Campus

Kleine wijzigingen in allocatiemodel

Afgelopen maanden zijn voor de vierde keer publicaties geteld voor de verdeling van het geld voor onderzoek op de TU. ,,Nieuwe kennis moet worden uitgedragen en dat willen we belonen”, stelt prof.ir. C.J. Hoogendoorn.

Publiceren levert sinds enkele jaren geld op aan de TU, tenminste: meer publiceren dan een ander levert geld op. ,,We bepalen het marktaandeel van een faculteit. Als bij elke faculteit het aantal publicaties evenveel stijgt, verandert er niets. De minister geeft helaas niet meer geld als onze output toeneemt”, vertelt prof.ir C.J. Hoogendoorn, voorzitter van de Commissie begeleiding toepassing allocatiemodel.

Belangrijkste doel van de telexercitie is het verbeteren van de publicatiecultuur. Volgens Hoogendoorn zijn er nog steeds onderzoekers die in vijf jaar slechts één à twee artikelen in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift publiceren. ,,Dat is mager. Als Delft zich wil waarmaken als topuniversiteit moet dat omhoog.”

Wat opviel bij de tellingen van dit jaar, is de sterke toename van het aantal publicaties dat is uitgegeven door Delft University Press. Volgens Hoogendoorns commissie zijn dat veelal rapporten die vorige jaren als interne publicatie werden aangemerkt. Maar de commissie was onverbiddelijk. Rapporten die niet door onafhankelijke referenten van buiten de TU zijn beoordeeld, krijgen geen punten.

Nieuw dit jaar is dat er geen punten meer te verdienen zijn met abstracts, minder punten met dunne boeken en dat een promotie twaalf in plaats van tien punten oplevert. Het effect van deze wijzigingen wordt gedempt. Volgend jaar merken faculteiten er nog niets van. Over drie jaar wordt vijftig procent van de optredende verschuivingen doorberekend aan de faculteiten. ,,Publicatieculturen verschillen zo sterk per vakgebied dat je de veranderingen niet honderd procent kunt laten doorwerken”, vertelt Hoogendoorn.

Knippen onderzoekers geen publicaties op om meer punten te halen? ,,Opknippen lukt niet zomaar. Referenten zijn niet gek. We willen juist stimuleren dat onderzoekers iets publiceren dat ze in het verleden op de plank lieten liggen. Knippen wordt ook minder interessant doordat er sinds dit jaar meer is te verdienen met wetenschappelijke artikelen in tijdschriften met een hoge impact, en zo’n tijdschrift haal je niet met een opgeknipt artikel.”

De impactfactor is gebaseerd op het gemiddeld aantal citaties dat een artikel in een bepaald tijdschrift oplevert, gecorrigeerd voor het vakgebied. Als je onderzoek publiceert in een tijdschrift met impactfactor 1, dan zit je op wereldniveau. In het oude geldverdeelmodel lag de grens op 0,75. Onderzoekers die daarboven scoren, kregen extra geld voor de goede kwaliteit van hun onderzoek.

Een hoge impactfactor van boven de 3 kun je halen door te publiceren in Nature of in bepaalde bladen voor electronici, chemici, klinici of voor mathematici.

Een bouwkundige kan die impactfactor dus nooit halen? ,,Ze halen niet eens meer dan 0,75. Er zijn wel hogere tijdschriften, maar daar publiceren ze niet in. Over 1998 is er bij Bouwkunde slechts één artikel met een impact boven de 0,75 gepubliceerd. De andere 41 lagen daar onder”, aldus Hoogendoorn.

Op de TU scoort vooral Technische Natuurwetenschappen hoog, met over 1998 achttien artikelen met een hogere impact dan 3. Ook het IRI doet met vier goed mee. ITS haalde er eentje. De invoering van de hoge impactfactoren wordt niet gedempt. ,,Het is echt een bonusje. Het gaat niet om zoveel geld, nog geen één procent van het budget.”

Vallen ontwerpers nog steeds buiten de boot met dit geldverdeelsysteem? ,,Het blijkt dat de meeste ontwerpen gepubliceerd worden, via conference proceedings, vakpublicaties, in proefschriften of als octrooipublicatie. Daar krijgen ontwerpers onderzoekspunten voor. Van het beperkte aantal ongepubliceerde ontwerpen is het de vraag wie de waarde daarvan bepaalt. Daar studeert de Adviesraad technologiebeleid Delft (ARTD) nog op. Het gaat maar om een procent van de middelen, maar het is wel van grote betekenis voor de ontwerpers. Die voelen zich nu niet gewaardeerd.”

Wordt er niet te veel naar publicaties gekeken?

,,Het geldverdeelmodel verdeelt slechts 35 procent van de budgetten voor faculteiten via publicatiepunten. Zo’n dertig procent van het geld wordt rechtstreeks toegekend aan onderzoekscholen als Dimes en aan de Dioc’s.”

Publiceren levert sinds enkele jaren geld op aan de TU, tenminste: meer publiceren dan een ander levert geld op. ,,We bepalen het marktaandeel van een faculteit. Als bij elke faculteit het aantal publicaties evenveel stijgt, verandert er niets. De minister geeft helaas niet meer geld als onze output toeneemt”, vertelt prof.ir C.J. Hoogendoorn, voorzitter van de Commissie begeleiding toepassing allocatiemodel.

Belangrijkste doel van de telexercitie is het verbeteren van de publicatiecultuur. Volgens Hoogendoorn zijn er nog steeds onderzoekers die in vijf jaar slechts één à twee artikelen in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift publiceren. ,,Dat is mager. Als Delft zich wil waarmaken als topuniversiteit moet dat omhoog.”

Wat opviel bij de tellingen van dit jaar, is de sterke toename van het aantal publicaties dat is uitgegeven door Delft University Press. Volgens Hoogendoorns commissie zijn dat veelal rapporten die vorige jaren als interne publicatie werden aangemerkt. Maar de commissie was onverbiddelijk. Rapporten die niet door onafhankelijke referenten van buiten de TU zijn beoordeeld, krijgen geen punten.

Nieuw dit jaar is dat er geen punten meer te verdienen zijn met abstracts, minder punten met dunne boeken en dat een promotie twaalf in plaats van tien punten oplevert. Het effect van deze wijzigingen wordt gedempt. Volgend jaar merken faculteiten er nog niets van. Over drie jaar wordt vijftig procent van de optredende verschuivingen doorberekend aan de faculteiten. ,,Publicatieculturen verschillen zo sterk per vakgebied dat je de veranderingen niet honderd procent kunt laten doorwerken”, vertelt Hoogendoorn.

Knippen onderzoekers geen publicaties op om meer punten te halen? ,,Opknippen lukt niet zomaar. Referenten zijn niet gek. We willen juist stimuleren dat onderzoekers iets publiceren dat ze in het verleden op de plank lieten liggen. Knippen wordt ook minder interessant doordat er sinds dit jaar meer is te verdienen met wetenschappelijke artikelen in tijdschriften met een hoge impact, en zo’n tijdschrift haal je niet met een opgeknipt artikel.”

De impactfactor is gebaseerd op het gemiddeld aantal citaties dat een artikel in een bepaald tijdschrift oplevert, gecorrigeerd voor het vakgebied. Als je onderzoek publiceert in een tijdschrift met impactfactor 1, dan zit je op wereldniveau. In het oude geldverdeelmodel lag de grens op 0,75. Onderzoekers die daarboven scoren, kregen extra geld voor de goede kwaliteit van hun onderzoek.

Een hoge impactfactor van boven de 3 kun je halen door te publiceren in Nature of in bepaalde bladen voor electronici, chemici, klinici of voor mathematici.

Een bouwkundige kan die impactfactor dus nooit halen? ,,Ze halen niet eens meer dan 0,75. Er zijn wel hogere tijdschriften, maar daar publiceren ze niet in. Over 1998 is er bij Bouwkunde slechts één artikel met een impact boven de 0,75 gepubliceerd. De andere 41 lagen daar onder”, aldus Hoogendoorn.

Op de TU scoort vooral Technische Natuurwetenschappen hoog, met over 1998 achttien artikelen met een hogere impact dan 3. Ook het IRI doet met vier goed mee. ITS haalde er eentje. De invoering van de hoge impactfactoren wordt niet gedempt. ,,Het is echt een bonusje. Het gaat niet om zoveel geld, nog geen één procent van het budget.”

Vallen ontwerpers nog steeds buiten de boot met dit geldverdeelsysteem? ,,Het blijkt dat de meeste ontwerpen gepubliceerd worden, via conference proceedings, vakpublicaties, in proefschriften of als octrooipublicatie. Daar krijgen ontwerpers onderzoekspunten voor. Van het beperkte aantal ongepubliceerde ontwerpen is het de vraag wie de waarde daarvan bepaalt. Daar studeert de Adviesraad technologiebeleid Delft (ARTD) nog op. Het gaat maar om een procent van de middelen, maar het is wel van grote betekenis voor de ontwerpers. Die voelen zich nu niet gewaardeerd.”

Wordt er niet te veel naar publicaties gekeken?

,,Het geldverdeelmodel verdeelt slechts 35 procent van de budgetten voor faculteiten via publicatiepunten. Zo’n dertig procent van het geld wordt rechtstreeks toegekend aan onderzoekscholen als Dimes en aan de Dioc’s.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.