Na de bekendmaking afgelopen maandag dat prof.dr.ir. Leo Kouwenhoven bij Microsoft in dienst treedt, stond bij hem de telefoon niet stil. Op Schiphol was er even gelegenheid om te bellen.
Leo Kouwenhoven, onze nationale hoop op de quantumcomputer, blijft gewoon in Delft. Sterker nog, hij blijft als onbetaald hoogleraar ook verbonden aan de TU. Maar wat verandert er dan wel door de Microsoftvestiging in Delft? Hoe groot wordt dat, waar dan en hoe zit het met de vrijheid van publicatie versus patenten. Er staan veel vragen open bij het begin van het gesprek.
Gefeliciteerd met de verandering. Bent u er blij mee?
“Ik ben er natuurlijk blij mee, anders had ik het niet gedaan. Het is aan alle kanten een mooie toevoeging aan wat er allemaal al was.”
Wiens initiatief was dit?
“Ik werk al een tijd met Microsoft samen en we maken al een tijd een planning voor verschillende scenario’s. Dus ik wist dat dit er mogelijkerwijs aan zou komen, maar het had ook niet kunnen gebeuren. Uiteindelijk is de laatste fase heel snel gegaan.”
Waar komt dat door?
“Door de snelle vooruitgang. Er is een wereldwijde trend dat bedrijven mensen gaan aannemen. Google doet dat, en IBM. Al die grote bedrijven zijn mensen aan het aannemen voor de ontwikkeling van een quantumcomputer. Microsoft wilde daar niet bij achterblijven. Want op gegeven moment zijn alle goede mensen allemaal ergens in dienst en blijft alleen de tweede garnituur over.”
Hoe komt het Delftse Microsoftlaboratorium te heten?
“StationQ@Delft. Er bestaat al een Microsoftlab met alleen theoretici in Santa Barbara, Californië. Dat heet StationQ@SantaBarbara. Dat is een erg succesvolle groep. Dus we gaan eigenlijk dat model gewoon copy-pasten.”
Hoeveel mensen komen er te werken?
“Ik denk een stuk of tien in dienst van Microsoft. Daarbuiten heb je nog allerlei promovendi en postdocs.”
Waar worden die ondergebracht?
“We trekken in bij het gebouw voor Technische Natuurkunde, aan de rand van Qutech ergens. Microsoft wil graag de academische relatie goed houden. Dus niet afsplitsen in een apart gebouw, maar echt gezamenlijk met de aio’s een onderzoeksagenda draaien. Dus die Microsoft-mensen moeten ook gewoon in de buurt zitten, in hetzelfde gebouw. Vlak bij de aio’s.”
Loopt er een scheidslijn tussen Qutech en StationQ?
“Dat is iets dat we moeten ontwikkelen. We hebben nog niet alles goed doordacht. Maar je hebt straks mensen die voor de TU Delft werken en je hebt ook mensen die voor Microsoft werken in hetzelfde gebouw die aan hetzelfde onderwerp werken. Dus daar moeten we nog goede afspraken over maken. Die afspraken hebben wel een aantal randvoorwaarden. In Nederland hebben we allerlei spelregels voor publiek-private samenwerkingen. Daar moet je gewoon aan voldoen en dan zit je qua nationaal beleid goed. En dan moet je nog specifiek met de universiteit en Qutech management, de nieuwe directeur (prof.dr.ir. Ronald Hanson, red) tot overeenkomst komen.”
Heeft u in de nieuwe functie bij Microsoft volledige vrijheid van publicatie en van onderwijs?
“Vrijheid van publicatie heb ik zeker, en onderwijs dat doe ik niet bij Microsoft. Outreach wel natuurlijk, in de vorm van openbare lezingen en dergelijke.”
Geeft u geen colleges meer?
“Nee.”
Wat houdt uw hoogleraarschap aan de TU dan in?
“Ik hou de benoeming van hoogleraar en ik zal promovendi begeleiden naar hun promotie en afstudeerstudenten. Ik zal misschien eens incidenteel een college geven, maar ik ga geen vakken draaien.”
Waar ligt de scheidslijn tussen vrij publiceerbaar onderzoek en bedrijfsgeheimen?
“Bij Qutech speelt dat nu ook al. Als we onderzoek doen waarvan we denken dat het een goed onderwerp is voor een patent, dan stellen we de publicatie even uit en vragen we patent aan. Het afgelopen jaar hebben we vier of vijf patenten aangevraagd. Dus ik denk dat we dat beleid handhaven. Dan kan het patent in eigendom zijn van TNO, TU Delft of Intel. En daar komt dan nu Microsoft bij. Maar dat is allemaal hetzelfde raamwerk. En of het nu TU Delft of TNO wordt, het enige verschil is dat je elkaar een bepaalde vergoeding toe schuift. Dus als Microsoft een patent wil hebben dat uit het onderzoek van promovendi of postdocs komt, wordt onderhandeld hoeveel zo’n patent moet opbrengen. Daar komt het First Right of Refusal om de hoek. Dat is een breed geaccepteerd model om binnen een universiteit met patenten om te gaan.”
Hoe kijkt de universiteit daar tegenaan?
“We hebben vanuit het college van bestuur een waakhond gekregen, René Penning de Vries, die ook in de raad van toezicht van Qutech zit. Hij heeft ervaring opgedaan in dat veld als chief technology officer van NXP. Hij gaat het proces van onderhandelingen over de hele IP-structuur (intellectual property oftewel patenten, red.) begeleiden. Dat is fijn. Ik vind het een leuke uitdaging om te kijken hoe we dat goed kunnen organiseren. Kunnen we op de campus een publiek-privaat partnership organiseren dat goed met dit soort vragen omgaat?”
Is het nog een avontuur wat dat betreft?
“Ja, ik denk het wel. Maar laten we niet vergeten: Microsoft wil er een succes van maken en is niet uit op een conflict met de universiteit. Dan ga je niet op de campus zitten. Microsoft wil een win-winsituatie creëren met de TU Delft. Ze willen een programma starten voor tien jaar samenwerking. Dan moet je niet na één jaar al ruzie hebben. Dat moet echt goed opgezet worden zodat er voor beide partners iets positiefs uit te halen valt.”
Is het nieuwe Microsoftlab een goede ontwikkeling voor de TU Delft?
“Ik ben daar absoluut van overtuigd. Dit is een win-winsituatie voor Microsoft en de TU. Voor de TU is het bijzonder om op je campus een soort elitelab te krijgen met toegang tot de infrastructuur en de kennis van Microsoft, speciale mensen van Microsoft die hier komen werken en een in-kind-bijdrage leveren aan het onderzoek. Qua apparatuur geeft het extra financiële mogelijkheden. Dat was het hele idee achter Qutech. Wat dat betreft is Microsoft niet zo bijzonder. Met Qutech wilden we een bijzonder instituut hebben dat promovendi en afstudeerstudenten een bijzondere leeromgeving biedt. Als je geïnteresseerd bent in quantum en nieuwe informatietechnologie, dan zijn Qutech en het Microsoftlab bij Qutech uitermate bijzondere plekken. Beter kun je het niet krijgen.”
Omgekeerd heerst de vrees dat een groot Amerikaans bedrijf onderzoeksresultaten uit een Nederlandse universiteit claimt.
“Dit is een verhaal met vele kanten natuurlijk. Ik denk dat we zonder Microsoft nooit zover gekomen zouden zijn als we nu zijn. Dat geldt ook voor de ontdekking van het Majoranadeeltje. Het feit dat we zo voorop lopen, komt mede door de samenwerking met Microsoft en Intel. Het een staat niet los van het ander. Je kunt niet de beste worden op basis van niks. We zijn echt omhoog getild uit het moeras van de Nederlandse middelmatigheid door dat soort partnerships met Intel en Microsoft.”
Dus dat was ook zo bij de ontdekking van het Majoranadeeltje in 2012?
“Ja, dat was ook gesponsord door Microsoft. En dat was echt een goede steun in de rug. Ik wil niet zeggen dat het anders nooit was gelukt, maar het is wel snel gegaan nu.”
Dus Microsoft heeft ook bijgedragen aan de fundamentele bouwstenen.
“Ja, heel duidelijk. En ook de theorie van de topologische quantumcomputing komt bij Microsoft vandaan. Dat zijn de grondslagen van het hele gebeuren.”
Is de overstap voor u persoonlijk financieel nog interessant?
“Om bij Microsoft te werken ten opzichte van de TU Delft? Nou, mijn salaris bij de TU Delft was helemaal niet slecht, dus dat was niet de reden. Dus dat heeft zeker geen rol gespeeld.”
U gaat nu naar Denemarken, naar Charles Marcus. Hoe past die samenwerking in het plaatje?
“Charlie en ik hebben veel overlap. We werken in hetzelfde veld en hebben een vergelijkbare achtergrond. We zijn bevriend sinds onze ontmoeting in 1992. Tegelijkertijd zijn we ook concurrenten en dat is een aardig spanningsveld waar we allebei een win-win uit hebben weten te halen. Hij gaat in Kopenhagen hetzelfde doen als ik in Delft doe. En gaan we het onderzoek zo’n beetje onder elkaar verdelen.”
Zit in Kopenhagen ook een Microsoftlab?
“Ja, daar gaan ze hetzelfde doen als hier in Delft.”
Comments are closed.