Campus

‘Ja, maar wat voor baan krijg ik nou?’

Een assessment voor high-potentials: ofwel drie dagen met alle sollicitanten op de hei. In het bedrijfsleven is deze wervingsvorm helemaal in.

Maar ook de TU werft zo haar toekomstige managers. ,,Toch blijft het een tamelijk subjectieve inschatting.”

Het treintaxibusje vanaf NS-station Driebergen-Zeist is helemaal afgeladen. Alle reizigers op deze vroege dinsdagmorgen moeten naar Doorn, allemaal naar een conferentie, assessment, of meeting. Het busje weet de verschillende oorden, verscholen in de bossen, allemaal feilloos te vinden. Die conferentie-paleizen, daar draait het taxibedrijf op, vertelt de chauffeur. Nergens in Nederland vertoeven zoveel managers per hectare bosgebied als op de Utrechtse Heuvelrug.

De laatste bestemming van de rit is het SBI Conferentiecentrum. De vier overgebleven reizigers stappen uit. Eerst aanmelden bij de receptie. Hier het gebruikelijke sfeertje: keurig geklede en overvriendelijke meisjes die de bezoekers welkom heten, lange lijsten afturen voor de namen, en vervolgens met een brede glimlach ieder zijn bestemming wijzen.

De groep TU-sollicitanten is hier gistermiddag al gearriveerd. Dertien academisch gevormde twintigers die trek hebben in een toekomstige managementfunctie aan de Delftse universiteit. Alle dertien zijn ze al door een eerdere sollicitatieronde heengekomen. Vijf of zes van hen worden uiteindelijk aangenomen. Dit assessment van drie dagen in de Doornse bossen zal uitmaken wie. Een rollenspel, persoonlijkheidstest, zogenaamde casus en enkele presentaties moeten voor de TU duidelijk maken wie het meest geschikt zijn. Vijf medewerkers van het Bureau van de Universiteit observeren de sollicitanten daartoe vrijwel permanent.

De dertien vormen een bont gezelschap. Sommigen werken al enige tijd, anderen leggen de laatste hand aan hun eindscriptie. Wat opvalt is het grote aantal alfa’s: geschiedenis, letteren, politicologie. Verder is er een aantal bedrijfskundigen en -economen. Je pikt ze er zo uit: ze ogen brutaler en zijn gehuld in pak met das of mantelpakje. Echt bèta is er maar één: een scheikundige uit Leiden. De leeftijden verschillen weinig: allen zijn tussen de 24 en 27.


1 Illustratie: Victor Lemstra
Erfenis

Er heerst een doodse stilte in de zaal. In groepjes van twee zitten de jonge academici te smoezen: hun voorbereiding voor het rollenspel zo meteen. Voorin zitten de assessoren: voorzitter ir. Jaap Splunter van het TU-bureau Management Development en vier jonge vrouwen van wie enkelen niet eens zo lang geleden zelf op deze manier bij de TU binnenkwamen. Gisteren hebben ze de groep ontvangen en gezamenlijk gedineerd. Drie dagen en twee nachten zitten ze met elkaar in het bos, afgesloten van de buitenwereld, al komt er af en toe hoog bezoek uit Delft langs.

Rond een uur of tien is het afgelopen met het gefluister. Het echte rollenspel kan beginnen. Dat spel werkt als volgt: de faculteit heeft een erfenis van acht ton gekregen van een overleden alumnus. Iedere afdeling binnen de faculteit moet proberen zijn graantje hiervan mee te pikken. Maar: ‘in goede samenspraak’. Goed argumenteren aan de onderhandelingstafel dus.

Maarten Corvers (26, politicologie) heeft de rol van decaan gekregen. ,,Denk aan de belangen van de hele universiteit”, pepert hij zijn disgenoten voor aanvang van de vergadering nog even in. De dame en heer van de afdeling Financiën, Personeel & Organisatie (FPO) proberen maar liefst zes van de acht ton binnen te halen. ,,Dan wordt de organisatie als geheel nog efficiënter. Dat past binnen de nieuwe professionalisering”, betogen ze.

Het is de beurt aan de onderwijsdirectie, die natuurlijk andere plannen met het geld heeft. Dat geldt ook voor de vertegenwoordigster van de onderzoeksdirectie. Zij heeft op papier het sterkste argument in handen: een vrouwelijke topprof aantrekken. ,,Een positieve uitstraling”, betoogt ze.

Argumenten en betogen volgen, maar overtuigen doen ze de tegenpartij nauwelijks. ,,We weten ook eigenlijk niet goed waar we over praten”, zegt een van de deelnemers na afloop. Ieder heeft een A4’tje met informatie gekregen, maar moet vervolgens serieus gaan discussiëren over zaken als het outputgestuurde allocatiemodel van de TU.
Knikkers

De groep van dertien is in tweeën gesplitst; boven confereert de andere helft over precies dezelfde problematiek. Hier gaat het er wat feller aan toe. ,,Mag ik misschien even uitpraten”, klinkt het. De discussianten weten de ogen van de aandachtig observerende en schrijvende assessoren op zich gericht en dat leidt een klein beetje tot haantjesgedrag. De eigenbelangen willen niet wijken, maar er moet een verdeling van het geld komen. ,,Nog vijf minuten”, klinkt het streng uit de keel van een van de assessoren.

,,Drie ton voor onderzoek, drie ton voor onderwijs, twee voor FPO”, doet iemand een gooi. Er wordt veel gesputterd, maar de tijd is om. Die verdeling staat dus. Handjes worden geschud: ,,Gefeliciteerd.” De assessoren schudden hun hoofd een beetje: het eigenbelang stond te veel voorop. ,,Ze waren het belang van de universiteit als geheel een beetje uit het oog verloren.”

Beneden presenteren de beide voorzitters de resultaten van de onderhandelingen. Zo eindigt steevast elke sessie. Voorzitster Marianne den Heijer (26, interculturele communicatie) legt uit dat ‘professionalisering’ tijdens de discussie steeds het sleutelwoord was. Over de uiteindelijke verdeling (3,3,2 ton) is ze ’tevreden’. Maar de minst bedeelden van FPO sputteren tegen: ,,Het was een voorlopig voorstel, hè.”

Ze zijn er inderdaad bekaaider afgekomen dan de FPO-collega’s in de andere groep. Daar blijkt juist de onderwijsdirectie aan het kortste eind getrokken te hebben. Menno Düthler (27, bedrijfseconomie) en Maaike Ditzel (26, lerares Nederlands) kijken wat beteuterd. Ze sterken zich met de gedachte dat het niet draait om de knikkers, maar om het constructief bezigzijn. Dat blijkt achteraf echter behoorlijk tegen te vallen. Degenen die het minste geld bij elkaar gedebatteerd hebben, krijgen dat van de assessoren op hun bord. Onterecht, zo vinden de meesten: ,,Het hoort om het proces te gaan, niet om het resultaat”, klaagt iemand.

De dag duurt nog lang: sprekers komen, sprekers gaan, er moet geluncht, gedineerd en geborreld worden. De sollicitanten werken ook nog hard aan een uitgebreide casus. ’s Avonds komen enkele jonge TU-managers vertellen wat ze doen en hoe het ze bevalt. ,,Het leukste onderdeel tot nu toe”, vinden sommige kandidaten. ,,Nu weten we eindelijk een beetje wat we gaan doen als we worden aangenomen.”

En wat gaan ze eigenlijk doen? Deze jonge academici of managementtrainees gaan straks rouleren bij verschillende TU-afdelingen. ,,Allerlei functies bij de staf of de faculteiten”, legt assessor Moniek Arends uit: ,,De structurering vna het Master of Science-bureau bijvoorbeeld, of het invoeren van de Balanced Score Card bij de bibliotheek. Ik noem maar wat.”
Spiegel

Het is woensdagmorgen kwart voor negen, de derde dag. Het volgende onderdeel is de capaciteits- en persoonlijkheidstest. Niet afgenomen door TU-medewerkers, maar door een professioneel bureau. Voor velen is dit het hoogtepunt van de ‘drie daagjes op de hei’. Ze krijgen een duidelijke spiegel voorgehouden van hun eigen sterke en zwakke punten. En dat is nooit weg, ook als ze niet worden aangenomen. Na de test volgt de zoveelste gastspreker en daarna opnieuw een casus. Er is inmiddels een gezellige sfeer ontstaan. De dertien zijn al bijna twee dagen onafscheidelijk, en een onderlinge band is duidelijk waarneembaar.

De onderlinge sfeer is inderdaad erg ontspannen, beaamt Michael Lenzen (24, politicologie). ,,Ik ervaar gelukkig helemaal geen competitie. Volgens mij komt dat omdat je drie dagen met elkaar optrekt. Zou het maar één dag zijn, dan is die competitiedrang er wel, denk ik.”

Mark Orie (25, scheikunde) is het helemaal met Lenzen eens: ,,Collegialiteit, samenwerking, geen competitie.” Dat heeft hij wel eens anders meegemaakt bij een assessment van een groot bedrijf: ,,Iedereen deed daar erg dominant.”

Peggy Pouwels (24, bedrijfseconomie) is wat minder lovend over de TU-driedaagse. De sfeer is goed, meent zij, maar de TU heeft veel te lang in het vage gehouden hoe de toekomstige banen eruit zien. ,,Dat begint me nu pas een beetje duidelijk te worden, terwijl ik het natuurlijk van tevoren zou moeten weten. Laat maar eens zien wat jullie mij te bieden hebben. Het is toch raar dat je komt solliciteren zonder een beeld te hebben van de aard van het werk en het loon en dergelijke.” Verder snapt ze niet dat ze, mocht ze worden aangenomen, drie jaar achtereen een jaarcontract krijgt. ,,Dan kan ik dus geen huis kopen, dat vind ik een erg vervelende consequentie.” Pouwels is nogal een ‘hard commercieel type’, dat van aanpakken houdt. Dat verklaart haar kritische houding, denkt ze zelf.
Funding

Tot twee uur duurt de lunch officieel, maar de dertien hi-po’s zijn veel eerder weg: nog even de casus voorbereiden. Straks wacht namelijk een presentatie aan het denkbeeldige college van bestuur. Dat is overigens net gearriveerd: het zijn bibliotecaris Leo Waaijers en vakbondscoryfee Adri Sloot. Vergader- en bestuurtijgers van het eerste uur.

,,Welkom, college van bestuur”, zegt Peggy Pouwels in een van de kleine kamertjes van het conferentieoord. Samen met drie anderen is zij in deze casus verantwoordelijk voor onderwijs en onderzoek. Sloot en Waaijers zitten op twee bijgeschoven stoelen; de assessoren maken aantekeningen, zoals altijd. Pouwels legt uit hoe onderwijs en onderzoek een denkbeeldige bezuiniging van twintig miljoen gaan overleven. ,,Een gemeenschappelijke bèta-propedeuse”, vertelt zij. ,,Sponsoring door het bedrijfsleven. Een enorme kostenbesparing.”

Sloot en Waaijers plaatsen wat kritische kanttekeningen – ‘gelegenheidsingrijpen’- en lopen door naar de tweede groep: personeelsbeleid. ‘TU nummer één in Europa’, staat er op het bord geschreven. De voorzitter van de groep legt uit hoe hij de bezuinigingen op gaat vangen. ,,Ik zie niet hoe dat op deze manier moet”, zegt Waaijers na een paar minuten. ,,Funding van buitenaf”, pareert de spreker. Waaijers houdt zo zijn bedenkingen. Op naar de derde groep (financiën) met collega Sloot aan zijn zijde.

Indrukwekkende getallen staan in slagorde in lange kolommen. Marjolein Dijkerman (27, bedrijfscommunicatie Letteren) geeft er uitleg bij. ,,Vijf miljoen bezuinigen door het verhuren van lege gebouwen? Op jaarbasis?”, vraagt Waaijers. Een lachje krult om zijn mond. Tevreden is de bibliothecaris niet over de plannen van de dertien managers in de dop. Hij mist samenhang, zegt hij. En realiteitszin, denkt hij.

De dertien krijgen nog even de tijd om de wijze woorden van Sloot en Waaijers te verwerken. Dan is er opnieuw een gezamenlijke presentatie. Opnieuw voor het bord uitleg geven en kritische vragen beantwoorden. En de assessoren: ze zwijgen, observeren en schrijven maar door.
Aardigst

Tijdens een spaarzaam vrij ogenblik rust ir. J.M. van Splunter, hoofd van het assessorenteam, even uit in het zonnetje. ,,We mogen als TU best trots zijn op zo’n groep kandidaten”, vindt hij. ,,Zeker in een tijd dat veel academici al tijdens hun scriptie worden weggekocht.”

De driedaagse sessie zit er bijna op: straks komen er nog wat TU-topmannen langs voor een toespraakje, een laatste borrel volgt, een laatste diner. ,,Vanavond gaan we onze bevindingen en alle onderzoeksresultaten bediscussiëren”, zegt Splunter. Dan worden de vijf of zes uitverkorenen bekend.

Werkt zo’n peperduur assessment beter dan een gewoon sollicitatiegesprek? ,,Voor de allerbeste kandidaten is zo’n assessment niet nodig”, zegt Splunter. ,,Er zijn een paar kandidaten van wie je direct al ziet dat ze goed zijn. Maar voor de overigen hebben we meer tijd nodig. Door dit assessment kunnen we voldoende gegevens verzamelen voor een objectief beeld.”

Maar hoe objectief wordt dat oordeel? Geen van de TU-assessoren doet dit beoordelingswerk beroepshalve. Had de TU niet beter een professioneel bureau kunnen inhuren om het assessment te verzorgen? Splunter wijst de kritiek van de hand. ,,Met z’n allen hebben we een assessment-cursus gehad. Daarin hebben we geleerd te kijken naar gedrag.”

De dertien sollicitanten zijn daar echter een stuk sceptischer over. ,,Het blijft uiteindelijk een tamelijk subjectieve inschatting”, denkt Michael Lenzen. ,,Die rollenspelen bijvoorbeeld: het hangt er maar net van af of je een goede of slechte dag hebt.”

Ook Mark Orie heeft zijn twijfels: ,,Wat mij opvalt is dat er hier maar één à twee assessoren zijn voor een hele groep. Voor een echt assessment is dat natuurlijk te weinig. Ik had kortgeleden een ander assessment, met één tot twee assessoren per persoon. Ik betwijfel daarom of ze hier wel een objectief beeld kunnen vormen.”

Bedrijfseconome Peggy Pouwels laat zich opnieuw het meest kritisch uit. ,,Eigenlijk vind ik dat alleen een getraind, onafhankelijk bureau over ons zou moeten oordelen. De mensen met wie je ’s avonds staat te borrelen, zouden niet degenen moeten zijn die je tevens beoordelen. De gesprekken tussen assessoren en kandidaten worden zo veel te persoonlijk. Ik merk dat assessoren tijdens de borrels een beetje naar de kandidaten toetrekken die ze het leukst en aardigst vinden. Daardoor ben ik bang dat ik nu al vier van de vijf personen kan opnoemen die het straks worden.”

Een assessment voor high-potentials: ofwel drie dagen met alle sollicitanten op de hei. In het bedrijfsleven is deze wervingsvorm helemaal in. Maar ook de TU werft zo haar toekomstige managers. ,,Toch blijft het een tamelijk subjectieve inschatting.”

Het treintaxibusje vanaf NS-station Driebergen-Zeist is helemaal afgeladen. Alle reizigers op deze vroege dinsdagmorgen moeten naar Doorn, allemaal naar een conferentie, assessment, of meeting. Het busje weet de verschillende oorden, verscholen in de bossen, allemaal feilloos te vinden. Die conferentie-paleizen, daar draait het taxibedrijf op, vertelt de chauffeur. Nergens in Nederland vertoeven zoveel managers per hectare bosgebied als op de Utrechtse Heuvelrug.

De laatste bestemming van de rit is het SBI Conferentiecentrum. De vier overgebleven reizigers stappen uit. Eerst aanmelden bij de receptie. Hier het gebruikelijke sfeertje: keurig geklede en overvriendelijke meisjes die de bezoekers welkom heten, lange lijsten afturen voor de namen, en vervolgens met een brede glimlach ieder zijn bestemming wijzen.

De groep TU-sollicitanten is hier gistermiddag al gearriveerd. Dertien academisch gevormde twintigers die trek hebben in een toekomstige managementfunctie aan de Delftse universiteit. Alle dertien zijn ze al door een eerdere sollicitatieronde heengekomen. Vijf of zes van hen worden uiteindelijk aangenomen. Dit assessment van drie dagen in de Doornse bossen zal uitmaken wie. Een rollenspel, persoonlijkheidstest, zogenaamde casus en enkele presentaties moeten voor de TU duidelijk maken wie het meest geschikt zijn. Vijf medewerkers van het Bureau van de Universiteit observeren de sollicitanten daartoe vrijwel permanent.

De dertien vormen een bont gezelschap. Sommigen werken al enige tijd, anderen leggen de laatste hand aan hun eindscriptie. Wat opvalt is het grote aantal alfa’s: geschiedenis, letteren, politicologie. Verder is er een aantal bedrijfskundigen en -economen. Je pikt ze er zo uit: ze ogen brutaler en zijn gehuld in pak met das of mantelpakje. Echt bèta is er maar één: een scheikundige uit Leiden. De leeftijden verschillen weinig: allen zijn tussen de 24 en 27.


1 Illustratie: Victor Lemstra
Erfenis

Er heerst een doodse stilte in de zaal. In groepjes van twee zitten de jonge academici te smoezen: hun voorbereiding voor het rollenspel zo meteen. Voorin zitten de assessoren: voorzitter ir. Jaap Splunter van het TU-bureau Management Development en vier jonge vrouwen van wie enkelen niet eens zo lang geleden zelf op deze manier bij de TU binnenkwamen. Gisteren hebben ze de groep ontvangen en gezamenlijk gedineerd. Drie dagen en twee nachten zitten ze met elkaar in het bos, afgesloten van de buitenwereld, al komt er af en toe hoog bezoek uit Delft langs.

Rond een uur of tien is het afgelopen met het gefluister. Het echte rollenspel kan beginnen. Dat spel werkt als volgt: de faculteit heeft een erfenis van acht ton gekregen van een overleden alumnus. Iedere afdeling binnen de faculteit moet proberen zijn graantje hiervan mee te pikken. Maar: ‘in goede samenspraak’. Goed argumenteren aan de onderhandelingstafel dus.

Maarten Corvers (26, politicologie) heeft de rol van decaan gekregen. ,,Denk aan de belangen van de hele universiteit”, pepert hij zijn disgenoten voor aanvang van de vergadering nog even in. De dame en heer van de afdeling Financiën, Personeel & Organisatie (FPO) proberen maar liefst zes van de acht ton binnen te halen. ,,Dan wordt de organisatie als geheel nog efficiënter. Dat past binnen de nieuwe professionalisering”, betogen ze.

Het is de beurt aan de onderwijsdirectie, die natuurlijk andere plannen met het geld heeft. Dat geldt ook voor de vertegenwoordigster van de onderzoeksdirectie. Zij heeft op papier het sterkste argument in handen: een vrouwelijke topprof aantrekken. ,,Een positieve uitstraling”, betoogt ze.

Argumenten en betogen volgen, maar overtuigen doen ze de tegenpartij nauwelijks. ,,We weten ook eigenlijk niet goed waar we over praten”, zegt een van de deelnemers na afloop. Ieder heeft een A4’tje met informatie gekregen, maar moet vervolgens serieus gaan discussiëren over zaken als het outputgestuurde allocatiemodel van de TU.
Knikkers

De groep van dertien is in tweeën gesplitst; boven confereert de andere helft over precies dezelfde problematiek. Hier gaat het er wat feller aan toe. ,,Mag ik misschien even uitpraten”, klinkt het. De discussianten weten de ogen van de aandachtig observerende en schrijvende assessoren op zich gericht en dat leidt een klein beetje tot haantjesgedrag. De eigenbelangen willen niet wijken, maar er moet een verdeling van het geld komen. ,,Nog vijf minuten”, klinkt het streng uit de keel van een van de assessoren.

,,Drie ton voor onderzoek, drie ton voor onderwijs, twee voor FPO”, doet iemand een gooi. Er wordt veel gesputterd, maar de tijd is om. Die verdeling staat dus. Handjes worden geschud: ,,Gefeliciteerd.” De assessoren schudden hun hoofd een beetje: het eigenbelang stond te veel voorop. ,,Ze waren het belang van de universiteit als geheel een beetje uit het oog verloren.”

Beneden presenteren de beide voorzitters de resultaten van de onderhandelingen. Zo eindigt steevast elke sessie. Voorzitster Marianne den Heijer (26, interculturele communicatie) legt uit dat ‘professionalisering’ tijdens de discussie steeds het sleutelwoord was. Over de uiteindelijke verdeling (3,3,2 ton) is ze ’tevreden’. Maar de minst bedeelden van FPO sputteren tegen: ,,Het was een voorlopig voorstel, hè.”

Ze zijn er inderdaad bekaaider afgekomen dan de FPO-collega’s in de andere groep. Daar blijkt juist de onderwijsdirectie aan het kortste eind getrokken te hebben. Menno Düthler (27, bedrijfseconomie) en Maaike Ditzel (26, lerares Nederlands) kijken wat beteuterd. Ze sterken zich met de gedachte dat het niet draait om de knikkers, maar om het constructief bezigzijn. Dat blijkt achteraf echter behoorlijk tegen te vallen. Degenen die het minste geld bij elkaar gedebatteerd hebben, krijgen dat van de assessoren op hun bord. Onterecht, zo vinden de meesten: ,,Het hoort om het proces te gaan, niet om het resultaat”, klaagt iemand.

De dag duurt nog lang: sprekers komen, sprekers gaan, er moet geluncht, gedineerd en geborreld worden. De sollicitanten werken ook nog hard aan een uitgebreide casus. ’s Avonds komen enkele jonge TU-managers vertellen wat ze doen en hoe het ze bevalt. ,,Het leukste onderdeel tot nu toe”, vinden sommige kandidaten. ,,Nu weten we eindelijk een beetje wat we gaan doen als we worden aangenomen.”

En wat gaan ze eigenlijk doen? Deze jonge academici of managementtrainees gaan straks rouleren bij verschillende TU-afdelingen. ,,Allerlei functies bij de staf of de faculteiten”, legt assessor Moniek Arends uit: ,,De structurering vna het Master of Science-bureau bijvoorbeeld, of het invoeren van de Balanced Score Card bij de bibliotheek. Ik noem maar wat.”
Spiegel

Het is woensdagmorgen kwart voor negen, de derde dag. Het volgende onderdeel is de capaciteits- en persoonlijkheidstest. Niet afgenomen door TU-medewerkers, maar door een professioneel bureau. Voor velen is dit het hoogtepunt van de ‘drie daagjes op de hei’. Ze krijgen een duidelijke spiegel voorgehouden van hun eigen sterke en zwakke punten. En dat is nooit weg, ook als ze niet worden aangenomen. Na de test volgt de zoveelste gastspreker en daarna opnieuw een casus. Er is inmiddels een gezellige sfeer ontstaan. De dertien zijn al bijna twee dagen onafscheidelijk, en een onderlinge band is duidelijk waarneembaar.

De onderlinge sfeer is inderdaad erg ontspannen, beaamt Michael Lenzen (24, politicologie). ,,Ik ervaar gelukkig helemaal geen competitie. Volgens mij komt dat omdat je drie dagen met elkaar optrekt. Zou het maar één dag zijn, dan is die competitiedrang er wel, denk ik.”

Mark Orie (25, scheikunde) is het helemaal met Lenzen eens: ,,Collegialiteit, samenwerking, geen competitie.” Dat heeft hij wel eens anders meegemaakt bij een assessment van een groot bedrijf: ,,Iedereen deed daar erg dominant.”

Peggy Pouwels (24, bedrijfseconomie) is wat minder lovend over de TU-driedaagse. De sfeer is goed, meent zij, maar de TU heeft veel te lang in het vage gehouden hoe de toekomstige banen eruit zien. ,,Dat begint me nu pas een beetje duidelijk te worden, terwijl ik het natuurlijk van tevoren zou moeten weten. Laat maar eens zien wat jullie mij te bieden hebben. Het is toch raar dat je komt solliciteren zonder een beeld te hebben van de aard van het werk en het loon en dergelijke.” Verder snapt ze niet dat ze, mocht ze worden aangenomen, drie jaar achtereen een jaarcontract krijgt. ,,Dan kan ik dus geen huis kopen, dat vind ik een erg vervelende consequentie.” Pouwels is nogal een ‘hard commercieel type’, dat van aanpakken houdt. Dat verklaart haar kritische houding, denkt ze zelf.
Funding

Tot twee uur duurt de lunch officieel, maar de dertien hi-po’s zijn veel eerder weg: nog even de casus voorbereiden. Straks wacht namelijk een presentatie aan het denkbeeldige college van bestuur. Dat is overigens net gearriveerd: het zijn bibliotecaris Leo Waaijers en vakbondscoryfee Adri Sloot. Vergader- en bestuurtijgers van het eerste uur.

,,Welkom, college van bestuur”, zegt Peggy Pouwels in een van de kleine kamertjes van het conferentieoord. Samen met drie anderen is zij in deze casus verantwoordelijk voor onderwijs en onderzoek. Sloot en Waaijers zitten op twee bijgeschoven stoelen; de assessoren maken aantekeningen, zoals altijd. Pouwels legt uit hoe onderwijs en onderzoek een denkbeeldige bezuiniging van twintig miljoen gaan overleven. ,,Een gemeenschappelijke bèta-propedeuse”, vertelt zij. ,,Sponsoring door het bedrijfsleven. Een enorme kostenbesparing.”

Sloot en Waaijers plaatsen wat kritische kanttekeningen – ‘gelegenheidsingrijpen’- en lopen door naar de tweede groep: personeelsbeleid. ‘TU nummer één in Europa’, staat er op het bord geschreven. De voorzitter van de groep legt uit hoe hij de bezuinigingen op gaat vangen. ,,Ik zie niet hoe dat op deze manier moet”, zegt Waaijers na een paar minuten. ,,Funding van buitenaf”, pareert de spreker. Waaijers houdt zo zijn bedenkingen. Op naar de derde groep (financiën) met collega Sloot aan zijn zijde.

Indrukwekkende getallen staan in slagorde in lange kolommen. Marjolein Dijkerman (27, bedrijfscommunicatie Letteren) geeft er uitleg bij. ,,Vijf miljoen bezuinigen door het verhuren van lege gebouwen? Op jaarbasis?”, vraagt Waaijers. Een lachje krult om zijn mond. Tevreden is de bibliothecaris niet over de plannen van de dertien managers in de dop. Hij mist samenhang, zegt hij. En realiteitszin, denkt hij.

De dertien krijgen nog even de tijd om de wijze woorden van Sloot en Waaijers te verwerken. Dan is er opnieuw een gezamenlijke presentatie. Opnieuw voor het bord uitleg geven en kritische vragen beantwoorden. En de assessoren: ze zwijgen, observeren en schrijven maar door.
Aardigst

Tijdens een spaarzaam vrij ogenblik rust ir. J.M. van Splunter, hoofd van het assessorenteam, even uit in het zonnetje. ,,We mogen als TU best trots zijn op zo’n groep kandidaten”, vindt hij. ,,Zeker in een tijd dat veel academici al tijdens hun scriptie worden weggekocht.”

De driedaagse sessie zit er bijna op: straks komen er nog wat TU-topmannen langs voor een toespraakje, een laatste borrel volgt, een laatste diner. ,,Vanavond gaan we onze bevindingen en alle onderzoeksresultaten bediscussiëren”, zegt Splunter. Dan worden de vijf of zes uitverkorenen bekend.

Werkt zo’n peperduur assessment beter dan een gewoon sollicitatiegesprek? ,,Voor de allerbeste kandidaten is zo’n assessment niet nodig”, zegt Splunter. ,,Er zijn een paar kandidaten van wie je direct al ziet dat ze goed zijn. Maar voor de overigen hebben we meer tijd nodig. Door dit assessment kunnen we voldoende gegevens verzamelen voor een objectief beeld.”

Maar hoe objectief wordt dat oordeel? Geen van de TU-assessoren doet dit beoordelingswerk beroepshalve. Had de TU niet beter een professioneel bureau kunnen inhuren om het assessment te verzorgen? Splunter wijst de kritiek van de hand. ,,Met z’n allen hebben we een assessment-cursus gehad. Daarin hebben we geleerd te kijken naar gedrag.”

De dertien sollicitanten zijn daar echter een stuk sceptischer over. ,,Het blijft uiteindelijk een tamelijk subjectieve inschatting”, denkt Michael Lenzen. ,,Die rollenspelen bijvoorbeeld: het hangt er maar net van af of je een goede of slechte dag hebt.”

Ook Mark Orie heeft zijn twijfels: ,,Wat mij opvalt is dat er hier maar één à twee assessoren zijn voor een hele groep. Voor een echt assessment is dat natuurlijk te weinig. Ik had kortgeleden een ander assessment, met één tot twee assessoren per persoon. Ik betwijfel daarom of ze hier wel een objectief beeld kunnen vormen.”

Bedrijfseconome Peggy Pouwels laat zich opnieuw het meest kritisch uit. ,,Eigenlijk vind ik dat alleen een getraind, onafhankelijk bureau over ons zou moeten oordelen. De mensen met wie je ’s avonds staat te borrelen, zouden niet degenen moeten zijn die je tevens beoordelen. De gesprekken tussen assessoren en kandidaten worden zo veel te persoonlijk. Ik merk dat assessoren tijdens de borrels een beetje naar de kandidaten toetrekken die ze het leukst en aardigst vinden. Daardoor ben ik bang dat ik nu al vier van de vijf personen kan opnoemen die het straks worden.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.