‘Tachtig procent van alle werkplaatsmedewerkers is overbodig’. Dat is de uitgelekte voorlopige conclusie van een extern advies over de centrale werkplaats. Tijd voor Delta om een kijkje te gaan nemen tussen CNC-frees en vonkverspaander.
De grote hal is verlaten. Geen mensen, alleen machines en de kenmerkende geur van olie en metaalvijlsel. In de verte het geluid van een lintzaag.
,,Ik ben altijd zo vroeg, ergens rond zeven uur. Dan doe ik alles open, maak koffie en zet mijn computer aan. Mijn eerste klanten staan namelijk zo voor de deur”, vertelt Dik van Kuijen. De magazijnmeester geniet van de relatieve rust op deze vroege maandagmorgen. De stilte is voorbij wanneer zijn collega doorgaat met het zagen van staven. Nu nog ruw, straks bewerkt tot trekstaafjes. ,,Daar kunnen ze zo mee aan de slag”, bromt Van Kuijen.
Dit magazijn is hét knooppunt in de bevoorrading van alle werkplaatsen op de TU. In een duizelingwekkend voorraadrek liggen buis en plaatmaterialen. ,,Wij ontvangen hier alle materialen, ook voor de werkplaatsen van de faculteiten. Dat is wel zo handig, omdat we dan kwantumkorting bij leveranciers kunnen bedingen. Zo besparen we de faculteiten een hoop geld. Hier ligt bijvoorbeeld messing voor het IRI. Dat zagen we eerst op een handzaam formaat, zodat het daar in het magazijn past”, zegt Van Kuijen.
De laatste jaren is er een sterke inkrimping geweest van de voorraad van het centraal magazijn gereedschappen en materialen, zoals Van Kuijens’ domein officieel heet. ,,We kunnen gewoon niet alles op voorraad hebben. Er lagen platen roestvast-staal van vijftien centimeter dik. Die raakten in twintig jaar nog niet op en dat is natuurlijk niet meer van deze tijd. Geholpen door een centrale computeradministratie kunnen we nu zonder groot magazijn toch mensen binnen een redelijke tijd van hun spullen voorzien. Maar er liggen nog steeds wel dingen die we echt niet meer kwijtraken.”
Kapje
De plaatwerkerij ligt naast het magazijn. Kees Hoek werkt aan een nieuwe beschermkap voor een lenzenslijpmachine. ,,Deze machine staat normaal bij Natuurkunde. Kijk, eerst zat er zo’n lullig kapje op. Nu willen ze er ook doorheen kunnen kijken”, vertelt Hoek, terwijl hij rustig doorschroeft. ,,Ik was eerst een tijd bezig om de uiteindelijke vorm te bepalen. Dat is lastig, maar dat komt omdat dit niet iets groots is, ook qua maatvoering. Meestal werk ik wel van tekening.”
Dit werk vraagt ook een stuk handigheid, meent Hoek. Het is namelijk een uitzonderlijke geval dat er in de centrale werkplaats serieproducten vervaardigd worden. En dat is voorde meeste werknemers ook het mooie van het werk aan de TU: ,,Als al die bezuinigingsplannen door zouden gaan, dan zou ik het leuke werk hier echt missen. Het houdt me bezig, ook omdat ik in de onderdeelcommissie zit. Maar echt veel zorgen maak ik me niet, er is tegenwoordig zo’n tekort aan technisch personeel dat ze zelfs lassers van vijfenvijftig jaar aannemen. Dan is er voor mij ook nog wel ergens een plaatsje. Toch zou ik liever hierblijven de komende jaren. Ik woon hier vlakbij en het werk is gewoon ontzettend leuk. Trouwens, hoe kan de TU functioneren zonder de vakmensen die hier rondlopen?”
Hoofd
De fijnmechanische afdeling ademt liefde voor haarfijne techniek en grote nauwkeurigheid. Een horlogemaker is een lompe bruut in vergelijking tot de mensen die hier rondlopen en praten over het draadvonken van een ‘gaatje in een ringetje van drietiende millimeter.’
Gerard Hoveling loopt naar zijn werktafel met in zijn handen iets wat er uitziet als een steeds smallere metalen staaf, eindigend in een onderdeel met de diameter van een potloodje. ,,Dit is iets wat nog niet bestaat. Het is een double-tilted koelhouder met hoge resolutie.” Hoveling demonstreert dat de kop, ter grootte van een flinke potloodpunt, niet alleen om zijn eigen as kan draaien, maar ook nog eens kan kantelen. Aansturing gebeurd vanuit het einde van het ‘potlood’. Zo kan wat onder een elektronenmicroscoop ligt heel fijngestuurd gekoeld worden.
Hoveling: ,Je neemt een probleem natuurlijk in je hoofd mee naar huis, blijft er mee bezig. En inderdaad; soms is iets zo allejezus klein, dan is het wel een overwinning als het toch lukt om het te maken. Dat is ook het bijzondere van ons werk; dat je heel nauw samenwerkt met onderzoekers en tot unieke oplossingen komt.”
De grote hal is inmiddels wat voller. Aan de muur hangen de prikborden met berichten over de dreigende sanering. Een uit de kluiten gewassen plak metaal ligt in een freesbank. ,,Het moet een of ander voetstuk worden voor bij de Technisch Physische Dienst. Ik moet vooral op de maatvoering letten. En de vlakke schroefgaten vragen om een speciale nabewerking. Kijk, die spanen moeten netjes met de frees mee omhoog komen”, vertelt Leo Noordervliet naast de CNC-gestuurde freesreus. Als we verderlopen komt hij ons nog eens achterna: ,,Ik was het bijna vergeten te vertellen, maar hij is extra bijzonder omdat je er dubbelgekromde vlakken mee kunt fabriceren.”
Ritueel
In het midden van de werkhal staat een tafel. Eromheen zitten vier mannen omringd door werkplaats-groengekleurde apparaten aan de koffie. Dit ritueel is een overblijfsel van een ludiek protest tegen het afschaffen van de eigen kantine.
,,Maar dat is al zolang als ik hier werk”, lacht Henny van der Ster. Hij is al de hele morgen bezig om de proefstaven af te werken die eerder die dag in het magazijn waren gezaagd.,,Dat is niet echt interessant, maar het moet ook gebeuren. Normaal ben je vrijwel altijd met prototypes bezig.”
René van der Schuur zit naast hem. Hij vertelt over de relatie die een vakman met zijn machine heeft. ,,Ik hou van die draaibank, daar schaam ik me ook niet voor. Iedereen weet het. Je moet weten, toen de draaibank hier nieuw kwam zat er een foto bij. Die ligt nog steeds in mijn lade en zou ik eigenlijk wel mee naar huis willen nemen, zo gek ben ik op dat apparaat. Eigenlijk is het ook een zij”, lacht Van der Schuur
Zijn liefde weegt een slordige 3500 kilogram en beschikt over een revolverkop, waarmee beitels volautomatisch verwisseld kunnen worden. ,,Het is vrij bijzonder dat je zelf zo’n machine mag programmeren. Maar eigenlijk is het doodsimpel.”
De meeste werkzaamheden in de centrale werkplaats worden van tevoren gecalculeerd en uitgewerkt. Van der Schuur gaat daar op zijn eigen manier mee om: ,,Het is voor mij dé uitdaging om de tijd die daarvoor staat te vermorzelen. Ik probeer altijd ergens iets te verbeteren.”
Meisje
Vandaag is een groot deel van het personeel uitgeleend aan faculteiten. Dat verklaard ook de betrekkelijke rust in de hal aan de Landbergstraat. Medewerkers van de centrale werkplaats vangen capaciteitsproblemen op bij IO, Bouwkunde en Lucht- en Ruimtevaart. Özkan Akpinar staat in de werkplaats aan de Drebbelweg en kijkt hoe IO-student Renee zijn werkstuk inspant op een freesmachine. ,,Het gaat wel goed. Ik leg hem uit wat hij moet doen; dat hij op de bewerkingsvolgorde moet letten. Met studenten werken is echt heel leuk.”
Om hen heen een wirwar van stressende studenten die nog voor het einde van de week hun ontwerp- en andere opdrachten moeten inleveren. Toptijden voor de werkplaats. En voor Akpinar, die glimlachend aanwijzingen geeft. ,,Het is vooral leuk om met andere mensen in contact te komen. Al duurt het hier maar kort. Ik heb ook bij Bouwkunde gewerkt en daar heb je een heel blok van acht weken dezelfde studenten om je heen. Dat schept wat meer een band.”
Dieper in het gebouw, verscholen achter een lasscherm zit Martin van der Meer. De bebaarde lasser heeft net een meisje geholpen met het schuren van haar laswerk. ,,Dat moeten wij doen in verband met de veiligheid. Als je met studenten werkt moet je niet alleen op jezelf, maar ook op de student letten. Wat ze allemaal fout doen? Hout verkeerd om onder de lintzaag. Dan kan het blok wegspringen. Of te dicht met hun vingers bij de zaag, dan leer ik ze om te werken met een hulpblokje. Verder zitten hun tekeningen vaak niet al te logisch in elkaar. Maar dat geeft allemaal niet, want nu kan ik mijn ervaring van de afgelopen dertig jaar overbrengen. Nog wel.”
,,,,,
De grote hal is verlaten. Geen mensen, alleen machines en de kenmerkende geur van olie en metaalvijlsel. In de verte het geluid van een lintzaag.
,,Ik ben altijd zo vroeg, ergens rond zeven uur. Dan doe ik alles open, maak koffie en zet mijn computer aan. Mijn eerste klanten staan namelijk zo voor de deur”, vertelt Dik van Kuijen. De magazijnmeester geniet van de relatieve rust op deze vroege maandagmorgen. De stilte is voorbij wanneer zijn collega doorgaat met het zagen van staven. Nu nog ruw, straks bewerkt tot trekstaafjes. ,,Daar kunnen ze zo mee aan de slag”, bromt Van Kuijen.
Dit magazijn is hét knooppunt in de bevoorrading van alle werkplaatsen op de TU. In een duizelingwekkend voorraadrek liggen buis en plaatmaterialen. ,,Wij ontvangen hier alle materialen, ook voor de werkplaatsen van de faculteiten. Dat is wel zo handig, omdat we dan kwantumkorting bij leveranciers kunnen bedingen. Zo besparen we de faculteiten een hoop geld. Hier ligt bijvoorbeeld messing voor het IRI. Dat zagen we eerst op een handzaam formaat, zodat het daar in het magazijn past”, zegt Van Kuijen.
De laatste jaren is er een sterke inkrimping geweest van de voorraad van het centraal magazijn gereedschappen en materialen, zoals Van Kuijens’ domein officieel heet. ,,We kunnen gewoon niet alles op voorraad hebben. Er lagen platen roestvast-staal van vijftien centimeter dik. Die raakten in twintig jaar nog niet op en dat is natuurlijk niet meer van deze tijd. Geholpen door een centrale computeradministratie kunnen we nu zonder groot magazijn toch mensen binnen een redelijke tijd van hun spullen voorzien. Maar er liggen nog steeds wel dingen die we echt niet meer kwijtraken.”
Kapje
De plaatwerkerij ligt naast het magazijn. Kees Hoek werkt aan een nieuwe beschermkap voor een lenzenslijpmachine. ,,Deze machine staat normaal bij Natuurkunde. Kijk, eerst zat er zo’n lullig kapje op. Nu willen ze er ook doorheen kunnen kijken”, vertelt Hoek, terwijl hij rustig doorschroeft. ,,Ik was eerst een tijd bezig om de uiteindelijke vorm te bepalen. Dat is lastig, maar dat komt omdat dit niet iets groots is, ook qua maatvoering. Meestal werk ik wel van tekening.”
Dit werk vraagt ook een stuk handigheid, meent Hoek. Het is namelijk een uitzonderlijke geval dat er in de centrale werkplaats serieproducten vervaardigd worden. En dat is voorde meeste werknemers ook het mooie van het werk aan de TU: ,,Als al die bezuinigingsplannen door zouden gaan, dan zou ik het leuke werk hier echt missen. Het houdt me bezig, ook omdat ik in de onderdeelcommissie zit. Maar echt veel zorgen maak ik me niet, er is tegenwoordig zo’n tekort aan technisch personeel dat ze zelfs lassers van vijfenvijftig jaar aannemen. Dan is er voor mij ook nog wel ergens een plaatsje. Toch zou ik liever hierblijven de komende jaren. Ik woon hier vlakbij en het werk is gewoon ontzettend leuk. Trouwens, hoe kan de TU functioneren zonder de vakmensen die hier rondlopen?”
Hoofd
De fijnmechanische afdeling ademt liefde voor haarfijne techniek en grote nauwkeurigheid. Een horlogemaker is een lompe bruut in vergelijking tot de mensen die hier rondlopen en praten over het draadvonken van een ‘gaatje in een ringetje van drietiende millimeter.’
Gerard Hoveling loopt naar zijn werktafel met in zijn handen iets wat er uitziet als een steeds smallere metalen staaf, eindigend in een onderdeel met de diameter van een potloodje. ,,Dit is iets wat nog niet bestaat. Het is een double-tilted koelhouder met hoge resolutie.” Hoveling demonstreert dat de kop, ter grootte van een flinke potloodpunt, niet alleen om zijn eigen as kan draaien, maar ook nog eens kan kantelen. Aansturing gebeurd vanuit het einde van het ‘potlood’. Zo kan wat onder een elektronenmicroscoop ligt heel fijngestuurd gekoeld worden.
Hoveling: ,Je neemt een probleem natuurlijk in je hoofd mee naar huis, blijft er mee bezig. En inderdaad; soms is iets zo allejezus klein, dan is het wel een overwinning als het toch lukt om het te maken. Dat is ook het bijzondere van ons werk; dat je heel nauw samenwerkt met onderzoekers en tot unieke oplossingen komt.”
De grote hal is inmiddels wat voller. Aan de muur hangen de prikborden met berichten over de dreigende sanering. Een uit de kluiten gewassen plak metaal ligt in een freesbank. ,,Het moet een of ander voetstuk worden voor bij de Technisch Physische Dienst. Ik moet vooral op de maatvoering letten. En de vlakke schroefgaten vragen om een speciale nabewerking. Kijk, die spanen moeten netjes met de frees mee omhoog komen”, vertelt Leo Noordervliet naast de CNC-gestuurde freesreus. Als we verderlopen komt hij ons nog eens achterna: ,,Ik was het bijna vergeten te vertellen, maar hij is extra bijzonder omdat je er dubbelgekromde vlakken mee kunt fabriceren.”
Ritueel
In het midden van de werkhal staat een tafel. Eromheen zitten vier mannen omringd door werkplaats-groengekleurde apparaten aan de koffie. Dit ritueel is een overblijfsel van een ludiek protest tegen het afschaffen van de eigen kantine.
,,Maar dat is al zolang als ik hier werk”, lacht Henny van der Ster. Hij is al de hele morgen bezig om de proefstaven af te werken die eerder die dag in het magazijn waren gezaagd.,,Dat is niet echt interessant, maar het moet ook gebeuren. Normaal ben je vrijwel altijd met prototypes bezig.”
René van der Schuur zit naast hem. Hij vertelt over de relatie die een vakman met zijn machine heeft. ,,Ik hou van die draaibank, daar schaam ik me ook niet voor. Iedereen weet het. Je moet weten, toen de draaibank hier nieuw kwam zat er een foto bij. Die ligt nog steeds in mijn lade en zou ik eigenlijk wel mee naar huis willen nemen, zo gek ben ik op dat apparaat. Eigenlijk is het ook een zij”, lacht Van der Schuur
Zijn liefde weegt een slordige 3500 kilogram en beschikt over een revolverkop, waarmee beitels volautomatisch verwisseld kunnen worden. ,,Het is vrij bijzonder dat je zelf zo’n machine mag programmeren. Maar eigenlijk is het doodsimpel.”
De meeste werkzaamheden in de centrale werkplaats worden van tevoren gecalculeerd en uitgewerkt. Van der Schuur gaat daar op zijn eigen manier mee om: ,,Het is voor mij dé uitdaging om de tijd die daarvoor staat te vermorzelen. Ik probeer altijd ergens iets te verbeteren.”
Meisje
Vandaag is een groot deel van het personeel uitgeleend aan faculteiten. Dat verklaard ook de betrekkelijke rust in de hal aan de Landbergstraat. Medewerkers van de centrale werkplaats vangen capaciteitsproblemen op bij IO, Bouwkunde en Lucht- en Ruimtevaart. Özkan Akpinar staat in de werkplaats aan de Drebbelweg en kijkt hoe IO-student Renee zijn werkstuk inspant op een freesmachine. ,,Het gaat wel goed. Ik leg hem uit wat hij moet doen; dat hij op de bewerkingsvolgorde moet letten. Met studenten werken is echt heel leuk.”
Om hen heen een wirwar van stressende studenten die nog voor het einde van de week hun ontwerp- en andere opdrachten moeten inleveren. Toptijden voor de werkplaats. En voor Akpinar, die glimlachend aanwijzingen geeft. ,,Het is vooral leuk om met andere mensen in contact te komen. Al duurt het hier maar kort. Ik heb ook bij Bouwkunde gewerkt en daar heb je een heel blok van acht weken dezelfde studenten om je heen. Dat schept wat meer een band.”
Dieper in het gebouw, verscholen achter een lasscherm zit Martin van der Meer. De bebaarde lasser heeft net een meisje geholpen met het schuren van haar laswerk. ,,Dat moeten wij doen in verband met de veiligheid. Als je met studenten werkt moet je niet alleen op jezelf, maar ook op de student letten. Wat ze allemaal fout doen? Hout verkeerd om onder de lintzaag. Dan kan het blok wegspringen. Of te dicht met hun vingers bij de zaag, dan leer ik ze om te werken met een hulpblokje. Verder zitten hun tekeningen vaak niet al te logisch in elkaar. Maar dat geeft allemaal niet, want nu kan ik mijn ervaring van de afgelopen dertig jaar overbrengen. Nog wel.”
De grote hal is verlaten. Geen mensen, alleen machines en de kenmerkende geur van olie en metaalvijlsel. In de verte het geluid van een lintzaag.
,,Ik ben altijd zo vroeg, ergens rond zeven uur. Dan doe ik alles open, maak koffie en zet mijn computer aan. Mijn eerste klanten staan namelijk zo voor de deur”, vertelt Dik van Kuijen. De magazijnmeester geniet van de relatieve rust op deze vroege maandagmorgen. De stilte is voorbij wanneer zijn collega doorgaat met het zagen van staven. Nu nog ruw, straks bewerkt tot trekstaafjes. ,,Daar kunnen ze zo mee aan de slag”, bromt Van Kuijen.
Dit magazijn is hét knooppunt in de bevoorrading van alle werkplaatsen op de TU. In een duizelingwekkend voorraadrek liggen buis en plaatmaterialen. ,,Wij ontvangen hier alle materialen, ook voor de werkplaatsen van de faculteiten. Dat is wel zo handig, omdat we dan kwantumkorting bij leveranciers kunnen bedingen. Zo besparen we de faculteiten een hoop geld. Hier ligt bijvoorbeeld messing voor het IRI. Dat zagen we eerst op een handzaam formaat, zodat het daar in het magazijn past”, zegt Van Kuijen.
De laatste jaren is er een sterke inkrimping geweest van de voorraad van het centraal magazijn gereedschappen en materialen, zoals Van Kuijens’ domein officieel heet. ,,We kunnen gewoon niet alles op voorraad hebben. Er lagen platen roestvast-staal van vijftien centimeter dik. Die raakten in twintig jaar nog niet op en dat is natuurlijk niet meer van deze tijd. Geholpen door een centrale computeradministratie kunnen we nu zonder groot magazijn toch mensen binnen een redelijke tijd van hun spullen voorzien. Maar er liggen nog steeds wel dingen die we echt niet meer kwijtraken.”
Kapje
De plaatwerkerij ligt naast het magazijn. Kees Hoek werkt aan een nieuwe beschermkap voor een lenzenslijpmachine. ,,Deze machine staat normaal bij Natuurkunde. Kijk, eerst zat er zo’n lullig kapje op. Nu willen ze er ook doorheen kunnen kijken”, vertelt Hoek, terwijl hij rustig doorschroeft. ,,Ik was eerst een tijd bezig om de uiteindelijke vorm te bepalen. Dat is lastig, maar dat komt omdat dit niet iets groots is, ook qua maatvoering. Meestal werk ik wel van tekening.”
Dit werk vraagt ook een stuk handigheid, meent Hoek. Het is namelijk een uitzonderlijke geval dat er in de centrale werkplaats serieproducten vervaardigd worden. En dat is voorde meeste werknemers ook het mooie van het werk aan de TU: ,,Als al die bezuinigingsplannen door zouden gaan, dan zou ik het leuke werk hier echt missen. Het houdt me bezig, ook omdat ik in de onderdeelcommissie zit. Maar echt veel zorgen maak ik me niet, er is tegenwoordig zo’n tekort aan technisch personeel dat ze zelfs lassers van vijfenvijftig jaar aannemen. Dan is er voor mij ook nog wel ergens een plaatsje. Toch zou ik liever hierblijven de komende jaren. Ik woon hier vlakbij en het werk is gewoon ontzettend leuk. Trouwens, hoe kan de TU functioneren zonder de vakmensen die hier rondlopen?”
Hoofd
De fijnmechanische afdeling ademt liefde voor haarfijne techniek en grote nauwkeurigheid. Een horlogemaker is een lompe bruut in vergelijking tot de mensen die hier rondlopen en praten over het draadvonken van een ‘gaatje in een ringetje van drietiende millimeter.’
Gerard Hoveling loopt naar zijn werktafel met in zijn handen iets wat er uitziet als een steeds smallere metalen staaf, eindigend in een onderdeel met de diameter van een potloodje. ,,Dit is iets wat nog niet bestaat. Het is een double-tilted koelhouder met hoge resolutie.” Hoveling demonstreert dat de kop, ter grootte van een flinke potloodpunt, niet alleen om zijn eigen as kan draaien, maar ook nog eens kan kantelen. Aansturing gebeurd vanuit het einde van het ‘potlood’. Zo kan wat onder een elektronenmicroscoop ligt heel fijngestuurd gekoeld worden.
Hoveling: ,Je neemt een probleem natuurlijk in je hoofd mee naar huis, blijft er mee bezig. En inderdaad; soms is iets zo allejezus klein, dan is het wel een overwinning als het toch lukt om het te maken. Dat is ook het bijzondere van ons werk; dat je heel nauw samenwerkt met onderzoekers en tot unieke oplossingen komt.”
De grote hal is inmiddels wat voller. Aan de muur hangen de prikborden met berichten over de dreigende sanering. Een uit de kluiten gewassen plak metaal ligt in een freesbank. ,,Het moet een of ander voetstuk worden voor bij de Technisch Physische Dienst. Ik moet vooral op de maatvoering letten. En de vlakke schroefgaten vragen om een speciale nabewerking. Kijk, die spanen moeten netjes met de frees mee omhoog komen”, vertelt Leo Noordervliet naast de CNC-gestuurde freesreus. Als we verderlopen komt hij ons nog eens achterna: ,,Ik was het bijna vergeten te vertellen, maar hij is extra bijzonder omdat je er dubbelgekromde vlakken mee kunt fabriceren.”
Ritueel
In het midden van de werkhal staat een tafel. Eromheen zitten vier mannen omringd door werkplaats-groengekleurde apparaten aan de koffie. Dit ritueel is een overblijfsel van een ludiek protest tegen het afschaffen van de eigen kantine.
,,Maar dat is al zolang als ik hier werk”, lacht Henny van der Ster. Hij is al de hele morgen bezig om de proefstaven af te werken die eerder die dag in het magazijn waren gezaagd.,,Dat is niet echt interessant, maar het moet ook gebeuren. Normaal ben je vrijwel altijd met prototypes bezig.”
René van der Schuur zit naast hem. Hij vertelt over de relatie die een vakman met zijn machine heeft. ,,Ik hou van die draaibank, daar schaam ik me ook niet voor. Iedereen weet het. Je moet weten, toen de draaibank hier nieuw kwam zat er een foto bij. Die ligt nog steeds in mijn lade en zou ik eigenlijk wel mee naar huis willen nemen, zo gek ben ik op dat apparaat. Eigenlijk is het ook een zij”, lacht Van der Schuur
Zijn liefde weegt een slordige 3500 kilogram en beschikt over een revolverkop, waarmee beitels volautomatisch verwisseld kunnen worden. ,,Het is vrij bijzonder dat je zelf zo’n machine mag programmeren. Maar eigenlijk is het doodsimpel.”
De meeste werkzaamheden in de centrale werkplaats worden van tevoren gecalculeerd en uitgewerkt. Van der Schuur gaat daar op zijn eigen manier mee om: ,,Het is voor mij dé uitdaging om de tijd die daarvoor staat te vermorzelen. Ik probeer altijd ergens iets te verbeteren.”
Meisje
Vandaag is een groot deel van het personeel uitgeleend aan faculteiten. Dat verklaard ook de betrekkelijke rust in de hal aan de Landbergstraat. Medewerkers van de centrale werkplaats vangen capaciteitsproblemen op bij IO, Bouwkunde en Lucht- en Ruimtevaart. Özkan Akpinar staat in de werkplaats aan de Drebbelweg en kijkt hoe IO-student Renee zijn werkstuk inspant op een freesmachine. ,,Het gaat wel goed. Ik leg hem uit wat hij moet doen; dat hij op de bewerkingsvolgorde moet letten. Met studenten werken is echt heel leuk.”
Om hen heen een wirwar van stressende studenten die nog voor het einde van de week hun ontwerp- en andere opdrachten moeten inleveren. Toptijden voor de werkplaats. En voor Akpinar, die glimlachend aanwijzingen geeft. ,,Het is vooral leuk om met andere mensen in contact te komen. Al duurt het hier maar kort. Ik heb ook bij Bouwkunde gewerkt en daar heb je een heel blok van acht weken dezelfde studenten om je heen. Dat schept wat meer een band.”
Dieper in het gebouw, verscholen achter een lasscherm zit Martin van der Meer. De bebaarde lasser heeft net een meisje geholpen met het schuren van haar laswerk. ,,Dat moeten wij doen in verband met de veiligheid. Als je met studenten werkt moet je niet alleen op jezelf, maar ook op de student letten. Wat ze allemaal fout doen? Hout verkeerd om onder de lintzaag. Dan kan het blok wegspringen. Of te dicht met hun vingers bij de zaag, dan leer ik ze om te werken met een hulpblokje. Verder zitten hun tekeningen vaak niet al te logisch in elkaar. Maar dat geeft allemaal niet, want nu kan ik mijn ervaring van de afgelopen dertig jaar overbrengen. Nog wel.”
Comments are closed.