Onderzoek binnen het nieuwe technologiebeleid moet interdisciplinair zijn. Dat is de rode draad van het ARTD-advies. Daarop aansluitend moet onderwijs algemener gegeven worden om ingenieurs breder inzetbaar te maken.
br />
De ARTD kiest voor interdisciplinaire technologiethema’s omdat zich volgens haar ,,op het grensvlak tussen de klassieke disciplines nieuwe kansen en uitdagingen voordoen”. Daarom ook verwacht de commissie dat de DIOC’s (‘Delfts interfacultair onderzoekcentrum’) veel extra onderzoeksgeld van zowel de overheid als het bedrijfsleven kunnen binnenhalen.
De door de ARTD gekozen acht thema’s zijn:
*winning, conversie en gebruik van energie
*winning, beheer en kwaliteit van water
*observatie van het aardoppervlak en de ondergrond
*infrastructuren voor communicatie- en informatievoorziening
*signaalbehandeling, informatieverwerking en kennisrepresentatie
*modelgebaseerde optimalisering van industriële processen
*duurzaam gebouwde omgeving
*mobiliteit van personen en goederen
De ARTD baseert haar keuze op belangrijke maatschappelijke en economische vraagstukken waar de TU Delft volgens haar een zeer hoge technisch-wetenschappelijke bijdrage aan kan leveren. De thema’s zijn overigens niet de enige mogelijke; als er voor een thema geen goede invulling wordt bedacht, moet het worden geschrapt. Daarnaast laat de commissie ruimte voor nieuwe thema’s die ,,vanuit het veld worden voorgesteld”.
Ieder thema moet in een DIOC worden ondergebracht. In een DIOC is ruimte voor verschillende interdisciplinaire onderzoekprogramma’s. De programma’s steunen op de ‘excellente monodisciplines’ van de faculteiten.
Ieder onderzoekprogramma binnen een DIOC krijgt een toonaangevende hoogleraar aan het hoofd. Deze is persoonlijk verantwoordelijk voor de gang van zaken binnen het programma.
De adviescommissie wil ingediende programma’s door een internationale themagerichte jury laten beoordelen. Aan de hand van het oordeel van de jury stelt de ARTD vervolgens een rangorde van de programma’s op. De aanvragen voor programma’s worden op basis van hun plaats in de rangorde beloond. Een toekenning voor een programma geldt in eerste instantie voor vijf jaar.
De ARTD stelt minimumeisen aan mogelijke programma’s. Zo moet het onderzoek zich bijvoorbeeld richten op ,,risico-volle oplossingen, die een doorbraak beogen in het onderhavige technologiethema”. Daarnaast moet het voorstel aantonen dat het zorgt voor interactie tussen verschillende monodisciplines.
Gerenommeerd boek
Ook de opleidingen moeten zich volgens de ARTD minder opspecialismen richten. Daarnaast moeten zij de toekomstig ingenieurs leren om ,,innovatief met bestaande en nieuwe kennis om te gaan”.
De ARTD wil dat de Delftse opleidingen in de basisstudie ‘equivalente programma’s’ ontwikkelen. Daarmee wil de ARTD de Delftse ingenieur zo breed mogelijk inzetbaar maken. De faculteiten moeten per vak zoveel mogelijk gebruik maken van één internationaal gerenommeerd boek en een gemeenschappelijk deel in het tentamen hebben. De ARTD verwacht dat met deze maatregelen de herkenbaarheid van Delftse curricula verbetert, overstappen eenvoudiger wordt en de opleidingen beter internationaal aansluiten.
Ook moet de studiediscipline in de basisstudie verbeteren. Daarom stelt de commissie voor om per vak duidelijk vast te leggen wat de leerdoelen en eindtermen zijn. En er moet meer gebruik gemaakt worden van computerondersteund onderwijs.
De adviescommissie vindt dat, als deze punten zijn gerealiseerd, de TU een bindend studieadvies aan het einde van het eerste jaar moet invoeren. Maar dan moet ook studievertraging aan het begin van de studie door het zoeken van een kamer of het lopen van een kennismakingstijd, voorkomen worden.
Aanstaande maandag bespreken het college van dekanen en de universiteitsraadscommissie voor onderwijs en onderzoek de adviezen. Daarna zal het college van bestuur het definitieve technologiebeleid aan de universiteitsraad voorleggen. (S.H.)
Onderzoek binnen het nieuwe technologiebeleid moet interdisciplinair zijn. Dat is de rode draad van het ARTD-advies. Daarop aansluitend moet onderwijs algemener gegeven worden om ingenieurs breder inzetbaar te maken.
De ARTD kiest voor interdisciplinaire technologiethema’s omdat zich volgens haar ,,op het grensvlak tussen de klassieke disciplines nieuwe kansen en uitdagingen voordoen”. Daarom ook verwacht de commissie dat de DIOC’s (‘Delfts interfacultair onderzoekcentrum’) veel extra onderzoeksgeld van zowel de overheid als het bedrijfsleven kunnen binnenhalen.
De door de ARTD gekozen acht thema’s zijn:
*winning, conversie en gebruik van energie
*winning, beheer en kwaliteit van water
*observatie van het aardoppervlak en de ondergrond
*infrastructuren voor communicatie- en informatievoorziening
*signaalbehandeling, informatieverwerking en kennisrepresentatie
*modelgebaseerde optimalisering van industriële processen
*duurzaam gebouwde omgeving
*mobiliteit van personen en goederen
De ARTD baseert haar keuze op belangrijke maatschappelijke en economische vraagstukken waar de TU Delft volgens haar een zeer hoge technisch-wetenschappelijke bijdrage aan kan leveren. De thema’s zijn overigens niet de enige mogelijke; als er voor een thema geen goede invulling wordt bedacht, moet het worden geschrapt. Daarnaast laat de commissie ruimte voor nieuwe thema’s die ,,vanuit het veld worden voorgesteld”.
Ieder thema moet in een DIOC worden ondergebracht. In een DIOC is ruimte voor verschillende interdisciplinaire onderzoekprogramma’s. De programma’s steunen op de ‘excellente monodisciplines’ van de faculteiten.
Ieder onderzoekprogramma binnen een DIOC krijgt een toonaangevende hoogleraar aan het hoofd. Deze is persoonlijk verantwoordelijk voor de gang van zaken binnen het programma.
De adviescommissie wil ingediende programma’s door een internationale themagerichte jury laten beoordelen. Aan de hand van het oordeel van de jury stelt de ARTD vervolgens een rangorde van de programma’s op. De aanvragen voor programma’s worden op basis van hun plaats in de rangorde beloond. Een toekenning voor een programma geldt in eerste instantie voor vijf jaar.
De ARTD stelt minimumeisen aan mogelijke programma’s. Zo moet het onderzoek zich bijvoorbeeld richten op ,,risico-volle oplossingen, die een doorbraak beogen in het onderhavige technologiethema”. Daarnaast moet het voorstel aantonen dat het zorgt voor interactie tussen verschillende monodisciplines.
Gerenommeerd boek
Ook de opleidingen moeten zich volgens de ARTD minder opspecialismen richten. Daarnaast moeten zij de toekomstig ingenieurs leren om ,,innovatief met bestaande en nieuwe kennis om te gaan”.
De ARTD wil dat de Delftse opleidingen in de basisstudie ‘equivalente programma’s’ ontwikkelen. Daarmee wil de ARTD de Delftse ingenieur zo breed mogelijk inzetbaar maken. De faculteiten moeten per vak zoveel mogelijk gebruik maken van één internationaal gerenommeerd boek en een gemeenschappelijk deel in het tentamen hebben. De ARTD verwacht dat met deze maatregelen de herkenbaarheid van Delftse curricula verbetert, overstappen eenvoudiger wordt en de opleidingen beter internationaal aansluiten.
Ook moet de studiediscipline in de basisstudie verbeteren. Daarom stelt de commissie voor om per vak duidelijk vast te leggen wat de leerdoelen en eindtermen zijn. En er moet meer gebruik gemaakt worden van computerondersteund onderwijs.
De adviescommissie vindt dat, als deze punten zijn gerealiseerd, de TU een bindend studieadvies aan het einde van het eerste jaar moet invoeren. Maar dan moet ook studievertraging aan het begin van de studie door het zoeken van een kamer of het lopen van een kennismakingstijd, voorkomen worden.
Aanstaande maandag bespreken het college van dekanen en de universiteitsraadscommissie voor onderwijs en onderzoek de adviezen. Daarna zal het college van bestuur het definitieve technologiebeleid aan de universiteitsraad voorleggen. (S.H.)

Comments are closed.