Onderwijs

Inspectie stelt fouten bij invoering bama vast

Wat iedereen al wist is nu ook officieel vastgesteld: de invoering van de bachelor-masterstructuur verloopt niet bepaald vlekkeloos.

Die conclusies trekt de Inspectie van het Onderwijs in het eerste deel van de zogeheten bama-monitor. Het schort vooral aan goede voorlichting en aan de ontwikkeling van masters.

Onderzocht is hoe de invoering van de bama in het eerste jaar is verlopen. Daartoe zijn in het afgelopen studiejaar ongeveer duizend opleidingen bestookt met vragenlijsten. Bij acht instellingen zijn praktijkstudies gedaan.

Op de acht onderzochte hogescholen en universiteiten waren de studenten ontevreden over de voorlichting. Die is volgens hen grotendeels gericht op toekomstige studenten, erg algemeen, en informatie op opleidingsniveau ontbreekt, zeker voor deeltijdstudenten. Er zijn onduidelijkheden over overgangsregelingen, inhoud en studiepuntenomvang. Ook het ontbreken van informatie over de inhoud van de masters is door studenten als een groot knelpunt ervaren.

De invloed van studenten op het vernieuwingstraject liet te wensen over. Zij zijn er vaak pas aan het eind bij betrokken. Hierdoor vonden zij hun invloed beperkt en meer gericht op het invoeringsproces zelf dan op de inhoud.

Uit het onderzoek blijkt verder dat universiteiten prioriteit hebben gegeven aan de ontwikkeling van de bachelor boven die van de master. De inspectie vindt dat niet bevorderlijk voor de samenhang in het onderwijsaanbod, omdat studenten zich tijdig moeten kunnen oriënteren op de masterfase.

Staatssecretaris Nijs deelt die zorg. Zij noemt de ontwikkeling van de masterfase het belangrijkste aandachtspunt voor de komende tijd. Nijs heeft begrip voor het feit dat er ,,bij zo’n gigantische operatie als de bama-invoering zich in de eerste fase nog kinderziektes voordoen”. Toch is ze het eens met de inspectie dat de voorlichting over de bama-invoering en de ontwikkeling van de masters in de volgende fase ‘een extra slag’ nodig hebben.

De landelijke studentenorganisatie ISO is niet te spreken over de ‘milde’ opstelling van de onderwijsinspectie. Zo laakt voorzitter Perke Rombouts het feit dat de constatering dat instellingen geen specifieke overgangsregelingen hebben, niet terugkomt in de conclusies. ,,Ze doen alsof de problemen normaal zijn. Wij vinden dat de invoering soepel moet verlopen.”

Rombouts vindt ook dat de onderzoekers te weinig hebben gevraagd naar de mening van studenten. Dat komt pas in een later stadium van de bama-monitor aan de orde. Begin oktober komt het ISO met een eigen bama-evaluatie. Daarvoor heeft de organisatie onlangs zeshonderd eerstejaars in Delft, Tilburg en Utrecht geënquêteerd, en honderden tweedejaars studenten in het hele land.(HOP/OvB)

Die conclusies trekt de Inspectie van het Onderwijs in het eerste deel van de zogeheten bama-monitor. Het schort vooral aan goede voorlichting en aan de ontwikkeling van masters.

Onderzocht is hoe de invoering van de bama in het eerste jaar is verlopen. Daartoe zijn in het afgelopen studiejaar ongeveer duizend opleidingen bestookt met vragenlijsten. Bij acht instellingen zijn praktijkstudies gedaan.

Op de acht onderzochte hogescholen en universiteiten waren de studenten ontevreden over de voorlichting. Die is volgens hen grotendeels gericht op toekomstige studenten, erg algemeen, en informatie op opleidingsniveau ontbreekt, zeker voor deeltijdstudenten. Er zijn onduidelijkheden over overgangsregelingen, inhoud en studiepuntenomvang. Ook het ontbreken van informatie over de inhoud van de masters is door studenten als een groot knelpunt ervaren.

De invloed van studenten op het vernieuwingstraject liet te wensen over. Zij zijn er vaak pas aan het eind bij betrokken. Hierdoor vonden zij hun invloed beperkt en meer gericht op het invoeringsproces zelf dan op de inhoud.

Uit het onderzoek blijkt verder dat universiteiten prioriteit hebben gegeven aan de ontwikkeling van de bachelor boven die van de master. De inspectie vindt dat niet bevorderlijk voor de samenhang in het onderwijsaanbod, omdat studenten zich tijdig moeten kunnen oriënteren op de masterfase.

Staatssecretaris Nijs deelt die zorg. Zij noemt de ontwikkeling van de masterfase het belangrijkste aandachtspunt voor de komende tijd. Nijs heeft begrip voor het feit dat er ,,bij zo’n gigantische operatie als de bama-invoering zich in de eerste fase nog kinderziektes voordoen”. Toch is ze het eens met de inspectie dat de voorlichting over de bama-invoering en de ontwikkeling van de masters in de volgende fase ‘een extra slag’ nodig hebben.

De landelijke studentenorganisatie ISO is niet te spreken over de ‘milde’ opstelling van de onderwijsinspectie. Zo laakt voorzitter Perke Rombouts het feit dat de constatering dat instellingen geen specifieke overgangsregelingen hebben, niet terugkomt in de conclusies. ,,Ze doen alsof de problemen normaal zijn. Wij vinden dat de invoering soepel moet verlopen.”

Rombouts vindt ook dat de onderzoekers te weinig hebben gevraagd naar de mening van studenten. Dat komt pas in een later stadium van de bama-monitor aan de orde. Begin oktober komt het ISO met een eigen bama-evaluatie. Daarvoor heeft de organisatie onlangs zeshonderd eerstejaars in Delft, Tilburg en Utrecht geënquêteerd, en honderden tweedejaars studenten in het hele land.(HOP/OvB)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.