Elektrocutie, vergiftiging en diepe vleeswonden worden ons beloofd. We kunnen bijna niet wachten om te beginnen in ’25 Nieuwe wetenschappelijke experimenten voor huis, tuin en keuken’.
Eindelijk mogen we die experimenten doen waar we als kind al van droomden, maar die onze ouders veel te gevaarlijk vonden. Gaan we met drie paperclips en een fles wijn de voordeur opblazen? Wordt eindelijk uitgelegd hoe we van handcrème en een lucifer een kneedbom kunnen knutselen?
Als TU-studenten ruiken we onraad als we lezen dat de auteurs van ’25 Nieuwe wetenschappelijke experimenten voor huis, tuin en keuken’ een paleontoloog en een biochemicus zijn. Niet echt beroepen die je verwacht bij het doen van gevaarlijke mechanische experimenten. We besluiten ons te laten verrassen en bladeren ongeduldig door het boek.
Het eerste dat opvalt, is dat bij geen enkel experiment de benodigdheden of ingrediënten in een lijstje zijn samengevat. We stuiten op ‘Thea Beckmans buskruit’. Ontploffingen en stinkende zwaveldampen, dit is wat we zoeken. Helaas bestaat het experiment uit een beschrijving van een mislukte zoektocht naar zelfgemaakt buskruit. Het ‘huis, tuin en keukengevoel’ is ver te zoeken. Wie heeft er puur salpeterzuur in zijn keukenkastje? Overigens lijkt dat het probleem van dit compacte boekje. De echt leuke experimenten zijn gedaan met ingrediënten die gegarandeerd niet in iemands keuken of tuin zijn. Wij hebben geen droogijs om kosmische straling op te vangen en ook galnoten staan niet in onze boekenkast. Laat staan dat onze tuin een Airbus kan herbergen.
Waar je gegarandeerd de spullen voor in huis hebt, is een idee om van kippengaas buckyballen en nanobuizen te klussen. Hiervoor zijn alleen twee tangetjes en kippengaas nodig. Wij vragen ons af wat we aanmoeten met de gecreëerde representatie van een koolstofatoom. We houden er enkel een klein wondje aan over.
We kiezen voor experimenten waarvoor we naar de supermarkt moeten. Een uur later en twintig euro armer komen we thuis met tekenkokers, kiwi’s, aluminiumfolie, koffiefilters en brandspiritus.
We gaan DNA uit een kiwi isoleren. Desoxyribonucleïnezuur (DNA) bevat de code voor de eiwitten die verantwoordelijk zijn voor alle eigenschappen van de cel. DNA is hip en klinkt gaaf en dat willen we dus maar al te graag van dichtbij zien. Eerst leggen we de volle fles brandspiritus in het vriesvak van onze koelkast. Hij moet op -18 graden Celsius worden gebracht. Om het DNA zichtbaar te krijgen moeten we een prakje van een sappige kiwi mengen met gekookt water, een mengsel van zout en vloeibare zeep. Voorzichtig gieten we volgens de instructies de ijskoude brandspiritus boven op het filtraat van het kiwimengsel. Strengen van DNA zouden nu naar boven moeten komen. Helaas verbazen wij ons niet. Geheel volgens onze verwachting was het biologische spektakel voor ons een groot fiasco. Wat blijkt: onze alcohol is niet koud genoeg. Onze verwoede poging tot het bekijken van DNA in zijn naakte vorm is mislukt.
Op zoek naar een experiment wat niks kost, we blijven arme studenten. Ons uitgangspunt is dat we moeten knutselen. Slechts één experiment voldoet aan de eisen en we gaan aan de slag. Venusovergangen en zonnevlekken bekijken op de zon. Natuurlijk gaan we niet met ons gezicht tegen de felle winterzon in kijken, daar bouwen we de venuskoker voor. Als de venuskoker volledig volgens de instructies van het boekje gebouwd is, moet het mogelijk zijn een projectie van zonnevlekken te bekijken aan de binnenkant van de koker. Eenmaal af lijkt de venuskoker eerder een flink fallussymbool dan een venuskijker. Eindelijk mogen we naar buiten om de vermeende schoonheid van de zon te aanschouwen. Jammer genoeg is het koud en lichtbewolkt. De aanblikken van de zon door onze koker leveren weinig spanning en sensatie. De gloeilamp in onze warme kamer levert hetzelfde effect.
We hebben diverse experimenten uitgevoerd en we leven nog. Geen stroomschokken, vergiftiging en zelfs onze geliefde vingers functioneren nog naar behoren. Het kleine boekje bevat helaas maar weinig echt leuke proefjes. De experimenten zijn flauw, en soms zelfs slechts beschrijvend. Een grappig boek voor scholieren en alfa’s, maar om doorgewinterde TU-studenten te vermaken mag het allemaal wat spectaculairder.
Anne van Schulp en Jos van den Broek (red.), ’25 Nieuwe wetenschappelijke experimenten voor huis, tuin en keuken’ (Veen Magazines 2005), € 14.95
Hans Peter Oskam en Lars Hartnack studeren respectievelijk technische bestuurskunde en bouwkunde, en zijn auteurs van de rubriek ‘Verbeter je techniek’ op de achterpagina van Delta.
Eindelijk mogen we die experimenten doen waar we als kind al van droomden, maar die onze ouders veel te gevaarlijk vonden. Gaan we met drie paperclips en een fles wijn de voordeur opblazen? Wordt eindelijk uitgelegd hoe we van handcrème en een lucifer een kneedbom kunnen knutselen?
Als TU-studenten ruiken we onraad als we lezen dat de auteurs van ’25 Nieuwe wetenschappelijke experimenten voor huis, tuin en keuken’ een paleontoloog en een biochemicus zijn. Niet echt beroepen die je verwacht bij het doen van gevaarlijke mechanische experimenten. We besluiten ons te laten verrassen en bladeren ongeduldig door het boek.
Het eerste dat opvalt, is dat bij geen enkel experiment de benodigdheden of ingrediënten in een lijstje zijn samengevat. We stuiten op ‘Thea Beckmans buskruit’. Ontploffingen en stinkende zwaveldampen, dit is wat we zoeken. Helaas bestaat het experiment uit een beschrijving van een mislukte zoektocht naar zelfgemaakt buskruit. Het ‘huis, tuin en keukengevoel’ is ver te zoeken. Wie heeft er puur salpeterzuur in zijn keukenkastje? Overigens lijkt dat het probleem van dit compacte boekje. De echt leuke experimenten zijn gedaan met ingrediënten die gegarandeerd niet in iemands keuken of tuin zijn. Wij hebben geen droogijs om kosmische straling op te vangen en ook galnoten staan niet in onze boekenkast. Laat staan dat onze tuin een Airbus kan herbergen.
Waar je gegarandeerd de spullen voor in huis hebt, is een idee om van kippengaas buckyballen en nanobuizen te klussen. Hiervoor zijn alleen twee tangetjes en kippengaas nodig. Wij vragen ons af wat we aanmoeten met de gecreëerde representatie van een koolstofatoom. We houden er enkel een klein wondje aan over.
We kiezen voor experimenten waarvoor we naar de supermarkt moeten. Een uur later en twintig euro armer komen we thuis met tekenkokers, kiwi’s, aluminiumfolie, koffiefilters en brandspiritus.
We gaan DNA uit een kiwi isoleren. Desoxyribonucleïnezuur (DNA) bevat de code voor de eiwitten die verantwoordelijk zijn voor alle eigenschappen van de cel. DNA is hip en klinkt gaaf en dat willen we dus maar al te graag van dichtbij zien. Eerst leggen we de volle fles brandspiritus in het vriesvak van onze koelkast. Hij moet op -18 graden Celsius worden gebracht. Om het DNA zichtbaar te krijgen moeten we een prakje van een sappige kiwi mengen met gekookt water, een mengsel van zout en vloeibare zeep. Voorzichtig gieten we volgens de instructies de ijskoude brandspiritus boven op het filtraat van het kiwimengsel. Strengen van DNA zouden nu naar boven moeten komen. Helaas verbazen wij ons niet. Geheel volgens onze verwachting was het biologische spektakel voor ons een groot fiasco. Wat blijkt: onze alcohol is niet koud genoeg. Onze verwoede poging tot het bekijken van DNA in zijn naakte vorm is mislukt.
Op zoek naar een experiment wat niks kost, we blijven arme studenten. Ons uitgangspunt is dat we moeten knutselen. Slechts één experiment voldoet aan de eisen en we gaan aan de slag. Venusovergangen en zonnevlekken bekijken op de zon. Natuurlijk gaan we niet met ons gezicht tegen de felle winterzon in kijken, daar bouwen we de venuskoker voor. Als de venuskoker volledig volgens de instructies van het boekje gebouwd is, moet het mogelijk zijn een projectie van zonnevlekken te bekijken aan de binnenkant van de koker. Eenmaal af lijkt de venuskoker eerder een flink fallussymbool dan een venuskijker. Eindelijk mogen we naar buiten om de vermeende schoonheid van de zon te aanschouwen. Jammer genoeg is het koud en lichtbewolkt. De aanblikken van de zon door onze koker leveren weinig spanning en sensatie. De gloeilamp in onze warme kamer levert hetzelfde effect.
We hebben diverse experimenten uitgevoerd en we leven nog. Geen stroomschokken, vergiftiging en zelfs onze geliefde vingers functioneren nog naar behoren. Het kleine boekje bevat helaas maar weinig echt leuke proefjes. De experimenten zijn flauw, en soms zelfs slechts beschrijvend. Een grappig boek voor scholieren en alfa’s, maar om doorgewinterde TU-studenten te vermaken mag het allemaal wat spectaculairder.
Anne van Schulp en Jos van den Broek (red.), ’25 Nieuwe wetenschappelijke experimenten voor huis, tuin en keuken’ (Veen Magazines 2005), € 14.95
Hans Peter Oskam en Lars Hartnack studeren respectievelijk technische bestuurskunde en bouwkunde, en zijn auteurs van de rubriek ‘Verbeter je techniek’ op de achterpagina van Delta.
Comments are closed.