Onderwijs

Kort Nieuws

Blij met concurrentOras is blij met de nieuwe studentenpartij van Thijs Durieux en Jeroen Röhner. “Belangrijk is dat er meerdere partijen zijn en ze het niet voor de vorm doen”, zeggen Niek van der Leer en Caroline Streng.

Er komt inhoudelijke strijd en meer studenten zullen zich vertegenwoordigd voelen in de studentenraad. “We zijn ook blij dat ze zeggen een ander perspectief te hebben en scherpe keuzes te maken.” De nieuwe partij benadrukt onderwijskwaliteit en studeerbaarheid. Oras ziet drie gelijkwaardige pijlers: onderwijs, faciliteiten en ontplooiing. De campagnetijd wordt interessanter. “Samen kunnen we de betrokkenheid van studenten vergroten. En iedere partij moet zijn standpunten zo eerlijk en duidelijk mogelijk uitdragen.” Streng en Van der Leer verwachten dat de nieuwe partij twee à drie zetels haalt. ‘Omdat ze geen tegenpartij zijn’ verwacht Oras een goede samenwerking. “We kunnen vooraf over standpunten praten. Naar het college van bestuur kom je dan geloofwaardiger over.”

Onrust
De universiteit heeft geen actief beleid als het gaat om hoe om te gaan met relaties in landen waar het onrustig is, zoals nu in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Volgens collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg is de universiteit er voor onderzoek, onderwijs en valorisatie. “Dat doen we natuurlijk ook internationaal en dat brengt ons in contact met veel individuen, onderzoekers en studenten, in landen die anders zijn dan Nederland.” De TU Delft heeft volgens Van den Berg niet heel veel connecties in die regio’s. “Hoe relaties zich ontwikkelen, hangt af van de samenwerking die wetenschappers zoeken.” Op de vraag hoe hij aankijkt tegen zaken doen met niet-democratische landen antwoordt hij: “Als de Nederlandse overheid het doet, waarom wij dan niet? De universiteit is een theater van debat, maar wij nemen geen positie in in de buitenlandse politiek.” Van den Berg wijst op China, waar hij tussen 2005 en 2008 ambassadeur was. “We werken daar veel samen. Dat is ook een communicatiekanaal.”

Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van de campus wordt vanaf vrijdag beter. De Michiel de Ruyterweg wordt tussen het Mijnbouwplein en de Julianalaan in de richting van de campus opengesteld voor auto’s. Fietsen konden er al rijden. Die dag kan al het verkeer ook weer ongehinderd in beide richtingen door de Julianalaan. Gemotoriseerd verkeer tussen de Rotterdamseweg en de Schoemakerstraat  kan tussen vrijdag en 6 april niet over de Jaffalaan. Die laan wordt vanwege de werkzaamheden voor onder meer riolering bij de Michiel de Ruyterweg afgesloten.

Private Space
De jaarlijkse Kriminele van sociëteit Phoenix maakt dit jaar dance4 life blij. In drie dagen – woensdag, donderdag en vrijdag – komen ongeveer 4500 studenten feesten. Voor elke bezoeker geeft Phoenix een euro aan het wereldwijde jongereninitiatief tegen verspreiding van hiv en aids. Er zijn gratis condooms voor de verklede feestgangers en de barren hebben een dance4life-thema. Voor vrijdag zijn de kaarten al uitverkocht.  

www.kriminele.com

Studieplekken
Studeren op de vereniging. Bij Virgiel kon het al in de bibliotheek, maar de studentenvereniging bouwt nu één van haar vergaderruimtes om tot een studieruimte met twintig flexplekken met computer. Commissaris extern Karen Keenan denkt dat er vraag is naar studieplekken, ‘omdat de UB de laatste jaren overvol zit’. “Studenten zijn op zoek naar nieuwe plekken, in een sociale omgeving.” Het initiatief past volgens Keenan in een tijd waarin kabinet en universiteit het langstuderen willen aanpakken. “Dit toont aan dat wij ook binnen de vereniging nadenken over maatregelen waardoor het combineren van studie en verenigingsleven nog verder zou kunnen worden verbeterd.” Ze tekent daarbij wel aan dat Virgiel geen studievereniging moet worden. “Wij bieden juist extra-curriculaire activiteiten. De TU heeft gelukkig aangegeven ontplooiing buiten de studie belangrijk te vinden. Het is fijn om te weten dat we dezelfde belangen hebben.” De nieuwe flexplekken zijn eind april klaar.

IBM-truck
Tijdens de tournee langs 24 universiteiten stopt de IBM Smarter Skills truck aanstaande vrijdag voor de EWI-toren. Daar kunnen studenten van elektrotechniek, wiskunde en informatica kennismaken met demo’s over serious gaming, gebarentaal en het internet der dingen. IBM gaat er van uit dat informatisering de wereld mooier, slimmer en schoner kan maken. In diverse zalen van het EWI-gebouw vinden hierover lezingen en discussies plaats.

ewi.tudelft.nl

While working as an architect, Hilde Remøy transformed offices and schools into restaurants and housing. As such, she soon realised that transformations were indeed becoming an increasingly important part of real estate developments. At the same time, she also wondered why such transformations didn’t occur more often. Why for example were new office buildings being built – sometimes even right next door to vacant ones? And why weren’t these redundant offices being sold, renovated or transformed to accommodate new functions? In the Netherlands, 13.5 percent of the 45 million square meters of office space is vacant, totalling 6.5 million square meters. This figure equals about ten percent of the current housing needs.

Remøy, who studied architecture in Trondheim, Norway, started her PhD research in 2005 at TU Delft’s faculty of Architecture’s department for real estate and housing, under the supervision of Professor Hans de Jonge. She focused her study on Amsterdam, where she invited eighteen real estate advisors to participate in interviews aimed at determining the appeal of office buildings. The outcome pointed to three main characteristics: location (including accessibility and nearby facilities), status (does the building’s exterior fit the corporate image) and flexibility (can the interior be easily adapted to the new tenants’ wishes).

In her second round of research, Remøy rated twohundred offices buildings in Amsterdam according to those three criteria, and then compared the ratings with the state of rental. “We saw that buildings which scored low on location status and nearby facilities had more vacancies. Also, buildings with hard to change interiors, and offices with worn and outdated facades, were more often left vacant over longer periods – three years or more. In fact, dull offices are left behind in favour of fancier, newer or better located real estate. New offices are not built to replace the older ones, but simply because there is a demand for them.”
Still, that doesn’t answer the question as to why transformations do not occur more frequently, or even why such transformations do not become a rule for obsolete office buildings. First, the owner needs to acknowledge that, as an office, his building has fallen out of favour and a subsequent reduction of its value must be faced.

Additionally, not all buildings are suitable for conversion into apartments. If for example the office building is located in an exclusively industrial area, like Rotterdam Brainpark or Southeast Amsterdam, it has too little to offer to make living there attractive. Then, there is the building itself, which must be transformable, meaning, for example, that balconies can be attached to façades, that interior walls can easily be constructed (not an easy task for all glass façade buildings) or that the building can be adapted to meet modern energy standards. Ideally, architects should design their offices and their surroundings in ways that accommodate a second life for their buildings. Remøy suggests one could even demand a minimum lifetime for office blocks as a way of contributing to more sustainable building practices. “In the planning stage of a new building”, she says, “one could demand that the construction be rendered suitable for a transformation into a second use.”

Closer to home, transforming obsolete offices into student housing has no great tradition. Remøy’s book lists only one example in Delft so far: the former tax office on the Westplantsoen, which was commissioned by Duwo. In Rotterdam, the monumental and colossal Puntegaal tax office has been successfully converted into housing for students and first-time owners. Remøy believes that Delft student housing organisations should put more effort in transforming buildings, rather than building from scratch. The IZA building, situated next to the Delft Zuid railway station, would be a suitable candidate for a thorough make-over. Ultimately, however, a building’s destiny is hard to predict. “When a building is loved, people are prepared to invest in it”, Remøy concludes. “But when it doesn’t appeal to them, it’s apparently easy to say that the structure no longer functions and should be demolished. Such things are impossible to regulate.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.