal promovendi toeneemt, en er steeds meer uit het buitenland komen.

Net als de taakgroep vindt Fokkema het belangrijk dat het werk van promovendi regelmatig onder de loep wordt genomen. Volgens de rector zou het alom gebruikelijk moeten zijn om na een jaar een go or no go- moment in te lassen. Zo’n moment zou volgens de taakgroep onderdeel moeten zijn van een promovendi volgsysteem.

Fokkema ziet wel wat in zo’n systeem. “Het geeft ons een idee hoe het ermee gaat. Het is belangrijk om dat objectief vast te stellen, want het gelijk ligt niet altijd bij de hoogleraar en ook niet altijd bij de promovendus.”

Om de kwaliteit verder te garanderen, stelt de taskforce voor na te denken over het inrichten van een Graduate School. Daar kunnen masterstudenten, promovendi, promotoren en onderzoekers met elkaar samenwerken. Fokkema kan nog niet met zekerheid zeggen dat zo’n school er komt, maar verzekert dat de TU er serieus over nadenkt. “Het voordeel is dat de selectieprocedure al tijdens het laatste jaar van de master plaatsheeft.”

Frederik de Wit, voorzitter van promovendivereniging Promood en lid van de taskforce, zou daar nog een idee aan willen toevoegen. “Waarom eisen we niet van promovendi dat ze jaarlijks publiceren? Dat levert geld op en je houdt de vinger aan de pols. Ook komt dan vanzelf wel naar voren of de begeleiding goed is. Publiceren doe je immers niet alleen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.