Campus

Ik wil artsen beter maken

Hij vindt het ‘schrikbarend’ dat voor het studiehuispakket gezondheid en natuur geen natuurkunde meer nodig is. ,,Jonge mensen die straks arts worden, hebben geen fysica gehad.

Dat kan niet.” Prof.dr.ir. Henk Stassen (67) is een autoriteit op het gebied van de medische techniek en zeer gedreven. Hij wil proberen een opleiding health science & technology op te zetten. ,,We hebben bèta gerichte artsen nodig om vooruit te komen in de geneeskunde.”

Gefeliciteerd met uw vijftigste promovendus.

,,Eigenlijk was het de 55ste. Ik heb ook promoties begeleid in Eindhoven, Amsterdam en Leiden en twee erepromoties in Delft. Maar die tellen niet mee. Mijn vijftigste promovendus was Mark Wentink. Mark heeft zijn proefschrift voortreffelijk verdedigd. Dus het was op zichzelf al een leuke feestelijke stemming. Hij is cum laude gepromoveerd, op eye-hand coordination on minimally invasive surgery.

Wat is dat?

,,Bij een blindedarmoperatie maak je normaal gesproken een snee van vijftien centimeter. Bij minimaal-invasieve chirurgie maak je vier kleine sneetjes van anderhalve centimeter. Door één ga je met een camera naar binnen, en door de andere drie met chirurgische instrumenten. Op een televisiescherm bekijk je wat je doet. Dat levert grote problemen op. Bijvoorbeeld het mirror effect: als je met een mes de buik in gaat en je beweegt het mes naar rechts, gaat hij in de buik naar links. Je bent je driedimensionale zicht kwijt, je kunt niet ergens achter kijken. Daar moet je uiterst voorzichtig mee zijn, want als je met een mesje achter een darm gaat en daar een zenuw of een bloedvat doorsnijdt, dan weet je niet wat de consequenties zijn. Het voordeel van zo’n operatie is dat je heel kleine gaatjes hebt en dus eigenlijk weinig beschadigingen. Vroeger lag je voor een galblaasoperatie een week in het ziekenhuis en had je thuis vijf weken tijd om bij te komen. Tegenwoordig ga je maandag in het ziekenhuis, je wordt ’s middags geholpen en kunt woensdag weer naar huis.”

U hebt zich de laatste jaren volledig gericht op medische techniek. Waarom?

,,Het leuke van dit vakgebied is dat je met technologie bezig bent, met wetenschap en de sociale aspecten erbij. Het multidisciplinaire aspect eraan maakt me zo enthousiast. Ik heb ervan genoten. Mijn promoties lagen in het begin aan de mens-machine kant, de industriële interactie tussen de mens en het te besturen systeem. Regelkamers van kerncentrales en vliegtuigen, schepen en andere industrie. Langzaamaan zijn we die technieken gaan toepassen in de medische techniek. En dat zit nu in de minimaal-invasievechirurgie, in de ontwikkeling van een schouderendoprothese voor reumapatiënten en in bewegingsanalyses van de arm.”

Het lijkt me dankbaar werk, omdat er zoveel mensen mee geholpen kunnen worden.

,, Als je iets maakt voor gehandicapten, heb je een proefpersoon nodig. En als je zo iemand iets geeft waarmee hij of zij heel erg geholpen is, kun je het niet meer afnemen. Dan ben je het prototype gewoon kwijt. Ethisch kun je daar niet onderuit. Dat kun je niet maken. Dat calculeren we in. Je hebt globaal tien prototypes nodig en als het goed gaat ben je ze allemaal kwijt. En als het fout gaat zet je ze aan de kant. Het is vallen en opstaan. Sommige projecten duren jaren en zijn teleurstellend, anderen zijn succesvol. Het is gelukt om een firma – Cannon – op te zetten die communicatieapparatuur voor zwaar gehandicapten maakt. Zij maken een met lichtvlekken te besturen computer, voor bijvoorbeeld dwarslaesiepatiënten.”

Wat doet u verder nog?

Ik zit in de Transportveiligheidsraad, ben bij spoorwegongevallen betrokken. In die raad zitten onder meer technici met kennis over het ontwerpen van railsystemen en beveiliging. Ik doe de ergonomische, menselijke factoren. Ook zit ik in het curatorium van de faculteit Militaire Wetenschappen, van onder andere de Koninklijke Militaire Academie, die het onderwijs en onderzoek bewaakt. Dat zijn dingen aan de zijkant, die vreselijk leuk zijn om te doen. Ik heb ook een aantal hobby’s, waaronder treinmodelbouw. Ik heb een kamer van tien bij drie meter met een treinemplacement. Toen ik ermee begon in 1972 was het nog betaalbaar, maar het is belachelijk duur geworden. Maar het is technisch mooi om te zien wat er kan.”

Wie was uw meest opmerkelijke promovendus?

,,Ik mag zeggen dat ik altijd erg goede studenten heb gehad. Van de vijftig zijn er zeven hoogleraar geworden, van wie een is overleden. Frans van der Helm is Van Leeuwenhoek-hoogleraar aan de TU geworden.”

Relatief veel vrouwen doen het vak medische techniek. Hoe komt dat?

,,Medische techniek heeft iets leuk technisch, het is multidisciplinair en je hebt het gevoel dat je ergens voor zorgt. Ze zeggen altijd dat jongens en meisjes hetzelfde zijn en dat is niet waar. Meisjes hebben een groot sociaal gevoel, ze willen zorgen. Dat zie je in het onderzoek wat ze kiezen: onderzoek waar een zorgfunctie inzit. Globaal veertig procent van de studenten hier zijn meisjes. Een groot deel van de meisjes bij werktuigbouwkunde komt bij ons terecht.”

Zit er verschil in aanpak tussen meisjes en jongens?

,,Een jongen gaat vaak recht op zijn doel af, terwijl een meisje om het doel heen cirkelt, om het van alle kanten te kunnen bekijken. Op een gegeven moment moet je zeggen: nu moet je een keus maken. Ik overdrijf misschien een beetje, maar je ziet het toch. Jongens hebben de neiging om te gauw de ingeslagen weg in te gaan en niet meer verder te kijken.”

Hoeveel vrouwen zijn er bij u gepromoveerd?

,,Vroeger kwam het zelden voor, maar de laatste jaren is ongeveer een derde vrouw. Dat is aan het toenemen. Van mijn zeven hoogleraren is een vrouw, dr. Jenny Dankelman. Zij is ook Van Leeuwenhoek-hoogleraar geworden.”

U hebt officieel al een paar jaar geleden afscheid genomen, toen u 65 jaar werd, maar loopt nog steeds rond op de TU. Hoe lang blijft u nog?

,,Ik heb nog vijf promoties. Dit jaar nog drie, volgend jaar één en het jaar erop nog één. En dan moet ik formeel ophouden, maar dat doe ik niet. Ook maak ik me sterk voor een opleiding health science & technology. Het is schrikbarend dat de minister besloten heeft dat voor het pakket gezondheid en natuur geen natuurkunde meer nodig is. Jonge mensen die straks arts worden, hebben geen fysica gehad. Dat moet orthopedisch chirurg worden en weet het verschil tussen een kracht en een moment niet. En dat kan niet. Delft zou samen met een medische faculteit een opleiding moeten starten met een behoorlijke component meet-, systeem- en regeltechniek, fysica, biologie, chemie, om goede artsen op te leiden. Harvard, de beste medische faculteit in Amerika, en MIT, de beste technische universiteit hebben gezamenlijk een opleiding die health science & technology heet. Die opleiding levert goed gefundeerde, bèta gerichte artsen op. Die groep hebben we nodig om vooruit te komen in de geneeskunde. Dat wil ik proberen op te zetten tussen Delft en een medische faculteit. Ik wil artsen aan de bètagerichte kant proberen beter te maken.”

Wie is Henk Stassen?

Prof.dr.ir. H.G. (Henk) Stassen (67) is al sinds 1964 verbonden aan de TU (toen nog TH) Delft. Hij was vier jaar decaan van de faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek (nu OCP). In oktober 2000 nam hij officieel afscheid als hoofd van de sectie Mens-machine Systemen. Zijn onderzoeksgroep is de afgelopen dertig jaar op zeer diverse terreinen actief geweest. Zoals het ontwikkelen van prothesen, de dynamica van menselijke ledematen, maar ook de stabiliteit van fietsers en de supervisie van industriële processen. Onlangs zag hij zijn vijftigste promovendus promoveren.

Hij vindt het ‘schrikbarend’ dat voor het studiehuispakket gezondheid en natuur geen natuurkunde meer nodig is. ,,Jonge mensen die straks arts worden, hebben geen fysica gehad. Dat kan niet.” Prof.dr.ir. Henk Stassen (67) is een autoriteit op het gebied van de medische techniek en zeer gedreven. Hij wil proberen een opleiding health science & technology op te zetten. ,,We hebben bèta gerichte artsen nodig om vooruit te komen in de geneeskunde.”

Gefeliciteerd met uw vijftigste promovendus.

,,Eigenlijk was het de 55ste. Ik heb ook promoties begeleid in Eindhoven, Amsterdam en Leiden en twee erepromoties in Delft. Maar die tellen niet mee. Mijn vijftigste promovendus was Mark Wentink. Mark heeft zijn proefschrift voortreffelijk verdedigd. Dus het was op zichzelf al een leuke feestelijke stemming. Hij is cum laude gepromoveerd, op eye-hand coordination on minimally invasive surgery.

Wat is dat?

,,Bij een blindedarmoperatie maak je normaal gesproken een snee van vijftien centimeter. Bij minimaal-invasieve chirurgie maak je vier kleine sneetjes van anderhalve centimeter. Door één ga je met een camera naar binnen, en door de andere drie met chirurgische instrumenten. Op een televisiescherm bekijk je wat je doet. Dat levert grote problemen op. Bijvoorbeeld het mirror effect: als je met een mes de buik in gaat en je beweegt het mes naar rechts, gaat hij in de buik naar links. Je bent je driedimensionale zicht kwijt, je kunt niet ergens achter kijken. Daar moet je uiterst voorzichtig mee zijn, want als je met een mesje achter een darm gaat en daar een zenuw of een bloedvat doorsnijdt, dan weet je niet wat de consequenties zijn. Het voordeel van zo’n operatie is dat je heel kleine gaatjes hebt en dus eigenlijk weinig beschadigingen. Vroeger lag je voor een galblaasoperatie een week in het ziekenhuis en had je thuis vijf weken tijd om bij te komen. Tegenwoordig ga je maandag in het ziekenhuis, je wordt ’s middags geholpen en kunt woensdag weer naar huis.”

U hebt zich de laatste jaren volledig gericht op medische techniek. Waarom?

,,Het leuke van dit vakgebied is dat je met technologie bezig bent, met wetenschap en de sociale aspecten erbij. Het multidisciplinaire aspect eraan maakt me zo enthousiast. Ik heb ervan genoten. Mijn promoties lagen in het begin aan de mens-machine kant, de industriële interactie tussen de mens en het te besturen systeem. Regelkamers van kerncentrales en vliegtuigen, schepen en andere industrie. Langzaamaan zijn we die technieken gaan toepassen in de medische techniek. En dat zit nu in de minimaal-invasievechirurgie, in de ontwikkeling van een schouderendoprothese voor reumapatiënten en in bewegingsanalyses van de arm.”

Het lijkt me dankbaar werk, omdat er zoveel mensen mee geholpen kunnen worden.

,, Als je iets maakt voor gehandicapten, heb je een proefpersoon nodig. En als je zo iemand iets geeft waarmee hij of zij heel erg geholpen is, kun je het niet meer afnemen. Dan ben je het prototype gewoon kwijt. Ethisch kun je daar niet onderuit. Dat kun je niet maken. Dat calculeren we in. Je hebt globaal tien prototypes nodig en als het goed gaat ben je ze allemaal kwijt. En als het fout gaat zet je ze aan de kant. Het is vallen en opstaan. Sommige projecten duren jaren en zijn teleurstellend, anderen zijn succesvol. Het is gelukt om een firma – Cannon – op te zetten die communicatieapparatuur voor zwaar gehandicapten maakt. Zij maken een met lichtvlekken te besturen computer, voor bijvoorbeeld dwarslaesiepatiënten.”

Wat doet u verder nog?

Ik zit in de Transportveiligheidsraad, ben bij spoorwegongevallen betrokken. In die raad zitten onder meer technici met kennis over het ontwerpen van railsystemen en beveiliging. Ik doe de ergonomische, menselijke factoren. Ook zit ik in het curatorium van de faculteit Militaire Wetenschappen, van onder andere de Koninklijke Militaire Academie, die het onderwijs en onderzoek bewaakt. Dat zijn dingen aan de zijkant, die vreselijk leuk zijn om te doen. Ik heb ook een aantal hobby’s, waaronder treinmodelbouw. Ik heb een kamer van tien bij drie meter met een treinemplacement. Toen ik ermee begon in 1972 was het nog betaalbaar, maar het is belachelijk duur geworden. Maar het is technisch mooi om te zien wat er kan.”

Wie was uw meest opmerkelijke promovendus?

,,Ik mag zeggen dat ik altijd erg goede studenten heb gehad. Van de vijftig zijn er zeven hoogleraar geworden, van wie een is overleden. Frans van der Helm is Van Leeuwenhoek-hoogleraar aan de TU geworden.”

Relatief veel vrouwen doen het vak medische techniek. Hoe komt dat?

,,Medische techniek heeft iets leuk technisch, het is multidisciplinair en je hebt het gevoel dat je ergens voor zorgt. Ze zeggen altijd dat jongens en meisjes hetzelfde zijn en dat is niet waar. Meisjes hebben een groot sociaal gevoel, ze willen zorgen. Dat zie je in het onderzoek wat ze kiezen: onderzoek waar een zorgfunctie inzit. Globaal veertig procent van de studenten hier zijn meisjes. Een groot deel van de meisjes bij werktuigbouwkunde komt bij ons terecht.”

Zit er verschil in aanpak tussen meisjes en jongens?

,,Een jongen gaat vaak recht op zijn doel af, terwijl een meisje om het doel heen cirkelt, om het van alle kanten te kunnen bekijken. Op een gegeven moment moet je zeggen: nu moet je een keus maken. Ik overdrijf misschien een beetje, maar je ziet het toch. Jongens hebben de neiging om te gauw de ingeslagen weg in te gaan en niet meer verder te kijken.”

Hoeveel vrouwen zijn er bij u gepromoveerd?

,,Vroeger kwam het zelden voor, maar de laatste jaren is ongeveer een derde vrouw. Dat is aan het toenemen. Van mijn zeven hoogleraren is een vrouw, dr. Jenny Dankelman. Zij is ook Van Leeuwenhoek-hoogleraar geworden.”

U hebt officieel al een paar jaar geleden afscheid genomen, toen u 65 jaar werd, maar loopt nog steeds rond op de TU. Hoe lang blijft u nog?

,,Ik heb nog vijf promoties. Dit jaar nog drie, volgend jaar één en het jaar erop nog één. En dan moet ik formeel ophouden, maar dat doe ik niet. Ook maak ik me sterk voor een opleiding health science & technology. Het is schrikbarend dat de minister besloten heeft dat voor het pakket gezondheid en natuur geen natuurkunde meer nodig is. Jonge mensen die straks arts worden, hebben geen fysica gehad. Dat moet orthopedisch chirurg worden en weet het verschil tussen een kracht en een moment niet. En dat kan niet. Delft zou samen met een medische faculteit een opleiding moeten starten met een behoorlijke component meet-, systeem- en regeltechniek, fysica, biologie, chemie, om goede artsen op te leiden. Harvard, de beste medische faculteit in Amerika, en MIT, de beste technische universiteit hebben gezamenlijk een opleiding die health science & technology heet. Die opleiding levert goed gefundeerde, bèta gerichte artsen op. Die groep hebben we nodig om vooruit te komen in de geneeskunde. Dat wil ik proberen op te zetten tussen Delft en een medische faculteit. Ik wil artsen aan de bètagerichte kant proberen beter te maken.”

Wie is Henk Stassen?

Prof.dr.ir. H.G. (Henk) Stassen (67) is al sinds 1964 verbonden aan de TU (toen nog TH) Delft. Hij was vier jaar decaan van de faculteit Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek (nu OCP). In oktober 2000 nam hij officieel afscheid als hoofd van de sectie Mens-machine Systemen. Zijn onderzoeksgroep is de afgelopen dertig jaar op zeer diverse terreinen actief geweest. Zoals het ontwikkelen van prothesen, de dynamica van menselijke ledematen, maar ook de stabiliteit van fietsers en de supervisie van industriële processen. Onlangs zag hij zijn vijftigste promovendus promoveren.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.