Campus

Ik zag die toekomst niet zitten

Jaap Scholten had nog drie tentamens voor de boeg toen hij stopte met zijn studie industrieel ontwerpen in Delft. Het besef dat hij later als ontwerper de consumptiedrift van de mens moest bevredigen, stond hem enorm tegen.

Over die beslissing hoeft niemand rouwig te zijn. Delft gaf de schrijver veel inspiratie voor zijn romans en verhalen.

Waarom ben je ooit naar Delft gegaan?

,,In mijn familie was het traditie dat je een universitaire studie deed. Daarom heb ik gekozen voor industriële vormgeving in Delft. Het was een soort compromis met mezelf. Ik deed wat in de lijn der verwachtingen lag en ging naar een technische universiteit, terwijl de opleiding zelf niet zo technisch is.”

Was die studie daarom niet gedoemd te mislukken?

,,Nee, het leek mij een goede keus. Ik wilde graag iets creatiefs doen. Ik moet zeggen dat ik nog steeds graag dingen maak; kasten, tafels. Samen met een vriend heb ik een meubelwerkplaats gehad in de oude stookkelders van een oud nonnenziekenhuis op de Bagijnhof. Dat was een studentenhuis. We hebben daar nog muren gemetseld om aparte ruimtes voor spuiten en lassen te maken. Ik heb een mateloze bewondering voor mensen die dingen maken. Of dat nu een timmerman is, een vioolbouwer of een scheepsbouwer.”

Kwamen je verwachtingen over de studie uit?

,,Het viel me tegen hoe theoretisch de opleiding was. Je leert over heel veel een beetje; materiaalkunde, vormgeving, ergonomie. Ik heb stage gelopen bij Philips in Parijs, waar ik radio’s moest ontwerpen. Philips heeft in Frankrijk drie merken en daarvoor gebruiken ze dezelfde radio’s. Door de vormgeving worden het drie verschillende merken met drie verschillende prijzen in de winkel. Dat vond ik ontluisterend. Het deed me beseffen dat je als ontwerper werkt voor de industrie, om de consumptiedrift van de mens te bevredigen.”

Hoe ver ben je gekomen?

,,Ik heb vier jaar in Delft gestudeerd, ik had tachtig procent van mijn studie gehaald en moest nog maar drie tentamens doen. Ik heb overigens wel veel geleerd van die studie. Ik ben niet supertechnisch, maar ik kijk graag hoe dingen in elkaar zitten. Meer dan de gemiddelde schrijver.”

Is dat misschien genetisch bepaald, omdat je uit een technische familie komt? Je grootvader was Frans Stork, de laatste directeur van de Stork Machinefabriek.

,,Het is maar een kant van de familie die zo technisch is. Ik heb oude schriftjes gezien van mijn grootvaders, die op hun twaalfde al stoommachines uittekenden. Dat talent heb ik nooit gehad. Mijn broer, die mijnbouw heeft gedaan in Delft, is wel heel technisch.”

Nooit spijt gehad dat je voortijdig bent gestopt?

,,Soms heb ik er de pest over in. Dat is het idee dat je ergens aan bent begonnen en het niet hebt afgemaakt. Het is raar om dat laatste stukje niet te doen. Tegelijkertijd ben ik blij dat ik de beslissing heb genomen. Daardoor is mijn leven een andere kant op gegaan. Ik herinner me dat het me toen ook opeens tegenstond dat het geen oerberoep was. Ik had een periode waarin ik alleen van oerberoepen hield: soldaat, arts, boer, dominee, schrijver. Ik wilde een beroep doen wat niet verzonnen is. Nee, uiteindelijk zag ik die toekomst niet zitten.”

Frederik, de hoofdpersoon in je debuutroman ‘Tachtig’, lijkt verdacht veel op jou. Een telg uit een vermogende Twentse textielfamilie die voortijdig is gestopt met zijn studie in Delft.

,,Er zit veel autobiografisch materiaal in, maar het is wel een roman. Theu Boermans van Theatergroep de Trust, die het boek wil verfilmen, zegt altijd over ‘Tachtig’ dat het gaat over het ontstaan van een kunstenaar. Als kunstenaar plaats je je buiten de maatschappij. Dat is heel sterk het gevoel dat ik heb. Ik stopte met die studie uit angst voor wat daarna zou komen. Ik zag het totaal niet zitten om in het bedrijfsleven te werken. Die echte ontwerpers spraken mij ook niet aan. Hun maniertjes en hun houding stonden mij tegen.”

De twijfels over je studie, het enorme contrast tussen thuis en de stad waarin je studeert % voor mij is het heel herkenbaar. Maar heeft de huidige generatie studenten dat nog wel?

,,Dat gevoel van cultuurverschil is iets van alle tijden. Je gaat weg bij je ouders, een ander leven tegemoet.”

Had je aansluiting met je medestudenten?

,,Jazeker, ik heb het erg leuk gehad in Delft. Met mijn vriend Knud maakte ik meubels, met een andere vriend veel affiches. Voor Studium Generale, en natuurlijk voor feestjes. Ik speelde rugby en deed aan toneel. Ik woonde in de Goeman Borgesiusstraat 2, een studentenhuis van het corps vlakbij de gistfabriek. Bij het corps was ik een soort dissident-lid. Ik streed daar altijd metiedereen.”

Was je toen al bezig met schrijven?

,,Ik heb ongelooflijk veel gelezen in Delft: Flaubert, Celine, Bukowski. Daardoor is ook het idee ontstaan om te gaan schrijven. Ik heb duizenden brieven geschreven in die tijd. Nadat ik was gestopt met studeren, heb ik een jaar gereisd en ontelbaar veel baantjes gehad. Schoongemaakt in de haven, achter de bar gewerkt bij Lantaren-Venster in Rotterdam. Ook heb ik veel geholpen met opbouwen van feesten en theatervoorstellingen.”

Heb je ook tijdens je studie gewerkt?

,,Met een aantal jongens werkte ik in de haven. Een huisgenoot was een soort uitzendbureautje van studenten begonnen. Dat was vrij goor werk. Bijvoorbeeld glaswol weghalen uit een grote elektriciteitscentrale. Je had van die pakken aan, maar de glaswol kwam overal doorheen. Of we moesten grote tanks in Pernis in, daar zat een soort oliedrab in die we bij elkaar moesten vegen. Je kreeg honderd gulden voor een nacht werk en dat was in die tijd best veel.”

Kreeg je geen toelage van je vermogende familie?

,,Ik heb nooit geld van mijn familie gehad. Ik kom uit een familie waar je nooit materieel werd verwend. Mijn vader vulde mijn beurs aan met een paar honderd gulden. Toen ik ophield met studeren, stopte die toelage ook onmiddellijk. Dezelfde dag nog. Ik kon rondkomen zonder erbij te werken, maar als ik op vakantie wilde moest ik wel werken.”

Ik heb soms de indruk dat alle studenten in Delft geld van pappie en mammie krijgen.

,,Nu is dat misschien anders. Het heeft met welvaart te maken. Als mensen het zich kunnen permitteren geven ze hun kinderen wat extra.”

Je bent vader van drie kinderen en je werkt thuis. Waar haal je je je inspiratie vandaan?

,,Kijken naar dingen en twijfelen aan dingen zitten in mijn persoonlijkheid. Dan maakt het niet uit waar je je in je leven bevindt. Het leven blijft raadselachtig.”

Als je kinderen hebt, heb je in ieder geval een duidelijk doel in je leven: voor je kinderen zorgen.

,,Kinderen relativeren natuurlijk enorm. Allerlei dingen die je vroeger belangrijk vond, zijn nu ineens minder belangrijk. Maar er blijft een aantal grote universele onderwerpen waarover je kunt schrijven; liefde, ambitie, de dood. We gaan deze zomer naar Hongarije verhuizen. Daar valt veel te doen en te ontdekken.”

Waarom naar Hongarije?

,,Wij vinden dat land erg mooi. Mijn vrouw is half Hongaars en ik houd ontzettend van midden-Europa. Het is nog niet af. Als je met het vliegtuig aankomt en je ziet Nederland vanuit de lucht liggen, dan is het helemaal af. Er valt niets meer te ontdekken.”

Dus in Delft zien we je niet meer.

,,Ik wil nog een keer naar Delft toe om research te doen voor een boek. Mijn oudoom Chuck, die ook voorkomt in mijn laatste verhalenbundel, heeft in Delft gestudeerd. Hij was trouwens ook de eerste importeur van Harley Davidson in Nederland. Ik wil kijken of er nog wat over hem te vinden is.”

Wie is Jaap Scholten?

Jaap Frederik Scholten (1963, Enschede) stopte na vier jaar met zijn studie industrieel ontwerpen aan de TU Delft en studeerde in twee richtingen af aan de kunstacademie in Rotterdam; grafische vormgeving en reclame. Scholtens debuutroman, ‘Tachtig’ (1995), gaat over de 23-jarige Frederik, een telg uit een textielfabrikantengeslacht, die zojuist is gestopt met zijn studie in Delft. De opvolger, ‘Morgenster’ (2000), vertelt het verhaal van twee jongens die vlak na hun geboorte in het ziekenhuis worden verwisseld. Een van de twee heeft een obsessie voor de treinkaping door Molukkers in 1977. In zijn laatste boek, ‘Reisavonturen & bedevaartstochten’ (2002), beschrijft Scholten een serie bedevaartstochten die hij de afgelopen tien jaar maakte.

www.jaapscholten.nl . .

Jaap Scholten had nog drie tentamens voor de boeg toen hij stopte met zijn studie industrieel ontwerpen in Delft. Het besef dat hij later als ontwerper de consumptiedrift van de mens moest bevredigen, stond hem enorm tegen. Over die beslissing hoeft niemand rouwig te zijn. Delft gaf de schrijver veel inspiratie voor zijn romans en verhalen.

Waarom ben je ooit naar Delft gegaan?

,,In mijn familie was het traditie dat je een universitaire studie deed. Daarom heb ik gekozen voor industriële vormgeving in Delft. Het was een soort compromis met mezelf. Ik deed wat in de lijn der verwachtingen lag en ging naar een technische universiteit, terwijl de opleiding zelf niet zo technisch is.”

Was die studie daarom niet gedoemd te mislukken?

,,Nee, het leek mij een goede keus. Ik wilde graag iets creatiefs doen. Ik moet zeggen dat ik nog steeds graag dingen maak; kasten, tafels. Samen met een vriend heb ik een meubelwerkplaats gehad in de oude stookkelders van een oud nonnenziekenhuis op de Bagijnhof. Dat was een studentenhuis. We hebben daar nog muren gemetseld om aparte ruimtes voor spuiten en lassen te maken. Ik heb een mateloze bewondering voor mensen die dingen maken. Of dat nu een timmerman is, een vioolbouwer of een scheepsbouwer.”

Kwamen je verwachtingen over de studie uit?

,,Het viel me tegen hoe theoretisch de opleiding was. Je leert over heel veel een beetje; materiaalkunde, vormgeving, ergonomie. Ik heb stage gelopen bij Philips in Parijs, waar ik radio’s moest ontwerpen. Philips heeft in Frankrijk drie merken en daarvoor gebruiken ze dezelfde radio’s. Door de vormgeving worden het drie verschillende merken met drie verschillende prijzen in de winkel. Dat vond ik ontluisterend. Het deed me beseffen dat je als ontwerper werkt voor de industrie, om de consumptiedrift van de mens te bevredigen.”

Hoe ver ben je gekomen?

,,Ik heb vier jaar in Delft gestudeerd, ik had tachtig procent van mijn studie gehaald en moest nog maar drie tentamens doen. Ik heb overigens wel veel geleerd van die studie. Ik ben niet supertechnisch, maar ik kijk graag hoe dingen in elkaar zitten. Meer dan de gemiddelde schrijver.”

Is dat misschien genetisch bepaald, omdat je uit een technische familie komt? Je grootvader was Frans Stork, de laatste directeur van de Stork Machinefabriek.

,,Het is maar een kant van de familie die zo technisch is. Ik heb oude schriftjes gezien van mijn grootvaders, die op hun twaalfde al stoommachines uittekenden. Dat talent heb ik nooit gehad. Mijn broer, die mijnbouw heeft gedaan in Delft, is wel heel technisch.”

Nooit spijt gehad dat je voortijdig bent gestopt?

,,Soms heb ik er de pest over in. Dat is het idee dat je ergens aan bent begonnen en het niet hebt afgemaakt. Het is raar om dat laatste stukje niet te doen. Tegelijkertijd ben ik blij dat ik de beslissing heb genomen. Daardoor is mijn leven een andere kant op gegaan. Ik herinner me dat het me toen ook opeens tegenstond dat het geen oerberoep was. Ik had een periode waarin ik alleen van oerberoepen hield: soldaat, arts, boer, dominee, schrijver. Ik wilde een beroep doen wat niet verzonnen is. Nee, uiteindelijk zag ik die toekomst niet zitten.”

Frederik, de hoofdpersoon in je debuutroman ‘Tachtig’, lijkt verdacht veel op jou. Een telg uit een vermogende Twentse textielfamilie die voortijdig is gestopt met zijn studie in Delft.

,,Er zit veel autobiografisch materiaal in, maar het is wel een roman. Theu Boermans van Theatergroep de Trust, die het boek wil verfilmen, zegt altijd over ‘Tachtig’ dat het gaat over het ontstaan van een kunstenaar. Als kunstenaar plaats je je buiten de maatschappij. Dat is heel sterk het gevoel dat ik heb. Ik stopte met die studie uit angst voor wat daarna zou komen. Ik zag het totaal niet zitten om in het bedrijfsleven te werken. Die echte ontwerpers spraken mij ook niet aan. Hun maniertjes en hun houding stonden mij tegen.”

De twijfels over je studie, het enorme contrast tussen thuis en de stad waarin je studeert % voor mij is het heel herkenbaar. Maar heeft de huidige generatie studenten dat nog wel?

,,Dat gevoel van cultuurverschil is iets van alle tijden. Je gaat weg bij je ouders, een ander leven tegemoet.”

Had je aansluiting met je medestudenten?

,,Jazeker, ik heb het erg leuk gehad in Delft. Met mijn vriend Knud maakte ik meubels, met een andere vriend veel affiches. Voor Studium Generale, en natuurlijk voor feestjes. Ik speelde rugby en deed aan toneel. Ik woonde in de Goeman Borgesiusstraat 2, een studentenhuis van het corps vlakbij de gistfabriek. Bij het corps was ik een soort dissident-lid. Ik streed daar altijd metiedereen.”

Was je toen al bezig met schrijven?

,,Ik heb ongelooflijk veel gelezen in Delft: Flaubert, Celine, Bukowski. Daardoor is ook het idee ontstaan om te gaan schrijven. Ik heb duizenden brieven geschreven in die tijd. Nadat ik was gestopt met studeren, heb ik een jaar gereisd en ontelbaar veel baantjes gehad. Schoongemaakt in de haven, achter de bar gewerkt bij Lantaren-Venster in Rotterdam. Ook heb ik veel geholpen met opbouwen van feesten en theatervoorstellingen.”

Heb je ook tijdens je studie gewerkt?

,,Met een aantal jongens werkte ik in de haven. Een huisgenoot was een soort uitzendbureautje van studenten begonnen. Dat was vrij goor werk. Bijvoorbeeld glaswol weghalen uit een grote elektriciteitscentrale. Je had van die pakken aan, maar de glaswol kwam overal doorheen. Of we moesten grote tanks in Pernis in, daar zat een soort oliedrab in die we bij elkaar moesten vegen. Je kreeg honderd gulden voor een nacht werk en dat was in die tijd best veel.”

Kreeg je geen toelage van je vermogende familie?

,,Ik heb nooit geld van mijn familie gehad. Ik kom uit een familie waar je nooit materieel werd verwend. Mijn vader vulde mijn beurs aan met een paar honderd gulden. Toen ik ophield met studeren, stopte die toelage ook onmiddellijk. Dezelfde dag nog. Ik kon rondkomen zonder erbij te werken, maar als ik op vakantie wilde moest ik wel werken.”

Ik heb soms de indruk dat alle studenten in Delft geld van pappie en mammie krijgen.

,,Nu is dat misschien anders. Het heeft met welvaart te maken. Als mensen het zich kunnen permitteren geven ze hun kinderen wat extra.”

Je bent vader van drie kinderen en je werkt thuis. Waar haal je je je inspiratie vandaan?

,,Kijken naar dingen en twijfelen aan dingen zitten in mijn persoonlijkheid. Dan maakt het niet uit waar je je in je leven bevindt. Het leven blijft raadselachtig.”

Als je kinderen hebt, heb je in ieder geval een duidelijk doel in je leven: voor je kinderen zorgen.

,,Kinderen relativeren natuurlijk enorm. Allerlei dingen die je vroeger belangrijk vond, zijn nu ineens minder belangrijk. Maar er blijft een aantal grote universele onderwerpen waarover je kunt schrijven; liefde, ambitie, de dood. We gaan deze zomer naar Hongarije verhuizen. Daar valt veel te doen en te ontdekken.”

Waarom naar Hongarije?

,,Wij vinden dat land erg mooi. Mijn vrouw is half Hongaars en ik houd ontzettend van midden-Europa. Het is nog niet af. Als je met het vliegtuig aankomt en je ziet Nederland vanuit de lucht liggen, dan is het helemaal af. Er valt niets meer te ontdekken.”

Dus in Delft zien we je niet meer.

,,Ik wil nog een keer naar Delft toe om research te doen voor een boek. Mijn oudoom Chuck, die ook voorkomt in mijn laatste verhalenbundel, heeft in Delft gestudeerd. Hij was trouwens ook de eerste importeur van Harley Davidson in Nederland. Ik wil kijken of er nog wat over hem te vinden is.”

Wie is Jaap Scholten?

Jaap Frederik Scholten (1963, Enschede) stopte na vier jaar met zijn studie industrieel ontwerpen aan de TU Delft en studeerde in twee richtingen af aan de kunstacademie in Rotterdam; grafische vormgeving en reclame. Scholtens debuutroman, ‘Tachtig’ (1995), gaat over de 23-jarige Frederik, een telg uit een textielfabrikantengeslacht, die zojuist is gestopt met zijn studie in Delft. De opvolger, ‘Morgenster’ (2000), vertelt het verhaal van twee jongens die vlak na hun geboorte in het ziekenhuis worden verwisseld. Een van de twee heeft een obsessie voor de treinkaping door Molukkers in 1977. In zijn laatste boek, ‘Reisavonturen & bedevaartstochten’ (2002), beschrijft Scholten een serie bedevaartstochten die hij de afgelopen tien jaar maakte.

www.jaapscholten.nl . .

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.