Voor prof.dr.ir Teun Klapwijk, supergeleidingexpert bij nanoscience, zijn de winnaars van de Nobelprijs voor de Natuurkunde geen onbekenden.
/strong>
Klapwijk heeft de Russen Vitaly Ginzburg en Alexei Abrikosov en de Brit Anthony Leggett ontmoet, en kent het belang van hun onderzoek naar het gedrag van supergeleiders onder invloed van sterke uitwendige magneetvelden (Ginzburg en Abrikosov, in de jaren vijftig) en de manier waarop atomen in het zeldzame Helium-3 paren vormen (Leggett, 1970). ,,De invloed van Ginzburg is zo groot dat niemand nog de moeite neemt Ginzburg te citeren, dus hij komt niet voor in de Citation Index”, stelt Klapwijk spijtig vast. ,,Maar zijn onderzoek is van groot belang geweest: Abrikosov bouwde er op voort.”
Het werk van beide Russen legde de basis voor de zogenaamde type 2-supergeleiders, die onder meer gebruikt worden in deeltjesversnellers en MRI-scanners. Klapwijk: ,,Als je de impact van de supergeleider vergelijkt met die van de transistor, kun je van een zekere tragiek spreken: veel Nobelprijzen, maar relatief weinig toepassingen. Al tref je wel overal ter wereld supergeleidende magneten aan. Iedereen die een MRI-scan voor zijn knietje ondergaat profiteert ervan.”
Maar de Nobelprijs is vooral een waardering voor de grote intellectuele impact van het onderzoek, weet de hoogleraar. ,,De principes van supergeleiding en superfluïditeit kom je tegen in de kernfysica, hoge-energiefysica en de kosmologie.” Zelf maakt Klapwijk gebruik van supergeleidende elektronica voor het ontwikkelen van sensoren voor satellieten en telescopen. Zijn collega bij nanoscience, prof.dr.ir Hans Mooij, kijkt vooral naar de mogelijkheden voor quantum computation.
Toevallig heeft Klapwijk net de autobiografie van de nu 87-jarige Ginzburg gelezen. ,,Hier en daar is het wat breedsprakig, maar Ginzburg is een fascinerende figuur. Zijn visie was altijd veel breder dan zijn eigen onderzoeksgebied. In Moskou liet hij promovendi natuurkunde en sterrenkunde verplicht een lijst lezen met een overzicht van de grote uitdagingen waarvoor die wetenschappen op dat moment stonden.”
Leggett is een ‘op en top Brit’, zegt Klapwijk. ,,Met zijn upper class-accent steekt hij in een enorm tempo zijn betoog af, zodat bijna niemand hem kan volgen. Maar als hij dat merkt, doet het hem oprecht verdriet. Hij waarschuwt in zijn boek ‘Problems of Physics’ voor zelfgenoegzaamheid. Die kan ertoe leiden dat wetenschappers zich te weinig openstellen voor nieuwe ontdekkingen. Leggett is zeer diep en zeer bescheiden.”
Voor prof.dr.ir Teun Klapwijk, supergeleidingexpert bij nanoscience, zijn de winnaars van de Nobelprijs voor de Natuurkunde geen onbekenden.
Klapwijk heeft de Russen Vitaly Ginzburg en Alexei Abrikosov en de Brit Anthony Leggett ontmoet, en kent het belang van hun onderzoek naar het gedrag van supergeleiders onder invloed van sterke uitwendige magneetvelden (Ginzburg en Abrikosov, in de jaren vijftig) en de manier waarop atomen in het zeldzame Helium-3 paren vormen (Leggett, 1970). ,,De invloed van Ginzburg is zo groot dat niemand nog de moeite neemt Ginzburg te citeren, dus hij komt niet voor in de Citation Index”, stelt Klapwijk spijtig vast. ,,Maar zijn onderzoek is van groot belang geweest: Abrikosov bouwde er op voort.”
Het werk van beide Russen legde de basis voor de zogenaamde type 2-supergeleiders, die onder meer gebruikt worden in deeltjesversnellers en MRI-scanners. Klapwijk: ,,Als je de impact van de supergeleider vergelijkt met die van de transistor, kun je van een zekere tragiek spreken: veel Nobelprijzen, maar relatief weinig toepassingen. Al tref je wel overal ter wereld supergeleidende magneten aan. Iedereen die een MRI-scan voor zijn knietje ondergaat profiteert ervan.”
Maar de Nobelprijs is vooral een waardering voor de grote intellectuele impact van het onderzoek, weet de hoogleraar. ,,De principes van supergeleiding en superfluïditeit kom je tegen in de kernfysica, hoge-energiefysica en de kosmologie.” Zelf maakt Klapwijk gebruik van supergeleidende elektronica voor het ontwikkelen van sensoren voor satellieten en telescopen. Zijn collega bij nanoscience, prof.dr.ir Hans Mooij, kijkt vooral naar de mogelijkheden voor quantum computation.
Toevallig heeft Klapwijk net de autobiografie van de nu 87-jarige Ginzburg gelezen. ,,Hier en daar is het wat breedsprakig, maar Ginzburg is een fascinerende figuur. Zijn visie was altijd veel breder dan zijn eigen onderzoeksgebied. In Moskou liet hij promovendi natuurkunde en sterrenkunde verplicht een lijst lezen met een overzicht van de grote uitdagingen waarvoor die wetenschappen op dat moment stonden.”
Leggett is een ‘op en top Brit’, zegt Klapwijk. ,,Met zijn upper class-accent steekt hij in een enorm tempo zijn betoog af, zodat bijna niemand hem kan volgen. Maar als hij dat merkt, doet het hem oprecht verdriet. Hij waarschuwt in zijn boek ‘Problems of Physics’ voor zelfgenoegzaamheid. Die kan ertoe leiden dat wetenschappers zich te weinig openstellen voor nieuwe ontdekkingen. Leggett is zeer diep en zeer bescheiden.”
Comments are closed.