Campus

Je moet eerst leren observeren

,,Mijn vrouw en ik zijn lid van de Delftse afdeling van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging. Ik heb altijd affiniteit gehad met planten en bloemen.

Een opleiding heb ik er nooit in gevolgd. Ik wil ooit wel biologie gaan studeren, maar dat kost zo verschrikkelijk veel tijd dat ik er tegen opzie.

Twee keer per maand ga ik met de plantenwerkgroep het veld in. Die werkgroep wordt bij de KNNV gezien als een ideaal startpunt voor nieuwe leden, omdat planten redelijk makkelijk zijn om de basis van het veldwerk onder de knie te krijgen. Als je naar vogeltjes gaat kijken of – nog erger – naar vlinders, dan moet je een goed oog hebben. Je moet eerst leren observeren. Dat kan je ideaal trainen met planten, want die rennen niet zo hard weg.

Wij inventariseren vaak kilometerhokken op een stafkaart. Die houden we dan een jaar bij. Iedere maand lopen we een rondje om te kijken wat er allemaal groeit en bloeit. We tellen niet alle planten, dat is ondoenlijk. De gegevens gaan naar een landelijke organisatie. Die maakt er vervolgens atlassen van de Nederlandse flora van.

Een collega van de plantenwerkgroep zegt dat je in Delft alle planten van Nederland tegenkomt, als je maar lang genoeg wacht. Dat komt doordat er veel uit tuinen ontsnapt. Het mooiste plantje dat ik rond Delft heb gevonden? Het ijzerhart. Het is een onbekend plantje van dertig, veertig centimeter groot met heel kleine bloemetjes. Het groeit in de Delftse Hout. Daar komen we vaak. De KNNV richt haar aandacht ook op de stad. Sinds ik lid ben krijg ik steeds meer het gevoel dat daar veel leuks te vinden is. Naarmate je leert te zien – want dat is eigenlijk het hele eieren eten – merk je de mooie dingen op. Een randje langs de straat kan heel interessant zijn. Vooral als het gaat om muurflora zoals varens en mossen die op oude muren groeien, dan zit je in Delft natuurlijk hartstikke goed.”

,,Mijn vrouw en ik zijn lid van de Delftse afdeling van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging. Ik heb altijd affiniteit gehad met planten en bloemen. Een opleiding heb ik er nooit in gevolgd. Ik wil ooit wel biologie gaan studeren, maar dat kost zo verschrikkelijk veel tijd dat ik er tegen opzie.

Twee keer per maand ga ik met de plantenwerkgroep het veld in. Die werkgroep wordt bij de KNNV gezien als een ideaal startpunt voor nieuwe leden, omdat planten redelijk makkelijk zijn om de basis van het veldwerk onder de knie te krijgen. Als je naar vogeltjes gaat kijken of – nog erger – naar vlinders, dan moet je een goed oog hebben. Je moet eerst leren observeren. Dat kan je ideaal trainen met planten, want die rennen niet zo hard weg.

Wij inventariseren vaak kilometerhokken op een stafkaart. Die houden we dan een jaar bij. Iedere maand lopen we een rondje om te kijken wat er allemaal groeit en bloeit. We tellen niet alle planten, dat is ondoenlijk. De gegevens gaan naar een landelijke organisatie. Die maakt er vervolgens atlassen van de Nederlandse flora van.

Een collega van de plantenwerkgroep zegt dat je in Delft alle planten van Nederland tegenkomt, als je maar lang genoeg wacht. Dat komt doordat er veel uit tuinen ontsnapt. Het mooiste plantje dat ik rond Delft heb gevonden? Het ijzerhart. Het is een onbekend plantje van dertig, veertig centimeter groot met heel kleine bloemetjes. Het groeit in de Delftse Hout. Daar komen we vaak. De KNNV richt haar aandacht ook op de stad. Sinds ik lid ben krijg ik steeds meer het gevoel dat daar veel leuks te vinden is. Naarmate je leert te zien – want dat is eigenlijk het hele eieren eten – merk je de mooie dingen op. Een randje langs de straat kan heel interessant zijn. Vooral als het gaat om muurflora zoals varens en mossen die op oude muren groeien, dan zit je in Delft natuurlijk hartstikke goed.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.